ECLI:NL:RBOBR:2019:3011

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 mei 2019
Publicatiedatum
28 mei 2019
Zaaknummer
01/879801-18
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van doodslag en het wegmaken van een lijk met het oogmerk om de oorzaak van het overlijden te verhelen

Op 29 mei 2019 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van doodslag en het wegmaken van een lijk. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 30 januari 2018 te 's-Hertogenbosch, waar het slachtoffer, [slachtoffer], door de verdachte en zijn mededader(s) om het leven is gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met [medeverdachte 1] het slachtoffer meermalen met een paal op het hoofd heeft geslagen, wat leidde tot de dood van het slachtoffer. Na de fatale aanval hebben de verdachten het levenloze lichaam van het slachtoffer in de Dieze gedumpt om de doodsoorzaak te verbergen. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en deskundigen als betrouwbaar beoordeeld en heeft geoordeeld dat er voldoende bewijs is voor de beschuldigingen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar, met aftrek van voorarrest, en is hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan de benadeelde partijen, inclusief wettelijke rente. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen integraal toegewezen, waarbij de verdachte verplicht werd tot betaling van schadevergoeding.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/879801-18
Datum uitspraak: 29 mei 2019
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 augustus 2018, 15 november 2018, 24 januari 2019, 3 april 2019 en 15 mei 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 17 juli 2018.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, in of omstreeks de periode van 30 januari 2018 tot en met 31 januari 2018, althans in de periode van 30 januari 2018 tot en met 26 maart 2018, te 's-Hertogenbosch, in elk geval in het arrondissement Oost-Brabant,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet,
- (meermalen) met een paal en/of een plank, in elk geval een hard voorwerp, tegen het hoofd, in elk geval tegen het lichaam van die [slachtoffer] geslagen en/of
- (meermalen) enige vorm van hevig uitwendig mechanisch stomp en/of kantig
geweld aangewend op/tegen het hoofd, in elk geval tegen het lichaam van die [slachtoffer] ,
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2.
hij, in of omstreeks de periode van 30 januari 2018 tot en met 31 januari 2018, althans in de periode van 30 januari 2018 tot en met 26 maart 2018, te 's-Hertogenbosch, in elk geval in het arrondissement Oost-Brabant,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om de doodslag op [slachtoffer] , of de oorzaak van het overlijden van die [slachtoffer] te verhelen, het lijk van die [slachtoffer] heeft weggevoerd en/of weggemaakt,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s),
- het lijk van die [slachtoffer] met plastic omwikkeld en/of verzwaard en/of naar de
waterkant gesleept en/of (vervolgens) in de Dieze, in elk geval in het
water, gegooid/gedumpt.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs.
Inleiding.
Verdachte wordt verweten dat hij op of omstreeks 30 januari 2018 te ’s-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd door hem met een hard voorwerp (een paal of een plank) tegen het hoofd, of in ieder geval tegen het lichaam aan te slaan, dan wel enige vorm van geweld heeft aangewend tegen het hoofd of het lichaam (feit 1). Verdachte zou hierna het levenloze lichaam van het slachtoffer in het water hebben achtergelaten om de doodsoorzaak te verhelen (feit 2).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn [medeverdachte 1] [slachtoffer] van het leven heeft beroofd door met een paal op het hoofd van [slachtoffer] in te slaan en dat zij het lichaam van die [slachtoffer] in de Dieze hebben gegooid om de doodslag te verhelen. De officier van justitie heeft partiële vrijspraak gevorderd van het omwikkelen van het lichaam met plastic en het verzwaren daarvan.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft integrale vrijspraak bepleit wegens volstrekt onvoldoende wettig, maar zeker overtuigend bewijs dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Het dossier bevat geen objectieve en directe bewijsmiddelen. Het is niet komen vast te staan wanneer [slachtoffer] is overleden, waar hij is overleden, waarmee hij is gedood en door wie. Zelfs is niet komen vast te staan wat de doodsoorzaak was.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank baseert haar oordeel op de navolgende bewijsmiddelen. [1]
Deskundigenrapport van [deskundige 1] .
