ECLI:NL:RBOBR:2018:4923

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 september 2018
Publicatiedatum
4 oktober 2018
Zaaknummer
01/865129-17
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak in zaak van diefstal met geweld en poging tot inbraak met DNA-bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 28 september 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van diefstal met geweld en poging tot inbraak. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van beide tenlastegelegde feiten. De zaak kwam aan het licht na aangiften van meerdere slachtoffers die op 7 februari 2017 in Heeswijk-Dinther slachtoffer werden van een gewapende overval. De daders, die Pools spraken, zouden de bewoners hebben vastgebonden met tape en hen hebben bedreigd. DNA-bewijs, verkregen van de tape die bij de overval was gebruikt, wees naar de verdachte, maar de rechtbank oordeelde dat dit bewijs niet voldoende was om wettig en overtuigend aan te tonen dat de verdachte de dader was. De rechtbank wees op de mogelijkheid dat het DNA ook van andere personen kon zijn en dat er geen harde herkenningen waren tijdens de fotoconfrontatie.

Daarnaast was er een tweede feit, een poging tot inbraak op 12 december 2012 in Oss, waarbij ook DNA van de verdachte werd aangetroffen op een muts die door de daders zou zijn achtergelaten. Ook hier oordeelde de rechtbank dat het DNA-bewijs niet voldoende was om de verdachte te veroordelen, vooral omdat het ging om een mengprofiel op een gebruiksvoorwerp dat door meerdere personen kan zijn gedragen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor beide feiten, en sprak hem vrij.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865129-17
Datum uitspraak: 28 september 2018
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1989] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 september 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 januari 2018.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. hij op of omstreeks 07 februari 2017 te Heeswijk-Dinther, gemeente Bernheze, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in/uit de woning [adres 1] , [chaletnummer] , geld en/of portemonnees en/of bankpassen en/of identiteitsbewijzen en/of telefoons en/of computerspellen en/of een rugzak, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (in de Poolse taal) dreigend heeft/hebben geroepen "dit is een overval, jullie mogen niet bewegen en als jullie dat wel doen dan gaat er iets gebeuren", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben geslagen en/of geduwd en/of vastgepakt en/of vastgehouden en/of op de grond en/of op een bank heeft/hebben vastgedrukt en/of die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] met tape heeft/hebben vastgebonden en/of die [slachtoffer 1] in de badkamer heeft/hebben opgesloten en/of tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd dat ze tien minuten moest wachten voordat ze naar buiten mocht want anders zou(den) hij/zij (verdachte en/of zijn mededader(s)) haar iets aandoen;
en/of
hij op of omstreeks 07 februari 2017 te Heeswijk-Dinther, gemeente Bernheze, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld of bedreiging met geweld die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van geld en/of portemonnees en/of bankpassen en/of identiteitsbewijzen en/of telefoons en/of computerspellen en/of een rugzak, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (in de Poolse taal) dreigend heeft/hebben geroepen "dit is een overval, jullie mogen niet bewegen en als jullie dat wel doen dan gaat er iets gebeuren", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben geslagen en/of geduwd en/of vastgepakt en/of vastgehouden en/of op de grond en/of op een bank heeft/hebben vastgedrukt en/of die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] met tape heeft/hebben vastgebonden en/of die [slachtoffer 1] in de badkamer heeft/hebben opgesloten en/of tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd dat ze tien minuten moest wachten voordat ze naar buiten mocht want anders zou(den) hij/zij (verdachte en/of zijn mededader(s)) haar iets aandoen;
2.
hij op of omstreeks 12 december 2012 te Oss ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen in/uit de woning [adres 2] geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met zijn mededader(s), althans alleen, die [slachtoffer 5] heeft geslagen en/of geduwd en/of zich en/of zijn mededader(s) de toegang tot die woning heeft verschaft en/of (vervolgens) die woning is binnengegaan en/of die woning heeft doorzocht, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 5] heeft/hebben geslagen en/of vastgepakt en/of tegen de grond geduwd/gegooid en/of op die [slachtoffer 5] is/zijn gaan zitten.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Inleiding.

