ECLI:NL:RBOBR:2018:880

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 februari 2018
Publicatiedatum
27 februari 2018
Zaaknummer
C/01/329807 / HA ZA 18-52
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementspauliana en onrechtmatige daad in het kader van een Ponzi-scheme

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 28 februari 2018, staat de curator van PlanB4you, Pieter Rudolf Dekker, centraal in een civiele procedure tegen Commplus C.V.O.A. en een andere gedaagde. De zaak betreft een faillissementspauliana, waarbij de curator vordert dat de gedaagden worden veroordeeld tot betaling van bedragen die zij onrechtmatig hebben verkregen door mee te werken aan het wegsluizen van vermogen van de failliete vennootschap naar Belgische bankrekeningen. De rechtbank oordeelt dat de primaire grondslag van de vorderingen niet aan artikel 13 van de IVO-I hoeft te worden getoetst, omdat de gedaagden geen tijdig beroep hebben gedaan op deze bepaling. De rechtbank stelt vast dat de onrechtmatige daad, die bestaat uit het benadelen van de gezamenlijke schuldeisers, in Nederland heeft plaatsgevonden. De curator heeft de rechtbank verzocht om de faillissementspauliana nader toe te lichten, waarbij de rechtbank de herkomst van de overgemaakte gelden moet worden onderzocht. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan en bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen voor het nemen van een akte door de curator.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/329807 / HA ZA 18-52
Vonnis van 28 februari 2018
in de zaak van
PIETER RUDOLF DEKKER,
kantoorhoudende te Rosmalen, gemeente ’s‑Hertogenbosch,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
PLANB4YOU B.V.,
eiser,
advocaat mr. F. Ortiz Aldana te Rosmalen,
tegen
1. de coöperatie
COMMPLUS C.V.O.A.,
gevestigd te Eeklo, België,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna de curator, Commplus en [gedaagde sub 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de betekeningsstukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
PlanB4you werd op 15 maart 2016 in staat van faillissement verklaard. Bestuurder van PlanB4you was [naam bestuurder PlanB4you] (hierna [naam bestuurder PlanB4you] ). Zijn dochter [gedaagde sub 2] beheerde de financiën van PlanB4you.
2.2.
[naam bestuurder PlanB4you] , PlanB4you en de Belgische vennootschap Create Commerce BVBA (hierna Create Commerce) werden bij vonnissen van de rechtbank Amsterdam van 4 mei 2016 strafrechtelijk veroordeeld voor het medeplegen van oplichting en gewoontewitwassen in verband met een zgn. Ponzi-scheme.
2.3.
Het Belgische Openbaar Ministerie legde strafrechtelijk beslag op Belgische bankrekeningen van Commplus van totaal € 547.153,51 en van [gedaagde sub 2] van totaal € 82.401,26.
2.4.
Commplus en [gedaagde sub 2] werden in België strafrechtelijk vervolgd voor witwassen. Zij werden in hoger beroep vrijgesproken.

3.Het geschil

3.1.
De curator vordert (samengevat):
1) dat Commplus wordt veroordeeld tot betaling van € 547.153,51 aan de boedel van PlanB4you;
2) dat [gedaagde sub 2] wordt veroordeeld tot betaling van € 82.392,26 aan de boedel van PlanB4you;
3) dat Commplus en [naam bestuurder PlanB4you] hoofdelijk worden veroordeeld in de proceskosten en nakosten vermeerderd met de wettelijke handelsrente.
3.2.
De curator legt aan die vorderingen het volgende ten grondslag.
[naam bestuurder PlanB4you] maakte voor de bedrijfsvoering van PlanB4you (de Ponzi-scheme) gebruik van bankrekeningen van PlanB4you, [naam bestuurder PlanB4you] , Create Commerce en van Commplus en van Paypal-accounts van [gedaagde sub 2] . Nadat het Nederlandse OM op 16 mei 2014 beslag had gelegd, liet [naam bestuurder PlanB4you] de beleggers hun inleg in de Ponzi-scheme overmaken naar de bankrekening van Create Commerce en later naar een bankrekening van [naam bestuurder PlanB4you] zelf. In de periode van 4 juni 2014 tot en met 22 juli 2014 heeft [gedaagde sub 2] in opdracht van [naam bestuurder PlanB4you] totaal € 515.000, overgemaakt van de Belgische bankrekening van Create Commerce naar de bankrekening van Commplus. [gedaagde sub 2] boekte op verzoek van [naam bestuurder PlanB4you] bedragen van PlanB4you over naar Belgische bankrekeningen van Create Commerce, Commplus en zichzelf.
De curator stelt zich primair op het standpunt dat de betalingen op de bankrekeningen van Commplus en [gedaagde sub 2] kwalificeren als paulianeuze rechtshandelingen van PlanB4you die door de curator op grond van artikel 42 van de Faillissementswet (Fw) worden vernietigd.
De curator stelt zich subsidiair op het standpunt dat Commplus en [gedaagde sub 2] onrechtmatig jegens de schuldeisers van PlanB4you hebben gehandeld door hun bankrekeningen ter beschikking te stellen aan [naam bestuurder PlanB4you] en PlanB4you om daarop de met het Ponzi-scheme gegenereerde gelden te stallen en uit het zicht van de justitiële autoriteiten te houden.
De curator meent dat de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van zijn vorderingen en dat daarop het Nederlandse recht van toepassing is.