Er zijn meerdere fracturen van het achterhoofdsbeen, met name aan de linkerzijde met fracturen die doorlopen naar het linkerslaapbeen, het wandbeen beiderzijds, het voorhoofdsbeen en de schedelbasis. Er zijn fracturen ter plaatse van het aangezicht; van de linkerjukbeenboog, de linkerkaakbijholte, de linkeroogkas en het neusbeen. Deze fracturen kunnen verklaard worden door stomp extern inwerkend geweld. De letsels kunnen niet verklaard worden door één geweldsinwerking, er zijn minimaal twee geweldsinwerkingen nodig om de letsel te kunnen verklaren. Er zijn uitgebreide postmortale veranderingen van het lichaam. Op basis van radiologische beeldvorming is de doodsoorzaak functieverlies van de hersenen door stomp extern inwerkende geweldsinwerking op het hoofd. [2]
Deskundigenrapport van [deskundige 2] .
De uitgebreide en ernstige letsels zijn, gelet op ondermeer de aanwezigheid van de bloeduitstorting onder het harde hersenvlies, het gevolg van bij leven opgetreden inwerking van heftig uitwendig mechanisch stomp en/of kantig geweld.
Het overlijden van [slachtoffer] wordt volledig verklaard door verwikkelingen van een ernstig schedeltrauma. [3]
In de bewijsmidelen gebruikt de rechtbank de namen van de betrokkenen zoals ze in het procesdossier voorkomen, te weten:
  • [verdachte] ;
  • [medeverdachte 2] ;
  • [medeverdachte 1] ;
  • [slachtoffer] .
Verklaring van [getuige 1] .
Op 15 mei 2018 verklaarde [getuige 1] samengevat en zakelijk weergegeven dat hij bij het [instantie] [medeverdachte 2] (fonetisch), [verdachte] en [medeverdachte 1] leerde kennen. Degene die dood was, hoorde bij hun en heette [slachtoffer] . Vlakbij het politiebureau hadden zij [slachtoffer] gedood. Hij hoorde van [medeverdachte 1] dat ze [slachtoffer] hadden afgeslacht. Hij hoorde dat [medeverdachte 1] zei dat [verdachte] met een voorwerp, een plank ofzo, meerdere malen op het hoofd van [slachtoffer] sloeg. [medeverdachte 1] zei dat hij het overnam en meerdere malen sloeg. Hierop vroeg hij aan [medeverdachte 1] wat ze met [slachtoffer] deden. Zij versleepten [slachtoffer] naar een plaats, achter de [bouwmarkt] , waar een groene overkapping of schuur stond en waar een soort strandje is. Daar duwden zij [slachtoffer] in het kanaal. [medeverdachte 1] vertelde dat zij, [medeverdachte 1] en [verdachte] , dit op 30 januari 2018 deden en daarna ergens anders gingen slapen. [medeverdachte 1] vertelde dit op 1 of 2 februari 2018. Hij wist niet waarom [slachtoffer] door [verdachte] en [medeverdachte 1] werd geslagen, maar [slachtoffer] zou op het gebroken been van [medeverdachte 2] gestaan hebben. [medeverdachte 1] vertelde hem dat hij het afgemaakt heeft en dat [slachtoffer] hem op zijn ogen had geslagen. [4]
Verklaring van verdachte [medeverdachte 1] .
