ECLI:NL:RBOBR:2018:6244
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.H. Dworakowski-Kelders
- M.J.A. Vermeulen-van Bree
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor arbeid als zorgondersteuner
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 30 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de beëindiging van haar Ziektewet (ZW) uitkering. Eiseres, die van 5 mei 2015 tot en met 30 november 2016 als zorgondersteuner werkte, meldde zich op 20 december 2016 ziek vanwege toenemende lichamelijke klachten. Het Uwv beëindigde haar ZW-uitkering per 14 november 2017, omdat zij volgens hen weer in staat was haar functie te vervullen. Eiseres ging hiertegen in beroep, stellende dat haar gezondheidsklachten waren toegenomen en dat zij niet in staat was om passend werk te vinden.
De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig tot stand zijn gekomen en geen tegenstrijdigheden bevatten. Eiseres heeft geen medische stukken overgelegd die haar standpunt onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht heeft gesteld dat eiseres op 14 november 2017 weer in staat was om haar functie van zorgondersteuner te verrichten. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en zij kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige medische beoordelingen door het Uwv en de verantwoordelijkheid van de eiseres om haar claims te onderbouwen met medische gegevens. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een onafhankelijke deskundige te benoemen, en de beslissing van het Uwv werd bevestigd.