Feit 1
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben aangifte gedaan van diefstal met geweld danwel afpersing, gepleegd op 7 februari 2017 in [chaletnummer] gelegen op [camping] aan de [adres 1] te Heeswijk-Dinther. Vier of vijf Pools sprekende daders zouden het chalet zijn binnengedrongen en de mannelijke bewoners [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben vastgebonden met tape, terwijl de vrouwelijke bewoner [slachtoffer 1] spullen van waarde moest aanwijzen. Er zouden diverse goederen zijn meegenomen, waaronder geld, bankpassen, identificatiebewijzen en telefoons. [slachtoffer 1] heeft na het vertrek van de daders de medebewoners losgeknipt en de tape is vervolgens in een vuilnisbak gegooid, alwaar het later door de politie is aangetroffen en veiliggesteld. Deze stukken tape zijn daarna aangeboden aan het NFI voor een DNA-vergelijkend onderzoek. Het NFI heeft in totaal negen proppen tape ontvangen en de mogelijke uiteinden van de tape bemonsterd. In het celmateriaal van twee van de twaalf bemonsteringen is het DNA-profiel van een man aangetroffen. Dit celmateriaal kan afkomstig zijn van verdachte, waarbij de matchkans van het DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard. De aangevers zijn nader gehoord bij de rechter-commissaris waarbij een meervoudige fotoconfrontatie heeft plaatsgevonden. De aangevers herkennen de verdachte niet op één van die foto’s. Bij het tonen van de foto van verdachte heeft [slachtoffer 2] wel verklaard dat hij iets van binnen voelt, een vreemd gevoel alsof hij hem ergens heeft gezien en heeft de rechter-commissaris waargenomen dat [slachtoffer 1] emotioneel wordt, waarna zij heeft verklaard dat de persoon op de foto lijkt op de overvaller die bij haar stond en later dat zij meende hem te hebben herkend als de overvaller die bij haar stond, maar dat zij het niet zeker weet.
Feit 2
[slachtoffer 5] heeft aangifte gedaan van een poging tot inbraak in zijn woning aan de [adres 2] te Oss, gepleegd op 12 december 2012. Twee daders zouden de woning zijn binnengedrongen en [slachtoffer 5] hebben geslagen en geduwd. Na zijn schreeuw om hulp zou de achterbuurvrouw hebben geroepen dat de politie onderweg is, waarna de daders de woning, zonder buit, hebben verlaten. De daders zouden een muts, een handschoen en tape hebben achtergelaten. Verbalisanten hebben de goederen veiliggesteld en de muts en tape aangeboden aan het NFI voor een DNA-vergelijkend onderzoek. Het NFI heeft de aangeboden muts en tape bemonsterd. In het celmateriaal van de bemonstering van de binnenrand van de muts is een DNA-mengprofiel van twee personen, waarvan minimaal één man, aangetroffen. Dit DNA-mengprofiel is opgenomen in de DNA-databank, maar heeft toen, in 2013, geen match opgeleverd. Naar aanleiding van het opnemen in de DNA-databank van het DNA in het referentiemonster wangslijmvlies van verdachte op 16 oktober 2014 is een match gevonden waaruit volgt dat verdachte een donor kan zijn van het DNA-mengprofiel aangetroffen in het celmateriaal van de bemonstering van de binnenrand van de muts. De hypothese dat genoemde bemonstering een relatief grote hoeveelheid celmateriaal bevat van verdachte en één onbekende persoon is één miljoen maal waarschijnlijker dan de hypothese dat de bemonstering een relatief grote hoeveelheid celmateriaal bevat van twee onbekende personen, aldus het NFI.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft gevorderd het tenlastegelegde onder 1 wettig en overtuigend bewezen te verklaren gelet op het DNA-bewijs op de tape, in onderlinge samenhang bezien met de bij de rechter-commissaris afgelegde verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ten aanzien van de meervoudige fotoconfrontatie.