Op 17 mei 2018 verklaarde verdachte [medeverdachte 1] , nadat hem was medegedeeld dat hij niet tot antwoorden was verplicht, samengevat en zakelijk weergegeven dat hij, [verdachte] , [medeverdachte 2] en [slachtoffer] bij het strand nabij de [bouwmarkt] in Den Bosch waren gaan liggen. Hij sliep, samen met [medeverdachte 2] en [verdachte] . [slachtoffer] was dronken en begon hen te irriteren. [slachtoffer] wilde tusssen hen in gaan liggen. [verdachte] hield dat niet meer vol. [verdachte] werd boos, pakte die paal en begon [slachtoffer] te slaan. Het slaan gebeurde daar waar zij sliepen, onder de boog. [verdachte] sloeg zonder te kijken. Vervolgens hebben zij hem op het zand getrokken. Hij zag hoe [slachtoffer] stikte in het bloed. Zij hebben hem in het water gegooid naast die boog, bij de aanlegsteiger. Hij heeft [slachtoffer] nog twee keer geslagen ofzo, vanwege die ogen. Hij heeft met dezelfde paal geslagen als waarmee [verdachte] sloeg en daarna de paal in het water gegooid. [5]
Op vrijdag 25 mei 2018 verklaarde [medeverdachte 1] , nadat hem was verteld dat hij niet tot antwoorden was verplicht, samengevat en zakelijk weergegeven dat hij zag dat [verdachte] met de paal tegen [slachtoffer] sloeg en dat hij daarbij niets zei of riep. Hij zag dat [slachtoffer] op wilde staan, maar hem dat niet lukte. Hij verklaarde dat [verdachte] zeker meer dan twee keer sloeg en dat [verdachte] de paal met beide handen vasthield. Hij zag dat [verdachte] , bij elke slag, vanaf boven zijn schouder aanhaalde. Hij hoorde dat [slachtoffer] geen lucht kon happen en stikte. Hij voelde toen aan het lichaam van [slachtoffer] en vanwege geen hartslag wist hij dat [slachtoffer] dood was. Samen met [verdachte] legde hij [slachtoffer] op het zeil. Samen met [verdachte] tilden ze [slachtoffer] met behulp van het zeil op. Vanwege de zwaarte sleepten ze [slachtoffer] nog een stukje en droegen hem vervolgens van een trapje af naar een steiger. Vanaf deze steiger gooide hij samen met [verdachte] , [slachtoffer] in het water. Hij verklaarde dat [slachtoffer] direct naar de bodem zonk. [6]
Verklaring van [getuige 2]
Op 11 juli 2018 werd [getuige 2] als getuige gehoord. Zakelijk weergegeven verklaarde hij dat hij van [verdachte] had gehoord dat ‘we’ een man hadden gedood en verdronken. [verdachte] had hem verteld dat ‘ze’ hem hadden gedood met een dikker stuk hout en ze hem in het kanaal hadden laten verdrinken. [verdachte] had hem de foto getoond die daar staat waar het eten wordt opgehaald [de rechtbank:
[instantie]] en gezegd dat het die [persoon] was. [7]
Verklaring van verdachte [medeverdachte 2] .
Op dinsdag 29 mei 2018 werd [medeverdachte 2] gehoord. Zakelijk weergegeven verklaarde hij dat hij, [verdachte] en [medeverdachte 1] omstreeks 19.00 uur onder de afdekking op [stadsstrand] zijn gaan liggen. [slachtoffer] kwam hier na 30 á 40 minuten bij. Hij verklaarde dat [slachtoffer] hem per ongeluk tegen zijn been schopte en hij het hierop uitschreeuwde van de pijn. Hij verklaarde dat [medeverdachte 1] ruzie kreeg met [slachtoffer] en dat [verdachte] zich bij deze ruzie aansloot. Hij verklaarde dat [medeverdachte 1] [slachtoffer] verweet dat hij ( [slachtoffer] ) hem ( [medeverdachte 1] ) had geslagen. Hij verklaarde dat dit slaan ook in het gezicht van [medeverdachte 1] zichtbaar was. Hij zag dat [slachtoffer] op zijn rug op een zeil lag. Hij verklaarde dat hij de hartslag van [slachtoffer] controleerde aan beide zijden van diens nek. Hij constateerde geen hartslag en voelde later dat [slachtoffer] steeds kouder werd. Hij verklaarde dat hem werd verteld dat [slachtoffer] een pak slaag had gekregen en hij twee paaltjes naast het zeil zag liggen. Hij verklaarde dat hij zag dat [slachtoffer] in het zeil door twee personen richting de brug werd gesleept en in het water werd gegooid. Hij had niemand zien slaan, maar [medeverdachte 1] had hem verteld dat hij [slachtoffer] had omgebracht. Hij verklaarde dat [verdachte] hem had verteld dat hij ( [verdachte] ) [slachtoffer] tegen zijn gezicht had geslagen. [8]
Tapgesprek [betrokkene 1] - [betrokkene 2] .
Op 31 maart 2018, omstreeks 22:41 uur, belde [betrokkene 1] uit naar de gebruiker van het
telefoonnummer [telefoonnummer 1] (opmerking: [betrokkene 1] noemt de gebruiker “mama”). Een
passages van dit gesprek worden hierbij woordelijk weergegeven:
“ [betrokkene 1] : En hebben ze dan niet over de jongen uit Nederland verteld? Hij is uit een kanaal gevist.
[betrokkene 2] kijkt niet altijd naar het nieuws.
