1.5Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit gegrond verklaard en eiseres vanaf 24 mei 2017 in aanmerking gebracht voor 2 uur en 45 minuten huishoudelijke hulp per week in natura. Verweerder heeft de omvang van de huishoudelijke hulp gebaseerd op de Verordening maatschappelijke ondersteuning
’s-Hertogenbosch 2017 en de beleidsregels maatschappelijke ondersteuning
’s-Hertogenbosch 2017, die in werking zijn getreden op 1 januari 2017. De toegekende uren huishoudelijke hulp hebben betrekking op de volgende activiteiten:
- eenpersoonshuishouden zware huishoudelijke taken: 75 minuten;
- eenpersoonshuishouden lichte huishoudelijke taken (gedeeltelijk): 25 minuten;
- wasverzorging (gedeeltelijk): 10 minuten;
- bereiden van maaltijden (gedeeltelijk): 21 minuten;
- strijken: 15 minuten;
- indirecte tijd: 15 minuten.
Daarnaast is in navolging van het advies van TriviumPlus van 23 februari 2017 aan eiseres ten behoeve van de voor- en najaarschoonmaak 2 keer per jaar 1 dagdeel huishoudelijke hulp toegekend.
2. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Zij meent met de toegekende 2 uur en 45 minuten huishoudelijke ondersteuning onvoldoende te worden gecompenseerd in haar gebrek aan zelfredzaamheid. Zij stelt dat de genoemde beleidsregels niet voldoen aan het vereiste dat deze voldoende objectief en inzichtelijk tot stand zijn gekomen. De door verweerder toegepaste normering is in de situatie van eiseres niet toereikend en dient volgens haar dan ook buiten beschouwing te worden gelaten. Voorts heeft eiseres aangevoerd dat er geen rechtsgrond bestond om haar met ingang van 1 januari 2017 minder uren toe te kennen dan waarop zij naar haar mening recht had op 31 december 2016. Daarnaast heeft eiseres nog aangevoerd dat verweerder bij het bestreden besluit ten onrechte het primaire besluit niet heeft herroepen en dat in haar geval geen sprake was van toepassing van artikel 2.3.9 van de Wmo maar van een melding als bedoeld in artikel 2.3.2 van de Wmo waarop een besluit is genomen.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
4. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraken van 11 november 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4262, en 27 januari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:430, geoordeeld dat verweerder op grond van artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevoegd is om ter invulling van het begrip schoon en leefbaar huis beleidsregels vast te stellen. Deze regels mogen echter niet willekeurig zijn en dienen, gelet op de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb, op objectieve criteria te steunen en op deugdelijk onderzoek te berusten. 5. Verweerder heeft bij het bestreden besluit de omvang van de huishoudelijke hulp om in een schoon en leefbaar huis te kunnen wonen gebaseerd op de Verordening maatschappelijke ondersteuning ’s-Hertogenbosch 2017 en de beleidsregels maatschappelijke ondersteuning ’s-Hertogenbosch 2017, die zijn ingegaan op 1 januari 2017. Bijlage 1 bij de beleidsregels bevat een normeringskader hulp bij het huishouden.
