ECLI:NL:RBOBR:2018:4990

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
9 oktober 2018
Publicatiedatum
9 oktober 2018
Zaaknummer
C/01/334924 / KG ZA 18-322
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een gekraakte kerk in Eindhoven na inlichtingen ex artikel 557a Rv

Op 9 oktober 2018 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in een kort geding uitspraak gedaan over de ontruiming van een gekraakte kerk in Eindhoven. De eiseres, de Rooms-Katholieke Parochie Sint Petrus' Stoel, had de gedaagden, die zonder recht of titel in het pand verbleven, gedagvaard. De zaak volgde op een eerder vonnis van 30 juli 2018, waarin het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven was bevolen om inlichtingen te verstrekken over de situatie van de gedaagden. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gedaagden, die in de kerk verbleven, geen recht hadden op gratis wonen en dat de parochie recht had op bescherming van haar eigendom.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagden niet konden aantonen dat zij recht hadden op de door hen gevraagde huisvesting en dat de parochie de ontruiming van de kerk en de sacristie mocht vorderen. De rechter wees erop dat de kerk niet was ontworpen om als woonruimte te dienen en dat het huidige gebruik schadelijk was voor het monumentale gebouw. De gedaagden kregen een ontruimingstermijn van veertien dagen, waarna gedwongen ontruiming zou kunnen plaatsvinden indien zij zich niet aan het vonnis hielden.

De kosten van de procedure werden aan de gedaagden opgelegd, en de voorzieningenrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis benadrukt de bescherming van eigendomsrechten en de noodzaak om monumentale gebouwen te behouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/334924 / KG ZA 18-322
Vonnis in kort geding van 9 oktober 2018
in de zaak van
de rechtspersoon
DE ROOMS-KATHOLIEKE PAROCHIE SINT PETRUS' STOEL,
gevestigd te Eindhoven
eiseres,
advocaat mr. F.G.J. van der Kruis te Son en Breugel,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te Eindhoven,

2.[gedaagde 2] ,

wonende te Eindhoven,

3.[gedaagde 3] ,

wonende te Eindhoven,

4.[gedaagde 4] ,

wonende te Eindhoven,

5.[gedaagde 5] ,

wonende te Eindhoven,
6.
ZIJ DIE ZONDER RECHT OF TITEL VERBLIJVEN IN HET PAND STAANDE EN GELEGEN TE (5625 WT) EINDHOVEN AAN DE VLOKHOVENSEWEG 43 - 45 – 45A, VAN WIE DE NAMEN NIET ZIJN TE ACHTERHALEN,
gedaagden,
advocaat voor gedaagden 1, 2, 4 en 5 mr. M.F. van Hulst te Utrecht.
Eiseres zal “de parochie” worden genoemd, gedaagden tezamen “ [gedaagden] ” en de met name bekende gedaagden afzonderlijk bij hun achternaam.