[betrokkene 1] : Het was bij ons in de stad. Hij heeft bij ons bedrijf gewerkt.
[betrokkene 2] : Was dat ook een [persoon] ?
[betrokkene 1] : Ja.
[betrokkene 2] : Echt waar?
[betrokkene 1] : Ja. Het was een [persoon] . Hij was 32 jaar oud.
[betrokkene 2] : Jeetje.
[betrokkene 1] : Hij is uit een kanaal gevist.
[betrokkene 2] : Maar is het bekend of iemand hem... [zin niet afgemaakt]
[betrokkene 1] : Hij is vermoord. Hij is mishandeld. Ze hebben hem in een kanaal gegooid. En hij is
verdronken. Op 30 januari. Hij heeft bij ons bedrijf gewerkt”. [9]
Tapgesprek [medeverdachte 2] - [betrokkene 1] .
Op 8 april 2018, omstreeks 16:24 uur, werd [betrokkene 1] (= [betrokkene 1] ) gebeld door de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] , zijnde [medeverdachte 2] (= [medeverdachte 2] ). Enkele passages van dit gesprek zijn hierbij woordelijk weergegeven:
Passage 01
“ [betrokkene 1] : Luister ze hebben een mens afgemaakt...met z’n drieën.
[medeverdachte 2] : Ik weet het. Ik heb het gehoord.
[betrokkene 1] : En nog meer. Als ze gedronken hebben dan kletsen ze wel...
[medeverdachte 2] : Maar natuurlijk...zij komen er wel achter...ik vertelde tegen [verdachte] dat ze er achter zullen komen... je zult zien...fuck…die vent…zij gaan vingerafdrukken verzamelen...iemand heeft iets gezien en zo niet dan verraden jullie jezelf../ntv/ en dan de bak in, fuck.
[betrokkene 1] : Daarom vermijd ik Den Bosch...dat ze mij of [betrokkene 3] er niet aan koppelen...dat wij hen kennen…want later shit...wordt het een kwestie...
[medeverdachte 2] : Maar jou kunnen ze niets doen…waarom maak je je er zorgen over…noch jou, noch hem kunnen ze iets doen...zij zullen jullie verhoren en vragen wat jullie weten en dat is het...de hele situatie, er is geen bewijs en zij kunnen niks doen en omdat het een [persoon] is dan zullen ze er niet dieper erop in gaan. ..maar als iemand het echt heeft gezien...dan wat...zij sturen (hem) terug naar [land] , hij gaat hier even zitten en dan wordt hij terug naar [land] gestuurd en dan krijgt hij een gevangenisstraf van 25 jaar...fuck en dat is het en misschien is het beter zo...shit...25 jaar is te veel...maar als ze minstens 5 jaar krijgen…daar zou ik, denk ik, blij om zijn. Misschien worden ze dan wijzer, nul alcohol, shit...geloof me dat de bak hun leven zou redden.
[betrokkene 1] : In Nederland zouden ze het heel luxe hebben....
[medeverdachte 2] : Nee, niet in Nederland...Nee....dat zou te goed zijn. Nee, niet hier…zij zullen hier niet wijzer worden... naar [land] ...daar worden ze lastig gevallen....alleen daar...en zij worden gedeporteerd, geen probleem. Zij staan hier niet ingeschreven, zij hebben niets...zij zullen tot de zaak vast zitten en daarna zus en zo...1 jaar of maximaal 1,5 jaar blijven ze zitten en dan worden ze gedeporteerd...100%...voor het doden, voor doodslag...100% dat de test van hun vonnis ze in [land] gaan uitzitten…en dan zullen ze zien wat een gevangenis betekent, daar zullen ze een les krijgen…fuck zeg…dat zou goed voor ze zijn, voor die ene maar ook voor die andere…anders putten zij zichzelf uit… [medeverdachte 2] heeft het vooral nodig.
[betrokkene 1] : De ene, de tweede en de derde ook. Want zij waren met z’n drieën.
[medeverdachte 2] : En die derde ook ....fuck... [medeverdachte 2] of hoe hij ook heet...
[betrokkene 1] : Die... [medeverdachte 1] ... [verdachte] en [medeverdachte 2] .
[medeverdachte 2] : Fuck, [verdachte] heeft hem geslagen.