De officier van justitie heeft gevorderd ook het tenlastegelegde onder 2 wettig en overtuigend bewezen te verklaren gelet op het DNA-bewijs op de muts, in onderlinge samenhang bezien met de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte dat hij in 2012 met anderen samenwoonde dan in 2017, de omstandigheid dat net als bij feit 1 tape is gebruikt en de omstandigheid dat bij beide feiten DNA is gevonden van verdachte.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte ten aanzien van beide feiten een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar op te leggen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsman heeft verzocht verdachte van het tenlastegelegde onder 1 vrij te spreken op grond van het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. De raadsman heeft aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de DNA-profielen, aangetroffen in het celmateriaal van de bemonsteringen van de tape, dadersporen zijn, aangezien de sporen op de rugzijde van de tape zijn aangetroffen en het dossier geen informatie bevat over de lengte van de stukken tape, of zij eerder een geheel hebben gevormd, de lengte van de oorspronkelijke rol tape en de positie van de sporen ten aanzien van het daadwerkelijke begin van die oorspronkelijke rol. De raadsman heeft verder aangevoerd dat op de stukken tape ook DNA is aangetroffen van andere personen, zodat deze niet zonder meer alleen met verdachte in verband kunnen worden gebracht. Ten aanzien van de meervoudige fotoconfrontatie heeft de raadsman aangevoerd dat geen sprake is van herkenningen. De raadsman heeft tot slot aangevoerd dat de aangevers hebben verklaard dat de daders geen handschoenen droegen en dat zij geen tatoeages bij de daders hebben waargenomen, terwijl verdachte op het moment van het tenlastegelegde volledig vol getatoeëerde handen had.
Verdachte heeft het tenlastegelegde onder 1 ontkend. Verdachte heeft verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat hij (in een andere situatie) tape heeft gebruikt, dat wel tape aanwezig was in de garage bij zijn woning, dat hij meerdere huisgenoten had en dat deze personen toegang hadden tot de garage.
De raadsman heeft verzocht verdachte ook van het tenlastegelegde onder 2 vrij te spreken op grond van het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. De raadsman heeft aangevoerd dat het dossier geen ander bewijs bevat dan een DNA-spoor van verdachte aangetroffen op een muts, een gebruiksvoorwerp dat gemakkelijk van hand tot hand gaat. De raadsman heeft verder aangevoerd dat sprake is van een mengspoor waaruit volgt dat de muts door meerdere personen is gedragen, zodat niet gezegd kan worden dat verdachte degene is geweest die de muts heeft gedragen ten tijde van het tenlastegelegde.
Verdachte heeft het tenlastegelegde onder 2 ontkend. Verdachte heeft verklaard dat hij in 2012 meerdere huisgenoten had, dat zij samen gebruik maakten van de wasruimte in de woning, dat de muts zijn eigendom kan zijn geweest, dat hij deze kan hebben gedragen en dat een ander de muts kan hebben meegenomen.
De raadsman heeft verzocht de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen.

Het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank dient vast te stellen of het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank acht het volgende van belang.
Feit 1
Zoals in de inleiding is vermeld heeft het NFI de mogelijke uiteinden van de stukken tape die zouden zijn gebruikt door de daders bemonsterd en daarbij is in twee van de twaalf bemonsteringen een DNA-profiel van een man aangetroffen waarvan het celmateriaal afkomstig kan zijn van verdachte, waarbij de matchkans van het DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard. Verder is in één bemonstering een DNA-mengprofiel van minimaal twee personen gevonden waarvan het afgeleide DNA-hoofdprofiel van een onbekende man A is. In de andere bemonsteringen zijn (vooralsnog) geen voor vergelijkend DNA-onderzoek geschikte DNA-profielen verkregen. Het rapport van het NFI bevat geen precieze informatie over de plaatsen van bemonsteringen, anders dan dat de mogelijke uiteinden van de tape zijn bemonsterd. Gelet op de verklaringen van de aangevers dat de tape, na vertrek van de daders, is losgemaakt of losgeknipt kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat deze uiteinden zijn ontstaan door een handeling van de daders. Anders gezegd: het DNA-spoor betreft niet onomstotelijk ook een daderspoor.
