ECLI:NL:RBOBR:2019:1503

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 maart 2019
Publicatiedatum
18 maart 2019
Zaaknummer
C-01-321746 - HA ZA 17-366
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bodemzaak letselschade met deskundigenonderzoek na verkeersongevallen

In deze bodemzaak, die volgt op een deelgeschilprocedure, staat de letselschade van eiseres centraal, die in juli 2005 betrokken raakte bij een verkeersongeval. De gedaagde, de WAM-verzekeraar van de veroorzaker, heeft de aansprakelijkheid voor de gevolgen van dit ongeval erkend. In 2008 overkomt eiseres een tweede verkeersongeval, waarvoor de gedaagde niet aansprakelijk is. De rechtbank behandelt de vraag in hoeverre de psychische klachten van eiseres samenhangen met het eerste ongeval. Partijen hebben afgesproken om een psychiatrische expertise uit te laten voeren om deze vraag te beantwoorden. De rechtbank benoemt een deskundige en stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van deze deskundige vast.

De rechtbank benadrukt dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. Indien een partij niet aan deze verplichtingen voldoet, kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij. De deskundige moet binnen vier maanden na betaling van het voorschot een schriftelijk rapport indienen, waarin duidelijk moet worden gemaakt op welke stukken het oordeel is gebaseerd. Eiseres krijgt de gelegenheid om gebruik te maken van haar inzage- en blokkeringsrecht met betrekking tot het deskundigenrapport.

De rechtbank heeft de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad verklaard en houdt verdere beslissingen aan tot de zaak op de parkeerrol komt. Dit vonnis is uitgesproken op 6 maart 2019 door mr. O.R.M. van Dam.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/321746 / HA ZA 17-366
Vonnis van 6 maart 2019
in de zaak van
[eiseres conventie/verweerster reconventie],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. Y.B. Boendermaker te Hilversum,
tegen
de naamloze vennootschap
NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. C.W. Gijsbers te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [eiseres conventie/verweerster reconventie] en NN genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het tussenvonnis van 2 januari 2019.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling in conventie en in reconventie

2.1.
De rechtbank zal de onder de beslissing vermelde deskundige benoemen en de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vaststellen op het in de beslissing vermelde bedrag.
2.2.
In een vorige beslissing is al beslist dat NN het voorschot op de kosten van de deskundige moet deponeren.
2.3.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.4.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
2.5.
De rechtbank ziet geen aanleiding om tussentijds hoger beroep van deze tussenbeslissing toe te staan. Zij zal de beslissing over het voorschot ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
2.6.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden

3.De beslissing

De rechtbank,
in conventie en in reconventie
3.1.
benoemt tot deskundige:
drs. J.L.M. Schoutrop,
correspondentieadres: [adres] ,
telefoon: [telefoonnummer] ,
emailadres: [emailadres] ,
het voorschot
3.2.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 1.687,95,
3.3.
bepaalt dat NN het voorschot dient over te maken
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
3.4.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
3.5.
bepaalt dat NN haar procesdossier in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen,
3.6.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats en conform de opdracht zoals verwoord in het vonnis van 2 januari 2019,
3.7.
wijst de deskundige er op dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
  • de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
3.8.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
3.9.
draagt de deskundige op om uiterlijk vier maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
3.10.
wijst de deskundige er op dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
  • dat de deskundige [eiseres conventie/verweerster reconventie] in de gelegenheid moet stellen om gebruik te maken van haar inzage- en blokkeringsrecht als bedoeld in art. 7:464 lid 2 onder b BW en, indien [eiseres conventie/verweerster reconventie] als eerste kennis wenst te nemen van het deskundigenrapport, een concept van dat rapport aan [eiseres conventie/verweerster reconventie] (eventueel onder gesloten couvert via zijn advocaat) moet toesturen en [eiseres conventie/verweerster reconventie] daarbij een termijn van twee weken moet bieden om aan te geven of [eiseres conventie/verweerster reconventie] gebruik wil maken van haar blokkeringsrecht (waarbij [eiseres conventie/verweerster reconventie] zich van commentaar op het concept moet onthouden),
  • dat, indien [eiseres conventie/verweerster reconventie] binnen die termijn mededeelt gebruik te maken van haar blokkeringsrecht, de deskundige de werkzaamheden onmiddellijk moet staken en dit aan de rechtbank moet mededelen,
  • dat, indien [eiseres conventie/verweerster reconventie] geen gebruik maakt van haar inzage- of blokkeringsrecht, de deskundige het concept van het deskundigenrapport aan de advocaten van partijen moet toezenden
3.11.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
3.12.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van
2 oktober 2019,
3.13.
draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
  • indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken of
  • na ontvangst ter griffie van het deskundigenbericht: voor conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van NN op een termijn van vier weken,
3.14.
verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad,
3.15.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.R.M. van Dam en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2019.