[betrokkene 1] : Ik weet de details niet. [medeverdachte 2] , ik ken de details echt niet.
[medeverdachte 2] : Ik ook niet. Ik weet alleen wat hij mij verteld heeft...hoe moet ik het weten. Het interesseert met geen barst...bij de [supermarkt] (fon.) zag ik een politieauto...toen ik [verdachte] zocht. Ik heb een sigaret opgestoken... ik zeg...kom, ik laat je die mens zien die ik heb afgemaakt en hij liet me...er lag een foto daar waar je het eten ophaalt…snap je…er waren twee zwart-wit foto’s en hij wees op een foto…dat het deze [persoon] is…
[betrokkene 1] : En waarom in godsnaam...je kunt elkaar slaan maar niet doden.”
Passage 02
“ [betrokkene 1] : Weet je waar om het ging? Om bier. Zij gingen ruzie maken en degene die dood
is…he…hij heeft die [medeverdachte 1] in elkaar geslagen...hij had donker blauwe plekken onder zijn ogen...en na drie dagen wilden ze wraak op hem nemen en daarom is het gebeurd.
[medeverdachte 2] : En waarschijnlijk heeft [medeverdachte 2] [verdachte] opgefokt fuck en zo is het gegaan...100%
[betrokkene 1] : [verdachte] , [medeverdachte 2] en die [medeverdachte 1] waren daar. En zoals ik al zei, wij vermijden Den
Bosch...maar ik zelf...ik was ver weg...
[medeverdachte 2] : Maar zij hebben hem uitgevist…en zij doen nu de sectie en zij doen het onderzoek, zij zoeken de getuigen, de schuldigen...vingerafdrukken…en wie er per toeval kon zijn…en het gaat een paar weken duren maar zij zullen er achter komen… [betrokkene 1] , je zult het zien…zij zijn niet dom, tenzij ze het laten liggen…maar ik betwijfel het…ik betwijfel het.
[betrokkene 1] : Maar daarvoor heeft [betrokkene 3] ze gezien…dus ik zeg tegen [betrokkene 3] : vermijd ze…
[medeverdachte 2] : Maar het doet er niet toe dat jij er was, jij hebt er niet aan deelgenomen. Dus…punt uit. Waar heb je het nog over?”. [10]
Nadere bewijsoverwegingen.
Op basis van genoemde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat [slachtoffer] op 30 januari 2018 op of nabij [stadsstrand] te ’s-Hertogenbosch om het leven is gebracht doordat hij door [verdachte] en door verdachte [medeverdachte 1] meermalen met een paaltje op zijn hoofd is geslagen. Op een zeil is [slachtoffer] vervolgens door de verdachten naar de waterkant gesleept en in het water van de Dieze gegooid. De rechtbank overweegt hiertoe nog het volgende.
Betrouwbaarheid van de verklaringen.
De verklaringen van [getuige 1] , [medeverdachte 1] [getuige 2] en [medeverdachte 2] komen naar het oordeel van de rechtbank op essentiële onderdelen overeen en worden door de rechtbank op die onderdelen betrouwbaar geacht. Hoewel er door de verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] soms wisselend wordt verklaard en de verklaringen van verdachten (in een later stadium) kennelijk worden ‘ingekleed’ om de eigen rol in het geheel af te waarderen, heeft de rechtbank, mede gewaardeerd in het licht van de overige onderzoeksbevindingen zoals vervat in het dossier, geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van voornoemde verklaringen die elkaar ondersteunen en versterken op wezenlijke onderdelen.
Alternatief scenario.
De verdediging van [verdachte] heeft de rechtbank willen wijzen op een mogelijk alternatief scenario waarbij er geen sprake is van medeplegen, maar waarbij alleen medeverdachte [medeverdachte 1] verantwoordelijk is voor de dood van [slachtoffer] omdat [medeverdachte 1] eerder ruzie heeft gehad met [slachtoffer] en daardoor een motief had. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet het door de verdediging eerst ter zitting aangedragen scenario, dat niets meer behelst dan een suggestie zonder enige feitelijke of concrete onderbouwing, niet aan de eisen die hieraan blijkens vaste jurisprudentie gesteld mogen worden. Met name niet nu verdachte niets over de avond van 30 januari 2018 heeft willen verklaren en verdachte zelf geen enkel alternatief heeft gegeven voor het door de bewijsmiddelen geschraagde scenario dat hij in de avond van 30 januari 2018 [slachtoffer] , tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] , om het leven heeft gebracht. Het door de verdediging gepresenteerde alternatieve scenario overtuigt in het licht van de bewijsmiddelen volstrekt niet en wordt dan ook niet aannemelijk bevonden.