4.De beoordeling

4.1.
Omdat Commplus en [gedaagde sub 2] hun woonplaats in België hebben en niet zijn verschenen, moet de rechtbank op grond van artikel 28 lid 2 van de EU-Verordening Nr. 1215/2012 (hierna EEX-Vo II) ambtshalve controleren of de dagvaarding tijdig aan hen ter beschikking is gesteld. Dat is het geval. De dagvaarding tegen 17 januari 2018 is op 12 december 2017 door een Belgische deurwaarder aan Commplus en [gedaagde sub 2] betekend.
4.2.
Op grond van artikel 28 lid 1 EEX-Vo II moet de rechtbank ook ambtshalve haar bevoegdheid controleren. Als de rechtbank bevoegd is, moet zij naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad ook ambtshalve nagaan welk recht op de vorderingen van toepassing is.
IPR faillissementspauliana
4.3.
Omdat het faillissement van PlanB4you vóór 26 juni 2017 is uitgesproken, is op dat faillissement nog Verordening (EG) 1346/2000 betreffende insolventieprocedures (hierna IVO-I) van toepassing.
4.4.
Bij arrest van het Europees Hof van Justitie (HvJ) van 12 februari 2009, ECLI:EU:C:2009:83 (Seagon/Deko), is beslist dat artikel 3 lid 1 IVO-I zo moet worden uitgelegd dat de rechterlijke instanties van de lidstaat op wiens grondgebied de insolventieprocedure is geopend, bevoegd zijn om uitspraak te doen over een faillissementspauliana die is gericht tegen een verweerder die zijn statutaire zetel in een andere lidstaat heeft. Omdat het faillissement van PlanB4you in Nederland is uitgesproken, is de rechtbank daarom bevoegd kennis te nemen van de vorderingen tegen Commplus en [gedaagde sub 2] , voor zover die vorderingen op de faillissementspauliana zijn gebaseerd.
4.5.
Op grond van artikel 4 lid 2 onder m IVO-I wordt de faillissementspauliana beheerst door het recht van het land waar de insolventieprocedure is geopend. Dat is in dit geval het Nederlandse recht.
4.6.
In artikel 13 IVO-I is bepaald dat artikel art. 4 lid 2 onder m niet van toepassing is, indien degene die voordeel heeft gehad bij een voor het geheel van schuldeisers nadelige handeling bewijst:
- dat deze handeling onderworpen is aan het recht van een andere lidstaat dan de lidstaat waar de procedure is geopend, en
- dat dat recht in het gegeven geval niet voorziet in de mogelijkheid om die handeling te bestrijden.
4.7.
Bij arrest van de Hoge Raad van 24 oktober 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2468, is
beslist dat naar Nederlands privaatrecht het op het faillissement toepasselijke recht (de 'lex concursus') moet worden toegepast op een faillissementspauliana, maar dat, wanneer het recht dat de aangevochten rechtshandeling beheerst (de 'lex causae') een andere is dan de lex concursus, de vordering niet alleen aan de lex concursus maar ook aan de lex causae moet worden getoetst, zodat de vordering alleen toewijsbaar is indien zowel aan de eisen van de lex concursus als aan die van de lex causae is voldaan. Artikel 13 IVO-I was toen nog niet in werking getreden.
4.8.
De rechtbank is van oordeel dat de lex causae alleen moet worden toegepast als de gedaagde daarop een beroep heeft gedaan. Op grond van artikel 13 IVO-I moet de gedaagde immers bewijzen dat de lex causae niet voorziet in de mogelijkheid om de aangevallen rechtshandeling te bestrijden. Dat op de gedaagde niet alleen de bewijslast maar ook de stelplicht rust, volgt uit het arrest HvJ 8 juni 2017, ECLI:EU:C:2017:433 (Vinyls/Mediterranea), waarin is beslist dat in beginsel de lex concursus van toepassing is op de vorm en de termijn voor het opwerpen van de exceptie van artikel 13 IVO-I en op de vraag of die exceptie ambtshalve kan worden toegepast. Op grond van artikel 128 lid 3 van het Nederlandse Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) moeten alle excepties in de conclusie van antwoord worden opgevoerd op straffe van verval van de niet aangevoerde excepties. De Nederlandse wet voorziet niet in ambtshalve toepassing van excepties als de onderhavige. De rechtbank zal de faillissementspauliana daarom alleen toetsen aan het Nederlandse recht. In het midden kan blijven welk recht van toepassing is op de door de curator vernietigde rechtshandelingen.
