Uitspraak
17 september 2018, 19 september 2018, 25 september 2018, 26 september 2018, 1 oktober 2018, 2 oktober 2018, 5 oktober 2018, 8 oktober 2018, 9 oktober 2018, 10 oktober 2018,
11 oktober 2018, 16 oktober 2018, 17 oktober 2018, 18 oktober 2018, 23 oktober 2018,
24 oktober 2018, 25 oktober 2018, 29 oktober 2018, 30 oktober 2018, 31 oktober 2018,
1 november 2018 en 10 december 2018.
Oordeel rechtbank
Nieuwe ronde, nieuwe kansen’dat op 20 november 2000 aan de Tweede Kamer is aangeboden, blijkt dat vanwege capaciteitsproblemen bij het justitieel apparaat niet altijd werd opgetreden tegen overtredingen van de Wok. [8] Deze situatie werd als ongewenst ervaren. Daarom zijn door het kabinet enkele beleidswijzigingen aangekondigd in de aanpak van illegaal kansspelaanbod. Daarbij is ingezet op een intensivering van de handhaving onder meer door een gecombineerd en integraal handhavingstraject. In dit verband werd medio 2001 onder meer het Projectbureau kansspelen ingesteld. [9]
- waarvan de website, waarop het kansspel gespeeld werd, eindigde op .nl en/of
- waarvan de kansspelwebsite in de Nederlandse taal te raadplegen was, en/of
- die reclame maakte via radio, televisie of in geprinte media reclame gericht op de Nederlandse markt.
Het oordeel van de rechtbank
1 Behoudens het in Titel Va van deze wet bepaalde is het verboden:
1 Gedragingen in strijd met de voorschriften vastgesteld bij of krachtens de artikelen 1, eerste lid, onder a, (…) zijn misdrijven, voor zover zij opzettelijk zijn begaan, en overigens overtredingen.
3 Gedragingen, die in dit artikel als misdrijf of als overtreding zijn aangemerkt, zijn economische delicten in de zin van artikel 1, aanhef en onder 3°, van de Wet op de economische delicten.”
- De websites waren vanuit Nederland bereikbaar, hetgeen al blijkt uit het hiervoor aangehaalde onderzoek door de verbalisanten. Spelers met een Nederlands IP-adres waren niet door enige software uitgesloten van de toegankelijkheid van deze websites;
- De websites waren op 30 oktober 2012 alle gesteld in de Nederlandse taal;
- Websites waren in 2013 op subpagina’s, te weten bij spellen en speluitleggen, in de Nederlandse taal te raadplegen;
- De websites boden alle IDEAL als betalingsmethode aan, dan wel vermeldden dat uitbetaling buiten de Nederlandse grenzen niet mogelijk is;
- Op de websites werden specifieke uitlatingen gedaan in de Nederlandse taal, dan wel wijzend op Nederlandse gerichtheid, zoals bijvoorbeeld een verwijzing naar een Sinterklaasbonus, “Brabantse nachten”;
- Op de websites werd vermeld dat recente winnaars van geldbedragen afkomstig zijn uit Nederlandse provincies;
- Op de websites werd een Nederlandse vlag getoond.
- de domeinnaam [website 5] op 6 juli 2004 is geregistreerd en nadien opvolgend door [bedrijf 4] , [bedrijf 6] , [bedrijf 3] en op 9 juli 2009 door [bedrijf 5] is geregistreerd;
- de domeinnamen [website 1] op 22 februari 2007, [website 3] op 26 januari 2006, [website 4] op 19 juni 2003 zijn geregistreerd en nadien opvolgend door [bedrijf 3] en [bedrijf 5] zijn geregistreerd;
- de domeinnamen [website 6] op 25 september 2006 en [website 7] op 22 februari 2007 zijn geregistreerd, en nadien opvolgend door [bedrijf 3] en [bedrijf 5] zijn geregistreerd;
- de domeinnaam [website 2] op 25 juni 2009 is geregistreerd door [bedrijf 5] .