1.De procedure

1.1.
De procedure blijkt uit:
  • het vonnis van 30 juli 2018 (ECLI:NL:RBOBR:2018:3613) en de daarin aangeduide stukken en proceshandelingen, in welk vonnis gedeeltelijk einduitspraak is gedaan (ten aanzien van de pastorie) en voor het overige (ten aanzien van de kerk) schriftelijk bericht is gevraagd aan burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven;
  • de brief van 6 september 2018 namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven;
  • de brief van 21 september 2018 met 7 producties van mr. Van der Kruis;
  • de brief van 23 september 2018 met een productie van mr. Van Hulst.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Voor de feiten, de uiteenzetting van het geschil en de eerste beoordeling verwijst de voorzieningenrechter naar het vonnis van 30 juli 2018. Het gaat nu nog om de door de parochie gevorderde ontruiming van de kerk.
2.2.
Bij vonnis van 30 juli 2018 is op de voet van artikel 557a, eerste en tweede lid, Rv het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven (hierna: het college) bevolen om te berichten omtrent het al dan niet bepalen van een termijn waarbinnen het te geven bevel tot ontruiming van de kerk (Vlokhovenseweg 43) niet ten uitvoer kan worden gelegd. Daarbij is aangegeven dat ook aan de orde kunnen komen de mogelijkheid voor [gedaagden] om andere huisvesting te vinden en de verwachtingen bij het college ten aanzien van een toekomstige bestemming van de kerk en verder al hetgeen het college zelf nuttig mocht achten om te melden.
2.3.
Het college heeft inlichtingen verstrekt. Zakelijk weergegeven komen deze op het volgende neer.
Er bestaat voor de gemeente geen aanleiding te voorzien in andere huisvesting voor [gedaagden] De vijf met naam en toenaam bekende gedaagden verblijven namelijk ofwel op basis van een anti-kraak overeenkomst op een ander adres te Eindhoven ( [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ) of zij staan op andere adressen ingeschreven ( [gedaagde 5] in Eindhoven, [gedaagde 4] in Maastricht en [gedaagde 3] in Amsterdam). Toewijzing van sociale woningbouw in Eindhoven geschiedt door inschrijving bij een van de woningcorporaties, waarbij in voorkomend geval beroep kan worden gedaan op een urgentieregeling.
Uitgangspunt van de gemeente Eindhoven is dat zo veel mogelijk medewerking wordt verleend aan programmatische invulling van gemeentelijke monumenten, zoals de onderhavige kerk, mits dit niet leidt tot het tenietgaan van de monumentale waarde daarvan. Transformatie van de kerk naar een complex met wooneenheden, al dan niet in het kader van beschermd en/of verzorgd wonen, is in beginsel mogelijk. Het parochiebestuur heeft op 29 mei 2018 een conceptaanvraag omgevingsvergunning ingediend bij de gemeente Eindhoven m.b.t. de transformatie van het kerkgebouw tot een 16-tal appartementen. Deze aanvraag is nog in behandeling. Op een eventuele definitieve aanvraag van een omgevingsvergunning is de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing. Deze kent een doorlooptijd van ongeveer zes maanden.
Het toevoegen van woningen aan de wijk zal wat de gemeente betreft niet leiden tot een ongewenste (gebruiks)verkleuring van de omgeving. Wel is bij nadere uitwerking van de plannen van belang dat rekening wordt gehouden met voldoende parkeerruimte en behoud van groen. Plannen met een groot maatschappelijk belang, zoals het behoud van erfgoed, worden mogelijk alsnog opgenomen in de prioritering woningbouw voor 2019.
Het gebruik door krakers, waarbij geen professionele voorzieningen worden getroffen om het pand bewoonbaar te maken, geeft in zijn algemeenheid een groot afbreukrisico ten aanzien van de monumentale elementen. Bij de zorg hierover betrekt het college de mededeling van de Minister van Veiligheid en Justitie in zijn brief aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2017/18, 31 560, nr. 40), dat in bijna alle gevallen waarin is ontruimd sprake was van geleden schade. Verder wijst het college nog op artikel 9 van de Erfgoedverordening 2010. Dit verbiedt het gebruik van een gemeentelijk monument indien het wordt beschadigd, vernield of zodanig beheerd dat de monumentale waarde verloren dreigt te gaan, dan wel indien het gemeentelijk monument zodanig wordt gebruikt dat het wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht.