IPR Peeters/Gatzen-vordering
4.9.
De subsidiaire grondslag van de vorderingen betreft een zgn. Peeters/Gatzen-vordering, waarbij een vordering op een derde tot schadevergoeding wegens onrechtmatig handelen van die derde jegens schuldeisers van een gefailleerde volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden ingesteld door de curator in het faillissement in het belang van de gezamenlijke schuldeisers. Bij arrest van de Hoge Raad van 8 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2269, zijn prejudiciële vragen gesteld aan het HvJ in verband met de internationale bevoegdheid om kennis te nemen van een zgn. Peeters/Gatzen-vordering en het daarop toepasselijke recht.
4.10.
De rechtbank ziet in dit geval geen reden om de antwoorden van het HvJ op de prejudiciële vragen af te wachten, omdat de rechtbank zich hoe dan ook bevoegd acht om van de vorderingen van de curator kennis te nemen en omdat hoe dan ook het Nederlandse recht van toepassing is op die vorderingen.
4.11.
Als het HvJ oordeelt dat de IVO-I geheel of gedeeltelijk van toepassing is op een Peeters/Gatzen-vordering, dan is doorslaggevend dat het faillissement van PlanB4you in Nederland is uitgesproken. De Nederlandse rechter is dan bevoegd van de Peeters/Gatzen-vordering tegen Commplus en [gedaagde sub 2] kennis te nemen op grond van artikel 3 lid 1 IVO-I. Op grond van artikel 4 lid 2 IVO-I is dan het Nederlandse recht van toepassing.
4.12.
Als het HvJ oordeelt dat de IVO-I niet of niet volledig van toepassing is, dan moeten de internationale rechtsmacht en het toepasselijke recht worden getoetst aan de Europese regels voor een onrechtmatige daad. Op grond van 7 onder 2 EEX-Vo II is het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan, bevoegd ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad. Op grond van artikel 4 lid 1 van Verordening (EG) Nr. 864/2007 (Rome II) is op dergelijke verbintenissen van toepassing het recht van het land waar de schade zich voordoet. In dit geval bestaat de door de curator gestelde onrechtmatige daad eruit dat Commplus en [gedaagde sub 2] de gezamenlijke schuldeisers van PlanB4you hebben benadeeld in hun verhaalsmogelijkheden door mee te werken aan het wegsluizen van het Nederlandse vermogen van PlanB4you, waardoor de schuldeisers zich niet meer op dat vermogen kunnen verhalen. Die gestelde onrechtmatige daad is in Nederland gepleegd, zodat de Nederlandse rechter bevoegd is. Ook de schade doet zich voor in Nederland, zodat het Nederlandse recht van toepassing is.
Inhoudelijk
4.13.
De rechtbank zal de curator in de gelegenheid stellen de primair aan zijn vorderingen ten grondslag gelegde faillissementspauliana nader toe te lichten. Volgens de curator bestonden de door hem vernietigde rechtshandelingen uit het overmaken van gelden van de bankrekening van PlanB4you naar bankrekeningen van Commplus en [gedaagde sub 2] . In ieder geval een bedrag van € 515.000, op de bankrekening van Commpus blijkt echter niet afkomstig te zijn van de bankrekening van PlanB4you maar van de bankrekening van Create Commerce. De curator zal daarom de herkomst van de op de bankrekeningen van Commplus en [gedaagde sub 2] aangetroffen gelden moeten toelichten. Indien en voor zover de gelden van PlanB4you via bankrekeningen van derden zoals Create Commerce terecht zijn gekomen bij Commplus en [gedaagde sub 2] , zal de curator moeten toelichten waarom de overmakingen door derden zoals Create Commerce in zijn visie moeten worden aangemerkt als rechtshandelingen van PlanB4you.
4.14.
Commplus en [gedaagde sub 2] hebben niet betwist dat zij hebben meegewerkt aan het wegsluizen van het vermogen van PlanB4you door hun bankrekeningen daarvoor ter beschikking te stellen. Indien de primaire grondslag van de vorderingen van de curator moet worden verworpen, zijn die vorderingen daarom op grond van de subsidiaire grondslag toewijsbaar.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
28 maart 2018voor het nemen van een akte door de curator over hetgeen is vermeld onder 4.13,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Bik en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2018.