De voor het overige aangevoerde bewijsverweren
(namelijk: wanneer het slachtoffer is overleden, waar hij is overleden, waarmee hij is gedood en door wie)geven naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding tot een afzonderlijke bespreking daarvan. Zij vinden hun weerlegging in voornoemde uitgewerkte bewijsmiddelen.
Doodsoorzaak.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat verdachte was overleden op het moment dat hij te water raakte. Het rapport van het radiologisch onderzoek van [deskundige 1] is hier duidelijk over: het overlijden van [slachtoffer]
wordtvolledig verklaard door verwikkelingen van een ernstig schedeltrauma. Verdachte heeft samen met [verdachte] het (levenloze) lichaam van [slachtoffer] , op een zeil, naar de waterkant gesleept en het lichaam in het water gegooid. Verdachte verklaart dat hij zeker weet dat [slachtoffer] op dat moment al was overleden nu hij eerst zijn hartslag heeft gecontroleerd. Ook [medeverdachte 2] verklaart dat hij voelde dat [slachtoffer] geen hartslag meer had en hij steeds kouder werd op het moment dat hij op het zeil lag alvorens hij in het water terechtkwam.
Medeplegen.Ten overvloede overweegt de rechtbank dat uit de wijze waarop verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] deze geweldshandelingen hebben uitgevoerd, blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking waarbij de geweldshandelingen naar de uiterlijke verschijningsvorm zodanig gericht waren op het veroorzaken van de dood van [slachtoffer] , dat daaruit voor ieder van hen tenminste het voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] kan worden afgeleid. Uit de samenwerking met betrekking tot het wegmaken van het lichaam van [slachtoffer] , kan eveneens het medeplegen worden afgeleid. De rechtbank zal verdachten vrijspreken voor het omwikkelen van het lichaam van [slachtoffer] met plastic en het verzwaren daarvan.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.
omstreeks 30 januari 2018, te 's-Hertogenbosch,
tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
immers hebben verdachte en zijn mededader met dat opzet,
meermalen met een paal tegen het hoofd van die [slachtoffer] geslagen,
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2.
omstreeks 30 januari 2018, te 's-Hertogenbosch,
tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk om de oorzaak van het overlijden van [slachtoffer] te verhelen,
het lijk van die [slachtoffer] heeft weggemaakt,
immers hebben verdachte en zijn mededader,
het lijk van die [slachtoffer] naar de waterkant gesleept en in de Dieze,
gegooid/gedumpt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en maatregelen.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren, met aftrek van voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht de eis van de officier van justitie te matigen en heeft hierbij verwezen naar een (vergelijkbare) uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 17 mei 2018 (ECLI:NL:GHAMS:2018:1619).
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan het met grof geweld om het leven brengen van [slachtoffer] , enkel en alleen omdat hij vervelend was. Verdachte en zijn mededader hebben het lichaam vervolgens letterlijk in het water gedumpt, hetgeen getuigt van een weerzinwekkend gebrek aan respect.
Door zijn zwijgende en ontkennende proceshouding heeft verdachte bovendien geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en geen inzicht willen geven in de redenen voor het toepassen van dit brute geweld jegens het slachtoffer. De nabestaanden zijn lange tijd in onzekerheid gebleven over het lot van het slachtoffer. Het laatste teken van leven dateerde van 30 januari 2018 en pas op 29 maart 2018 hoorden zij dat het lichaam van hun (stief)zoon en broer met zekerheid kon worden geïdentificeerd. Al die tijd hebben de nabestaanden in onzekerheid geleefd of het slachtoffer was overleden en zo ja, wanneer. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
Kijkend naar de persoon van verdachte, heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte van 22 augustus 2018 waaruit blijkt dat verdachte in Engeland eerder voor een geweldsdelict (zware mishandeling) is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden. Verdachte verkeerde verder tijdens het plegen van de onderhavige delicten (vermoedelijk) onder de invloed van alcohol, hetgeen zijn frustratie heeft doen toenemen en zijn remmingen heeft doen wegnemen. Verdachte heeft zich bij zijn strafbaar handelen niet bekommerd om de gevolgen voor het slachtoffer en heeft de nabestaanden onherstelbaar leed bezorgd.