6. TriviumPlus heeft in 2016 in opdracht van de gemeente ’s-Hertogenbosch een onderzoek uitgevoerd naar de bestaande werkwijze en naar een objectieve normering van een ‘schoon en leefbaar’ huis. Daarvoor heeft TriviumPlus onder meer veldonderzoek verricht, waarbij twee gecontracteerde zorgaanbieders zijn betrokken en waarbij de toen geldende richtlijnen (“Richtlijn omvang Hulp bij het Huishouden”) in de praktijk middels huisbezoeken zijn getoetst bij 143 cliënten in de periode van 28 juli 2016 tot en met 2 september 2016. Dat hield in dat onderzoekers meekeken tijdens het schoonmaken door de huishoudelijke hulp en daarbij de deeltaken van de diverse noodzakelijke huishoudelijke hulpwerkzaamheden (lichte taken, zware taken, wasverzorging, maaltijden, regie, indirecte tijd en incidentele werkzaamheden) onderzochten en een aantal relevante factoren observeerden, zoals type woning, samenstelling van de leefeenheid en de totaal ingeplande tijd door de zorgaanbieder. De uitkomsten van dit veldonderzoek zijn vastgelegd en geanalyseerd en beschreven in het rapport “Ondersteuning ontwikkeling objectief normenkader hulp bij het huishouden ten behoeve van de gemeente ’s-Hertogenbosch” van TriviumPlus (hierna: het rapport). In hoofdstuk 5 van het rapport staan de vertalingen van de metingen en de resultaten beschreven. Voorts wordt daarin door TriviumPlus een voorstel voor een nieuw normenkader gedaan. Dit normenkader is tot stand gekomen door de normtijden uit de “Richtlijn omvang Hulp bij het Huishouden” te vergelijken met de resultaten van het veldonderzoek en berekeningen te maken met betrekking tot de frequentie waarmee een deeltaak is uitgevoerd. Verweerder heeft dit normenkader overgenomen en in zijn beleidsregels maatschappelijke ondersteuning ’s-Hertogenbosch 2017 opgenomen.
7. De rechtbank is van oordeel dat het veldonderzoek van TriviumPlus, getuige de verslaglegging daarvan in het rapport, deugdelijk en objectief tot stand is gekomen. Dit betekent dat verweerder in redelijkheid de resultaten van dit onderzoek aan zijn beleidsregels en normenkader huishoudelijke hulp ten grondslag kan leggen.
8. De door TriviumPlus genoemde normtijden die in hoofdstuk 5 van het rapport zijn beschreven en die verweerder in zijn beleidsregels heeft overgenomen, volgen echter niet uit de resultaten van het onderzoek van TriviumPlus. Zo zijn de in het veldonderzoek gemeten tijden voor lichte en zware huishoudelijke taken voor een eenpersoonshuishouden en voor was- en strijkwerkzaamheden in een eenpersoonshuishouden hoger dan in hoofdstuk 5 van het rapport beschreven en hoger dan de normtijden die verweerder in zijn beleidsregels heeft opgenomen. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd aangegeven het verschil tussen de gemeten tijden en de vastgestelde normtijden niet te kunnen verklaren. De door verweerder gehanteerde beleidsregel wordt in zoverre niet onderbouwd door deugdelijk onderzoek.
9. Dit betekent dat het bestreden besluit niet is voorzien van een onderbouwing die het bestreden besluit kan dragen. Het beroep is gegrond. Het bestreden zal worden vernietigd wegens strijd met het bepaalde in de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb. Gelet hierop hoeven de overige beroepsgronden van eiseres geen bespreking meer.
10. Uit een oogpunt van finale geschilbeslechting ziet de rechtbank aanleiding om zelf in de zaak te voorzien als bedoeld in artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb en te bepalen dat eiseres in aanmerking komt voor huishoudelijke hulp met een omvang van 3 uur en 30 minuten (zijnde 208 minuten) per week en 2 keer per jaar 1 dagdeel voor voor- en najaarschoonmaak.
De rechtbank heeft zich hierbij gebaseerd op de door TriviumPlus tijdens het veldonderzoek gemeten tijden zoals beschreven in het rapport en op het advies van TriviumPlus van 23 februari 2017:
- lichte werkzaamheden, eenpersoonshuishouden, 49 minuten
- zware werkzaamheden, eenpersoonshuishouden, 125 minuten
- wasverzorging eenpersoonshuishouden, 26 minuten
- strijken eenpersoonshuishouden, 22 minuten
- indirecte tijd, 11 minuten
Totaal 233 minuten per week, te verminderen met 25 minuten per week voor taken die eiseres nog zelf kan verrichten.
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op een totaal bedrag van € 1.002,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor de behandeling ter zitting, met een waarde per punt van € 501,-).