Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
eiseres in conventie,
[eiser sub 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 20 juni 2018 en
- het proces-verbaal van comparitie van 2 oktober 2018.
2.De feiten
is afgetreden als penningmeester per 1 december 2017.
€ 198.858,78 en € 27.200,00 aan [eiser sub 2] respectievelijk Pachanga (terug) te betalen. R.K.V.V. D.E.S.O. is niet overgegaan tot betaling. [eisers sub 1 en 2] heeft beslag doen leggen onder R.K.V.V. D.E.S.O.
14 februari 2018 een factuur aan [eiser sub 2] verzonden ter hoogte van € 12.000,00. [eiser sub 2] heeft deze factuur onbetaald gelaten.
3.Het geschil
in conventie
€ 197.858,78 respectievelijk € 27.200,00 hebben geleend en R.K.V.V. D.E.S.O. deze bedragen niet heeft terugbetaald.
4.De beoordeling
in conventie
De vraag die beantwoord dient te worden, is of daar op dit moment sprake van is.
4.14.7. [eisers sub 1 en 2] heeft ter zitting op de vraag of hij er vertrouwen in had dat het geld ooit terugkwam, geantwoord: “Tja, je moet vertrouwen dat het geld ooit terug gaat komen” en verklaard dat de voetbalvereniging bij wijze van spreken zijn kindje werd en “dan doe je dingen die je redelijkerwijs niet zou doen”, waarmee hij doelde op het geld dat hij in de vereniging heeft gestoken. De andere bestuursleden hebben volgens [eisers sub 1 en 2] ook wel eens hun twijfels geuit of het geld ooit terugbetaald kon worden. Als de kantine nooit zou gaan draaien, zou het lastig worden om hem terug te betalen, verklaart [eisers sub 1 en 2]
€ 13.728,19 afwijzen. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, rente en de beslagkosten worden om die reden ook afgewezen.
4.804,00(2,0 punt × tarief € 2.402,00)
2.148,00(2,0 punt × tarief € 1.074,00)