In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 1 maart 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee eisers en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Asten. De eisers, eigenaar en gebruiker van een perceel, waren in beroep gegaan tegen een besluit van 1 november 2017, waarbij hen een preventieve last onder dwangsom was opgelegd om te voorkomen dat zij het perceel zouden gebruiken voor bootcampactiviteiten. De rechtbank oordeelde dat de voorgenomen bootcampactiviteiten onder het begrip 'extensief recreatief medegebruik' vallen, zoals gedefinieerd in de planregels, en dat de eisers niet in strijd met het bestemmingsplan handelden. De rechtbank vernietigde het besluit van de gemeente voor zover het de preventieve last onder dwangsom betrof.
Daarnaast was er een geschil over de aanplant van coniferen op het perceel. De rechtbank oordeelde dat de coniferenhaag niet bijdraagt aan de natuur- en landschappelijke waarden van het gebied, omdat coniferen van nature niet in het plangebied voorkomen. De rechtbank bevestigde dat de aanplant van de coniferen in strijd is met het bestemmingsplan en dat de gemeente bevoegd was om handhavend op te treden. Het beroep van de eisers tegen het handhavend optreden werd ongegrond verklaard. De rechtbank veroordeelde de gemeente tot vergoeding van de proceskosten van eiser 2 en het betaalde griffierecht.