ECLI:NL:RBOBR:2018:6244

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 november 2018
Publicatiedatum
18 december 2018
Zaaknummer
18/667
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor arbeid als zorgondersteuner

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 30 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de beëindiging van haar Ziektewet (ZW) uitkering. Eiseres, die van 5 mei 2015 tot en met 30 november 2016 als zorgondersteuner werkte, meldde zich op 20 december 2016 ziek vanwege toenemende lichamelijke klachten. Het Uwv beëindigde haar ZW-uitkering per 14 november 2017, omdat zij volgens hen weer in staat was haar functie te vervullen. Eiseres ging hiertegen in beroep, stellende dat haar gezondheidsklachten waren toegenomen en dat zij niet in staat was om passend werk te vinden.

De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig tot stand zijn gekomen en geen tegenstrijdigheden bevatten. Eiseres heeft geen medische stukken overgelegd die haar standpunt onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht heeft gesteld dat eiseres op 14 november 2017 weer in staat was om haar functie van zorgondersteuner te verrichten. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en zij kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige medische beoordelingen door het Uwv en de verantwoordelijkheid van de eiseres om haar claims te onderbouwen met medische gegevens. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een onafhankelijke deskundige te benoemen, en de beslissing van het Uwv werd bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 18/667

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 november 2018 in de zaak tussen

[eiseres], in [woonplaats], eiseres,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder (hierna: Uwv)
(gemachtigde: E.A.M. Vervoort-ter Haar).

Procesverloop

In het besluit van 2 november 2017 heeft het Uwv de uitkering van eiseres op grond van de Ziektewet (ZW-uitkering) met ingang van 14 november 2017 beëindigd.
In het besluit van 20 februari 2018 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 15 november 2018. Eiseres is naar de zitting gekomen, samen met haar begeleidster van organisatie MEE, [naam begeleidster]. Namens het Uwv is gemachtigde E.A.M. Vervoort-ter Haar naar de zitting gekomen.