De kerk en de bijbehorende sacristie beschikken volgens het college niet over voldoende voorzieningen die bewoning mogelijk maken. Er bestaan bij het college zorgen over het ontbreken van een deugdelijke kookgelegenheid. Een geïmproviseerde kookgelegenheid kan ernstige schade veroorzaken. Het ontbreken van een badruimte, hoewel niet in strijd met wet- en regelgeving, draagt niet bij aan de bewoonbaarheid van de sacristie. Het is niet goed mogelijk de kerk te verwarmen, de oorspronkelijk daartoe bestaande voorzieningen zijn niet meer beschikbaar.
2.4.
De door het college verstrekte inlichtingen bevatten geen door het college wenselijk geachte termijn zoals bedoeld in artikel 557a lid 1 Rv. waarbinnen een rechterlijk bevel tot ontruiming niet ten uitvoer kan worden gelegd. De voorzieningenrechter zal thans op basis van de hem door partijen en het college aangereikte informatie beslissen.
2.5.
De parochie en de in rechte verschenen gedaagden, [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 4] en [gedaagde 5] , hebben zich via hun advocaten over de verkregen inlichtingen uitgelaten.
2.6.
Kort gezegd ziet de parochie in de van het college verkregen inlichtingen aanleiding te volharden in haar vordering. De parochie heeft onder meer aangevoerd dat gedaagden ook op andere, reguliere, wijze in hun huisvesting zouden moeten kunnen voorzien. De parochie benadrukt de vrees van het college te delen dat de kerk en sacristie schade oplopen als deze gekraakt blijven.
2.6.
Uit de reactie van mr. Van Hulst blijkt dat de in rechte verschenen gedaagden in de verkregen inlichtingen geen redenen zien die bijdragen aan toewijsbaarheid van het gevorderde. Zij handhaven hun verweer. In het navolgende zal ook op hun opmerkingen worden ingegaan.
2.7.
De voorzieningenrechter begrijpt best dat [gedaagden] willen wonen in de stad waar zij werken, studeren, anderszins activiteiten ontplooien, of simpelweg door omstandigheden verzeild zijn geraakt. Dat betekent echter nog niet dat zij recht hebben op gratis wonen en dat zij de lasten daarvan op een willekeurige ander, in dit geval de parochie, mogen afwentelen.
2.8.
Ten aanzien van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] geldt dat zij inmiddels elders in Eindhoven anti-kraak blijken te wonen. In de reactie op de inlichtingen van het college wordt wel gesteld dat het om een zeer precaire anti-kraak situatie gaat, waarover [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aanwijzingen hebben dat deze op korte termijn zal eindigen. De voorzieningenrechter kan echter in het kader van de zeer beperkte belangenafweging, zoals deze is toegelicht in r.o. 4.3. en 4.4. van het vonnis van 30 juli 2018, bezwaarlijk het huisrecht van twee krakers honoreren die niet meer in het gekraakte wonen. Recht op een “back-up” voor het geval de anti-kraakovereenkomst elders eindigt hebben zij niet. Ten aanzien van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] kan de thans nog resterende vordering van de parochie met betrekking tot de kerk zonder meer worden toegewezen.
2.9.
Dat geldt ook voor gedaagde [gedaagde 3] en de onbekende gedaagden onder 6, tegen wie verstek is verleend. Zij hebben geen verweer gevoerd. Ten aanzien van hen geldt dat het door de parochie gevorderde niet onrechtmatig of ongegrond is.
2.10.
Resteren de gedaagden [gedaagde 4] en [gedaagde 5] . Hun standpunt dat voor hen betaalbare woonruimte schaars is, is niet op voorhand onaannemelijk, maar dat wil nog niet zeggen dat [gedaagde 4] en [gedaagde 5] reguliere (kamer)huren niet zouden kunnen opbrengen. Zij stellen het (impliciet) wel, maar hebben in dat verband geen inkomensgegevens overgelegd. Weliswaar stellen zij nog dat zij door het bewonen van leegstaande gebouwen de druk op wachtlijsten verminderen, maar dat verschaft hen nog geen rechten jegens de parochie, die er recht op heeft dat zij de rechtsbescherming krijgt die de wet haar als eigenaar van de kerk toekent.
2.11.
Dat er hier voorafgaande aan het kraken sprake is geweest of na de ontruiming sprake zal zijn van
ongerechtvaardigdeleegstand is niet aannemelijk. De kerk heeft de status van monument en is oorspronkelijk niet ontworpen om (functioneel en zonder nadere bouwkundige aanpassing) als woonruimte te dienen. De voorzieningenrechter acht het aannemelijk dat het huidige gebruik als woonruimte bij gebreke van een deugdelijke kook- en verwarmingsvoorziening en zonder verdere bouwkundige aanpassing niet bevorderlijk is voor het behoud van de kerk. In dit verband sluit hij zich aan bij hetgeen daarover namens de gemeente Eindhoven en de parochie is aangegeven. Dat [gedaagden] beschikken over een deugdelijke kookgelegenheid hebben zij niet gesteld. Ook hebben zij niet gesteld hoe zij op een verantwoorde manier de kerk in koudere periodes willen verwarmen. De verschenen gedaagden hebben nog wel gesteld dat leegstand vanwege verminderd toezicht en verhoogd vandalisme-risico tot meer schade leidt dan bewoning. Het is echter niet aan hen om voor de parochie te bepalen hoe zij het eventuele risico op schade vanwege vandalisme en verminderd toezicht moet beperken.