[bedrijf 4] / [bedrijf 4]is op 8 juni 2004 opgericht in Engeland en op 22 augustus 2006 opgeheven. [medeverdachte 3] is sedert 29 juli 2004 en [medeverdachte 1] sedert 1 april 2005 bestuurder van de vennootschap, en tevens elk voor 50% houder van de aandelen. [bedrijf 4] is vanaf 25 juli 2005 registrant van de website [website 5] . Blijkens de zienswijze van [medeverdachte 1] , ingediend ter terechtzitting van 17 september 2018, “stond het eerste gokkastje online op [website 5] op 18 december 2004.”
[bedrijf 3] ( [bedrijf 3] )is op 9 juni 2006 opgericht in Engeland door [naam 2] en ingeschreven in het register van Companies House. De oprichting door [naam 2] vond, naar hij verklaard heeft, plaats op verzoek van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] . Sedert 9 juni 2006 stond [naam 2] ingeschreven als bestuurder, op 12 november 2007 opgevolgd door [naam 3] . De aandelen werden sedert 20 juni 2006 gehouden door [naam 2] ; sedert 20 juni 2007 was [bedrijf 7] houder van 100% van de aandelen en vanaf 20 juni 2008 was [bedrijf 5] houder van 100% van de aandelen. Op 12 oktober 2010 is de vennootschap opgeheven, waarna op 29 november 2010 een nieuwe vennootschap ( [bedrijf 8] ) met dezelfde naam is opgericht. [naam 3] en [naam 4] zijn dan bestuurder van de vennootschap en 100% van de aandelen worden gehouden door [naam 3] . Per 1 december 2010 wordt [bedrijf 5] bestuurder en 100% aandeelhouder van [bedrijf 3] . In zijn zienswijze heeft [medeverdachte 1] te kennen gegeven dat [bedrijf 3] is opgericht in juni 2006 op voorstel van [naam 2] , zodat spelers konden betalen met creditcard. In dat verband heeft hij besprekingen gevoerd met [naam 5] , welke voorstelde “dat [medeverdachte 3] en ik niet zouden invullen dat we ons bezig hielden met ‘gambling’, omdat banken hier niet heel happig op zouden zijn. Ik hebt dit advies genegeerd (…).”
[bedrijf 5] ( [bedrijf 5] )is als een reeds bestaande vennootschap met de naam [bedrijf 9] op 23 oktober 2006 gekocht op Costa Rica, onder gelijktijdige wijziging van de naam in [bedrijf 5] . [naam 2] heeft hiertoe met name mailcontact gehad met mw. [naam 6] , notaris te Costa Rica, alsmede met mw. [naam 7] , werkzaam bij [bedrijf 10] en personal assistant van [medeverdachte 1] , waaruit blijkt dat een en ander plaats vond op verzoek van [medeverdachte 1] . Als bestuurder van deze vennootschap zijn geregistreerd [naam 2] , [naam 3] , [naam 8] , [naam 4] , [naam 9] . Aandelen werden gehouden door [bedrijf 3] en vervolgens door [bedrijf 11] , een vennootschap in Panama. [medeverdachte 1] heeft in zijn zienswijze verklaard dat [bedrijf 5] werd opgericht in verband met het aanvragen van patenten/licenties voor het aanbieden van kansspelen vanuit Costa Rica. Tevens verwijst de rechtbank ter zake [bedrijf 5] naar hetgeen hiervoor onder “Aanbieder(s)” is overwogen over het eigenaarschap van de zeven websites, waarop kansspelen werden aangeboden.
€ 282.188,55.
Uit het dossier – in het bijzonder het proces-verbaal van bevindingen HSBC bank [bedrijf 3] d.d. 7 november 2013 (ZD02-G 43 en 44) – volgt dat in september 2006 twee bankrekeningen bij HSBC bank zijn geopend op naam van [bedrijf 3] , een Britse pondenrekening en een Euro rekening. Waar er op de Britse pondenrekening zeer beperkt betalingsverkeer heeft plaatsgevonden, werd de Euro rekening in de periode van 1 juli 2007 tot en met juni 2013 uitsluitend gevoed door overboekingen afkomstig van [bedrijf 2] ( [bedrijf 2] ), in totaal tot een bedrag van € 653.594,-. Van dit bedrag is een bedrag van € 536.876,- overgemaakt naar de bankrekening van [medeverdachte 1] / [bedrijf 15] , als hiervoor overwogen.