Overwegingen

Wat ging er vooraf aan deze zaak?
1. Eiseres werkte van 5 mei 2015 tot en met 30 november 2016 voor ongeveer 18 uur per week als zorgondersteuner. Daarna ontving zij een werkloosheidsuitkering. Op 20 december 2016 heeft zij zich ziek gemeld in verband met een toename van haar lichamelijke klachten.
Waar gaat deze zaak over?
2. Op grond van de Ziektewet vindt een medische beoordeling plaats als men (bijna) een jaar ziek is en een ZW-uitkering ontvangt. Dit wordt de eerstejaars Ziektewetbeoordeling genoemd. Voor die beoordeling is eiseres medisch onderzocht. Het Uwv vindt dat eiseres weer in staat is om haar functie van zorgondersteuner te verrichten. Om die reden beëindigt het Uwv in het besluit van 2 november 2017 de ZW-uitkering van eiseres met ingang van 14 november 2017. In het bestreden besluit handhaaft het Uwv dit standpunt. Het Uwv wijst ter onderbouwing van dit besluit naar wat de verzekeringsarts bezwaar en beroep (B&B) in het rapport van 20 februari 2018 heeft opgeschreven. [1]
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en heeft daarom beroep ingesteld. Zij zegt dat de afgelopen jaren haar beperkingen zijn toegenomen. Eiseres heeft pijn aan haar rug, nek, arm, hoofd en kaak. Ook heeft zij pijn in haar buik en problemen met haar darmen. Daarnaast heeft eiseres geheugen- en gehoorproblemen en een zichtbeperking. Het is voor eiseres niet mogelijk om passend werk te vinden, gelet op haar gezondheidsklachten en de omstandigheid dat zij niet de juiste opleidingen heeft. Momenteel ervaart zij veel stress en kan zij ook geen vrijwilligerswerk doen. Eiseres ontvangt begeleiding vanuit MEE en ook krijgt zij huishoudelijke ondersteuning vanuit de gemeente. Zij gaat één keer per maand naar de psychiater van Reinier van Arkel. Op de zitting heeft eiseres de rechtbank verzocht een onafhankelijke deskundige te benoemen.
Wat vindt de rechtbank ervan?
4. De rechtbank stelt voorop dat het Uwv zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Die rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen.
5. De rechtbank gaat hieronder in op de vraag of de rapporten die over eiseres in deze zaak zijn opgesteld, voldoen aan de hierboven genoemde voorwaarden.
6. Volgens het rapport van 9 november 2017 heeft de eerste verzekeringsarts het dossier bestudeerd en eiseres gezien op het spreekuur op 2 november 2017. De verzekeringsarts heeft de voorgeschiedenis met eiseres besproken en haar psychisch en lichamelijk onderzocht. Ook heeft de verzekeringsarts overleg gevoerd met de arbeidsdeskundige.
7. Volgens het rapport van 20 februari 2018 heeft de verzekeringsarts B&B het dossier bestudeerd en informatie opgevraagd bij de cardioloog. De brief van de cardioloog van 16 februari 2018 heeft de verzekeringsarts B&B betrokken in de beoordeling. De verzekeringsarts B&B heeft de hoorzitting op 23 januari 2018 bijgewoond en eiseres psychisch en lichamelijk onderzocht. Uit het rapport blijkt niet dat de verzekeringsarts B&B eiseres nauwelijks heeft gezien, zoals zij aanvoert.
8. De verzekeringsarts B&B concludeert dat de cardioloog na uitgebreid onderzoek de vermoeidheid en pijn op de borst niet heeft kunnen verklaren en heeft aangegeven dat eiseres een normale inspanningstolerantie heeft. De klachten aan de rug en nek kunnen ook niet medisch worden verklaard. De neuroloog heeft geen (neurologische) verklaring voor de klachten en de revalidatiearts heeft geadviseerd om de fysieke belastbaarheid op te bouwen. Op psychisch gebied hebben de verzekeringsartsen geen in het oog springende afwijkingen gezien en uit informatie van Reinier van Arkel van april 2017 volgt dat eiseres in de eindfase van haar behandeling zit en dat zij op psychosociaal vlak in rustiger vaarwater is beland. De verzekeringsarts B&B wijst er op dat de functie van zorgondersteuner volgens de beschreven functiebelasting zowel in lichamelijke als mentale zin licht te noemen is en dat de omvang van het werk gering was.
9. De rechtbank vindt dat de rapporten van de verzekeringsartsen over eiseres vanwege de onderzoeksactiviteiten die zijn verricht zorgvuldig tot stand zijn gekomen. Verder vindt de rechtbank dat die rapporten geen tegenstrijdigheden bevatten en dat de conclusies van de rapporten logisch voortvloeien uit de onderzoeksbevindingen. Eiseres heeft in beroep geen medische stukken ingebracht waaruit blijkt dat er meer beperkingen vastgesteld hadden moeten worden dan nu is gedaan. De rechtbank ziet geen reden om aan de conclusies in de rapporten te twijfelen en de rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om een onafhankelijke deskundige te benoemen. De medische rapporten voldoen aan de voorwaarden.
10. Eiseres heeft in mei 2018 haar pols gebroken en zal op 6 december 2018 opnieuw moeten worden geopereerd. Omdat het in deze beoordeling (alleen) gaat om de medische situatie van eiseres omstreeks 14 november 2017, kan de rechtbank dit niet bij de beoordeling in deze zaak meenemen.
Conclusie
11. Het Uwv heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres op 14 november 2017 weer in staat is om haar functie van zorgondersteuner te verrichten. Het beroep is daarom ongegrond.
12. Omdat eiseres geen gelijk krijgt, hoeft het Uwv de proceskosten die eiseres eventueel heeft gemaakt en het griffierecht dat zij heeft betaald, niet aan haar te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. Dworakowski-Kelders, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.A. Vermeulen-van Bree, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 november 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.
Is uw zaak spoedeisend en moet er al tijdens de procedure in hoger beroep iets worden beslist wat niet kan wachten, dan kunt u de hogerberoepsrechter vragen om een voorlopige maatregel te treffen.

Voetnoten

1.In artikel 19, eerste lid, van de ZW is bepaald dat de verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte recht heeft op ziekengeld overeenkomstig het bij of krachtens deze wet bepaalde. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) wordt onder “zijn arbeid" in de zin van artikel 19 van de ZW verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding feitelijk verrichte arbeid. Dit heeft de CRvB onder andere bepaald in de uitspraak van 18 mei 2011 (ECLI:NL:CRVB:2011:BQ5040) en de uitspraak van 3 oktober 2012 (ECLI: NL:CRVB:2012:BX9506). Deze uitspraken zijn te vinden op www.rechtspraak.nl.