2.12.
De verschenen gedaagden hebben bij hun reactie nog een productie gevoegd, waarin een aantal Bijbelteksten is opgenomen. Daarin wordt opgeroepen tot bescherming van zwakkeren en armen tegen rijken. De voorzieningenrechter wenst de Heilige Schrift niet tegen te spreken, doch is bij zijn dagelijks werk op Aarde gebonden aan het recht zoals dat door de wereldlijke wetgever is neergelegd in onder meer het Burgerlijk Wetboek. Kerk en staat zijn gescheiden. Ten overvloede acht de voorzieningenrechter in dit specifieke geval de belangen die de parochie stelt te willen dienen - het in stand houden van een leegstaand monumentaal gebouw door het creëren van woonruimte voor medemensen, die al dan niet extra bescherming en/of verzorging nodig hebben - op het eerste gezicht niet onverenigbaar met bedoelde Bijbelteksten.
2.13.
In aansluiting op het vonnis van 30 juli 2018 zal nu ook de gevorderde ontruiming van de
kerken sacristie (Vlokhovenseweg 43) worden toegewezen. Ten aanzien van de kerk is de vordering als bedoeld in artikel 557a lid 3 Rv ook toewijsbaar op de wijze als in het dictum te melden. De parochie mag dit vonnis ook gebruiken om de pastorie te ontruimen als daar in de komende maanden opnieuw krakers worden aangetroffen.
2.14.
Als [gedaagden] zich niet vrijwillig aan het ontruimingsvonnis houden, geschiedt de gedwongen ontruiming op de voet van het bepaalde in artikel 555 e.v. Rv door een deurwaarder. De deurwaarder kan op basis van zijn eigen bevoegdheden zonodig de hulp van politie en justitie inroepen. Een machtiging van de voorzieningenrechter is daarvoor niet nodig. Deze wordt daarom - net als in het geval van de pastorie - afgewezen, waarbij het nog maar de vraag is of [gedaagden] , gelet op hun opstelling tijdens de mondelinge behandeling, het zover laten komen dat inzet van politie nodig zal zijn.
2.15.
Ook de aan de ontruiming van de kerk te verbinden dwangsom wordt afgewezen. Indien [gedaagden] onverhoopt niet aan de veroordeling tot ontruiming voldoen, kan de parochie, zoals gezegd, dit vonnis in handen stellen van een gerechtsdeurwaarder die dan de tenuitvoerlegging ter hand kan nemen. De kosten van een gedwongen ontruiming kunnen op basis van dit vonnis ten laste van [gedaagden] worden gebracht. Daarvoor is geen afzonderlijke veroordeling nodig.
2.16.
Aan [gedaagden] zal een ontruimingstermijn gegeven worden van veertien dagen te rekenen vanaf en met inbegrip van de dag van betekening van het vonnis in plaats van de gevorderde 48 uur.
2.17.
[gedaagden] worden als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van de parochie worden begroot op:
- dagvaarding € 111,31
- kosten publicatie dagvaarding (geschat) € 200,--
- griffierecht € 626,--
- salaris advocaat
€ 980,--
Totaal € 1.970,31.
2.18.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in deze procedure toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen worden toegewezen zoals in de beslissing is vermeld.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter in aansluiting op de beslissingen in het vonnis van 30 juli 2018:
3.1.
veroordeelt [gedaagden] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis met al het hunne en al de hunnen de
kerkmet sacristie gelegen aan de Vlokhovenseweg 43 te Eindhoven te ontruimen en ontruimd te houden en onder afgifte van de sleutels deze ter vrije en algehele beschikking te stellen aan de parochie;
3.2.
bepaalt dat de veroordeling onder 3.1. binnen de termijn van een jaar, als bedoeld in art. 557a lid 3 Rv, ook ten uitvoer zal kunnen worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging in de kerk met sacristie bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer zich dat voordoet;
3.3.
veroordeelt [gedaagden] in de kosten van de procedure, tot vandaag aan de zijde van de parochie begroot op € 1.970,31;
3.4.
veroordeelt [gedaagden] in de kosten die na dit vonnis ontstaan, begroot op € 157,--, en te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagden] niet binnen veertien dagen na vandaag aan het vonnis hebben voldaan, met de wettelijke rente over de nakosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.L. Roosmale Nepveu en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2018.