MedeplegenDe rechtbank is van oordeel dat medeplegen van witwassen door [verdachte] op dit onderdeel niet bewezen kan worden. Zoals [verdachte] ter zitting van 25 september 2018 heeft verklaard, is zij in 2010 in dienst getreden bij [bedrijf 1] . Niet kan worden vastgesteld dat zij daarvoor, in de periode dat het geldbedrag van € 536.876,- werd overgemaakt (van november 2007 tot en met december 2009), werkzaam is geweest bij [bedrijf 1] en in die hoedanigheid iets te maken heeft gehad met de betalingen van [bedrijf 2] naar [bedrijf 3] en van [bedrijf 3] naar de Belgische bankrekening van [medeverdachte 1] / [bedrijf 15] . Ook kan niet worden vastgesteld dat zij – na indiensttreding bij [bedrijf 1] – betrokkenheid heeft gehad bij betalingen van [bedrijf 3] dan wel specifiek dit geldbedrag. De rechtbank spreekt haar dan ook vrij op dit onderdeel.
Witwassen van rechtspersoon [bedrijf 11] (zaaksdossier 02M)In het kader van zaaksdossier 02-M is bij [verdachte] ten laste gelegd dat zij de rechtspersoon [bedrijf 11] heeft witgewassen door hiervan – zo begrijpt de rechtbank – de eigendom of de rechthebbende te verhullen. Met het Openbaar Ministerie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] hiervan dient te worden vrijgesproken.
Uit misdrijf afkomstig
Criminele organisatie (zaaksdossier 03, feit 1)
Overschrijding van de redelijke termijn leidt niet tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de strafvervolging, ook niet in uitzonderlijke gevallen, maar kan wel aanleiding geven tot compensatie van de op te leggen straf.
a. de ingewikkeldheid van de zaak. Daartoe kan bijvoorbeeld worden gerekend de omvang van het verrichte onderzoek, alsmede de gelijktijdige berechting van zaken tegen medeverdachten en/of van andere zaken tegen de verdachte.
b. de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop. Daartoe kan bijvoorbeeld worden gerekend de naleving door de verdachte van wettelijke voorschriften die mede met het oog op de betekening van gerechtelijke stukken in het leven zijn geroepen, en het doen van verzoeken door de verdediging die leiden tot vertraging in de afdoening van de zaak.
c. de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Daartoe kan bijvoorbeeld worden gerekend de mate van voortvarendheid die in het opsporingsonderzoek en/of het onderzoek ter terechtzitting is betracht.
Naar aanleiding van dat onderzoek door de rechter-commissaris, de getuigenverhoren en in verband met de veertien inmiddels ook door het Openbaar Ministerie gedagvaarde rechtspersonen heeft een tweede regiezitting Rykiel plaatsgevonden op 21 januari 2016. Hierna zijn door de rechter-commissaris wederom getuigen gehoord.
Om die reden heeft de rechtbank op 6 oktober 2016 een planningszitting gehouden waarna de rechtbank aan de rechter-commissaris heeft opgedragen een notitie te verspreiden met een inventarisatie van de in beslag genomen stukken waarover door de Hoge Raad reeds een beslissing is genomen en van de in beslag genomen stukken waarover nog een beslissing moest worden genomen. De rechter-commissaris heeft vervolgens op 29 november 2016 een regiebijeenkomst gehouden en is bij brief van 31 mei 2017 tot een afronding van zijn werkzaamheden gekomen.
Resumerend is de rechtbank derhalve van oordeel dat het recht van verdachte op behandeling van zijn strafzaak binnen een redelijke termijn is geschonden en dat deze termijn met een periode van 2 jaren is overschreden. De rechtbank wil in deze zaak niet volstaan met de constatering dat het recht van verdachte op berechting binnen redelijke termijn is geschonden maar verbindt aan deze constatering tevens gevolgen voor wat betreft de aan verdachte op te leggen taakstraf in die zin dat een korting wordt toegepast van 20%. In plaats van een taakstraf voor de duur van 240 uren zal de rechtbank aan verdachte aldus opleggen een taakstraf voor de duur van 200 uren.
taakstrafvoor de duur van
200 urensubsidiair 100 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.