De rechtbank stelt vast dat de resultaten van het DNA-onderzoek bovendien in onvoldoende mate worden ondersteund door andere bewijsmiddelen. De in de inleiding genoemde bij de rechter-commissaris afgelegde verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] worden als onvoldoende beoordeeld om als steunbewijs te kunnen dienen, nu bij de meervoudige fotoconfrontatie geen sprake is geweest van harde herkenningen.
De conclusie dat verdachte één van de daders is geweest, zou bij deze stand van zaken volledig en uitsluitend op de resultaten van het DNA-onderzoek moeten worden gebaseerd. Dat is niet onmogelijk, maar daarbij moet wel de nodige voorzichtigheid worden betracht.
Die voorzichtigheid in aanmerking genomen, kan de rechtbank de ogen niet sluiten voor het feit dat er ook contra-indicaties zijn voor het daderschap van verdachte, waaronder de door de raadsman aangevoerde omstandigheid dat verdachte volledig vol getatoeëerde handen heeft. Uit de ter zitting overgelegde foto’s is voldoende aannemelijk geworden dat deze tatoeages aanwezig waren ten tijde van het gepleegde delict. De rechtbank heeft ter terechtzitting ook waargenomen dat verdachte op in ieder geval één van zijn handen zeer opvallende tatoeages heeft, terwijl de aangevers niet hebben verklaard over dit specifieke onderscheidende kenmerk bij één van de daders hoewel de daders volgens deze verklaringen geen handschoenen droegen.
De rechtbank is alles afwegende van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen aan verdachte onder 1 is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Feit 2
Zoals in de inleiding is vermeld heeft het NFI de muts en tape, die door de daders zouden zijn achtergelaten, bemonsterd en daarbij is in het celmateriaal van de bemonstering van de binnenrand van de muts een DNA-mengprofiel van twee personen, waarvan minimaal één man, aangetroffen. Dit heeft later een match opgeleverd met het DNA-profiel van verdachte, waarbij de hypothese dat genoemde bemonstering een relatief grote hoeveelheid celmateriaal bevat van verdachte en één onbekende persoon één miljoen maal waarschijnlijker is dan de hypothese dat de bemonstering een relatief grote hoeveelheid celmateriaal bevat van twee onbekende personen. Verder zijn in de bemonsteringen van de tape (vooralsnog) geen voor vergelijkend DNA-onderzoek geschikte DNA-(meng)profielen verkregen.
Ook hier moet de rechtbank dus vaststellen dat de resultaten van het DNA-onderzoek het enige belastende bewijs voor verdachtes betrokkenheid bij dit misdrijf vormen en dat enige ondersteuning voor dit bewijs ten aanzien van verdachtes daderschap ontbreekt. Bovendien gaat het hier om een mengprofiel op een overdraagbaar gebruiksvoorwerp.
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen aan verdachte onder 2 is tenlastegelegd, zodat hij ook daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Slotsom
De verdachte zal van beide tenlastegelegde feiten worden vrijgesproken. De omstandigheid dat verdachtes DNA is aangetroffen bij twee afzonderlijke maar wel gelijksoortige misdrijven, terwijl bij beide misdrijven gebruik is gemaakt van tape, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van verdachte al opgeheven bij beschikking van
14 september 2018.

DE UITSPRAAK

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.P.J. Scheele, voorzitter,
mr. T. Dompeling en mr. W.B. Kok, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H. Pol-Wildeman, griffier,
en is uitgesproken op 28 september 2018.
mr. W.B. Kok is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.