De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij en in verband met een juiste normhandhaving een vrijheidsbeneming van zeer lange duur op haar plaats. De rechtbank is, in navolging van de officier van justitie, van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf korter dan 15 jaren geen recht doet aan de ernst van het bewezen verklaarde en zal de officier van justitie volgen in zijn strafeis.
De vordering van de [benadeelde 1] ( [wettelijk vertegenwoordiger]
).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering van de minderjarige zoon van het slachtoffer integraal toewijsbaar. De officier van justitie heeft gevorderd de vordering toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht de ingediende vordering niet ontvankelijk te verklaren, gelet op de verzochte vrijspraak, dan wel wegens onvoldoende onderbouwing en een onevenredige belasting van het strafgeding.
Beoordeling.De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 april 2018 tot de dag der algehele voldoening. De rechtbank is van oordeel dat met de beslissing waaruit blijkt dat uitkering van kinderalimentatie uit het alimentatiefonds voor de periode van 1 oktober 2017 tot en met 30 september 2019 is toegekend en met ingang van 1 april 2018 is ingetrokken omdat het slachtoffer (volgens informatie van de moeder in maart 2018 in het buitenland) is komen te overlijden, is komen vast te staan dat er sprake is van rechtstreekse schade.
Door de raadsvrouw van de benadeelde partij is verzocht de vordering tot vergoeding van schade toe te kennen in [valuta] . De rechtbank zal om redenen van uitvoerbaarheid niet meegaan in dat verzoek. De rechtbank wijst de vordering toe in euro’s waarbij de vordering in [valuta] ’s kan worden omgerekend naar de koers van de dag waarop de betaling plaatsvindt.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 april 2018 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De vordering van de [benadeelde 2] ( [wettelijk vertegenwoordiger]
).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering van de minderjarige zoon van het slachtoffer integraal toewijsbaar. De officier van justitie heeft gevorderd de vordering toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht de ingediende vordering niet ontvankelijk te verklaren, gelet op de verzochte vrijspraak, dan wel wegens onvoldoende onderbouwing en een onevenredige belasting van het strafgeding.
Beoordeling.De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 april 2018 tot de dag der algehele voldoening. De rechtbank is van oordeel dat met de beslissing waaruit blijkt dat uitkering van kinderalimentatie uit het alimentatiefonds voor de periode van 1 oktober 2017 tot en met 30 september 2019 is toegekend en met ingang van 1 april 2018 is ingetrokken omdat het slachtoffer (volgens informatie van de moeder in maart 2018 in het buitenland) is komen te overlijden, is komen vast te staan dat er sprake is van rechtstreekse schade.
Door de raadsvrouw van de benadeelde partij is verzocht de vordering tot vergoeding van schade toe te kennen in [valuta] . De rechtbank zal om redenen van uitvoerbaarheid niet meegaan in dat verzoek. De rechtbank wijst de vordering toe in euro’s waarbij de vordering in [valuta] ’s kan worden omgerekend naar de koers van de dag waarop de betaling plaatsvindt.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 april 2018 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De vordering van de [benadeelde 3] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering van de moeder van het slachtoffer voldoende onderbouwd en integraal toewijsbaar. De officier van justitie heeft verzocht de vordering toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren gelet op de verzochte vrijspraak, dan wel wegens onvoldoende onderbouwing van de betaling van de factuur door de benadeelde partij. Ten aanzien van de gevorderde reiskosten, heeft de raadsvrouw van verdachte zich gerefereerd.
Beoordeling.De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 april 2018 (factuurdatum) tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal daarnaast toewijzen de gemaakte proceskosten (reiskosten) ten behoeve van het bijwonen van de zittingen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op € 42,56.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 april 2018 (factuurdatum) tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 47, 57, 63, 151 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

Ten aanzien van feit 1:medeplegen van doodslag Ten aanzien van feit 2:medeplegen van het wegmaken van een lijk met het oogmerk om de oorzaak van hetoverlijden te verhelen.verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

legt op de volgende straf en maatregelen.
Ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 3:
Gevangenisstraf voor de duur van 15 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht

Ten aanzien van feit 1:Maatregel van schadevergoeding van EUR 7134,50 subsidiair 70 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van [benadeelde 1] (vertegenwoordigd door [wettelijk vertegenwoordiger] ), van
een bedrag van EUR 7.134,50 (zegge: zevenduizend honderdvierendertig
euro en vijftig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen
door 70 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding
(post: gederfd levensonderhoud). Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op. Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 april 2018
tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de [benadeelde 1] (vertegenwoordigd
door [wettelijk vertegenwoordiger] ), van een bedrag van EUR 7.134,50 (zegge: zevenduizend honderdvierendertig euro en vijftig eurocent), te weten materiële
schadevergoeding (post: gederfd levensonderhoud).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
1 april 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.

Ten aanzien van feit 1:Maatregel van schadevergoeding van EUR 7134,50 subsidiair 70 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van [benadeelde 2] (vertegenwoordigd door [wettelijk vertegenwoordiger] ), van
een bedrag van EUR 7.134,50 (zegge: zevenduizend honderdvierendertig
euro en vijftig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen
door 70 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding
(post: gederfd levensonderhoud). Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op. Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 april 2018
tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de [benadeelde 2] (vertegenwoordigd
door [wettelijk vertegenwoordiger] ), van een bedrag van EUR 7.134,50 (zegge: zevenduizend honderdvierendertig euro en vijftig eurocent), te weten materiële
schadevergoeding (post: gederfd levensonderhoud).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
1 april 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.

Ten aanzien van feit 1: Maatregel van schadevergoeding van EUR 7064,14 subsidiair 70 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde 3] van een bedrag van EUR 7.064,14 (zegge: zevenduizend vierenzestig euro en veertien eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 70 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding (post: uitvaartkosten en reiskosten).
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 april 2018 (factuurdatum) tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de [benadeelde 3] , van een bedrag van EUR 7.064,14 (zegge: zevenduizend vierenzestig euro en veertien cent), te weten materiële schadevergoeding (post uitvaartkosten en reiskosten).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
14 april 2018 (factuurdatum), tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op 42,56.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.A. Waals, voorzitter,
mr. M.M. Klinkenbijl en mr. T. Kraniotis, leden,
in tegenwoordigheid van mr. N.J.S. Doornbosch, griffier,
en is uitgesproken op 29 mei 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar het procesdossier, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld het proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit bijlagen bij het eindproces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, DRR-TGO OBRAB18004 Goudriaan, pagina 1-1 t/m 32-19;
2.Rapport Radiologisch onderzoek naar aanleiding van een niet natuurlijke dood Maastricht UMC+ Forensische Radiologie (rapportnummer 40/2018) [deskundige 1] d.d. 21 juni 2018, p. 1-42 t/m 1-49 en p. 31-1154 t/m 31-1161 van voornoemd procesdossier / p. 231-238 van voornoemd forensisch dossier.
3.NFI-rapport voorlopige bevindingen [deskundige 2] (arts en patholoog) en [deskundige 3] ((forensisch) arts en patholoog in opleiding) d.d. 28 maart 2018, p. 1-56 t/m 1-59 van voornoemd procesdossier / p. 240-243 van voornoemd forensisch dossier.
4.Proces-verbaal verhoor [getuige 1] d.d. 15 mei 2018, p. 31-647 t/m 31-664 van voornoemd procesdossier.
5.Proces-verbaal van (3e) verhoor [medeverdachte 1] d.d. 17 mei 2018, p. 22-283 t/m 22-304 van voornoemd procesdossier.
6.Proces-verbaal van (5e) verhoor [medeverdachte 1] d.d. 25 mei 2018, p. 22-313 t/m 22-323 van voornoemd procesdossier.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , d.d. 11 juli 2018, p. 31-829 t/m 31-864 van voornoemd procesdossier.
8.Proces-verbaal van (6e) verhoor [medeverdachte 2] d.d. 29 mei 2018, p. 23-317 t/m 23-348 van voornoemd procesdossier.
9.Tapgesprek sessienummer 26 d.d. 31 maart 2018, p. 31-230 t/m 31-231 van voornoemd procesdossier.
10.Tapgesprek sessienummer 167 d.d. 8 april 2018, p. 31-232 t/m 237 van voornoemd procesdossier.