ECLI:NL:RBOBR:2018:459

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
2 februari 2018
Publicatiedatum
1 februari 2018
Zaaknummer
01/865047-17
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende woningoverval met geweld en seksuele intimidatie

Op 2 februari 2018 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met twee anderen een gewapende woningoverval heeft gepleegd op 12 mei 2009 in Schaijk. Tijdens deze overval is langdurig en grof geweld gebruikt tegen de slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De verdachte, die ten tijde van de overval 16 jaar oud was, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het delict, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

De overval werd gekenmerkt door het gebruik van vuurwapen gelijkende voorwerpen en ernstige bedreigingen. De slachtoffers werden vastgebonden en onderworpen aan fysiek en psychisch geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders een grote inbreuk hebben gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers, wat leidde tot aanzienlijke schade en trauma's. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], toegewezen, waarbij immateriële en materiële schadevergoeding werd toegekend. De rechtbank heeft de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade, en de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.

De rechtbank heeft het meerderjarigenstrafrecht toegepast, ondanks de minderjarige leeftijd van de verdachte ten tijde van het delict, omdat de verdachte inmiddels meerderjarig was en de omstandigheden van het delict ernstig waren. De rechtbank heeft de strafmaat bepaald aan de hand van de oriëntatiepunten voor jeugdigen, maar heeft ook rekening gehouden met de ernst van het geweld en de gevolgen voor de slachtoffers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865047-17
Datum uitspraak: 02 februari 2018
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1992] ,
zonder bekende vaste woon- en verblijfplaats,
thans gedetineerd te: P.I. Zuid Oost, HvB Roermond.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van de onderzoeken ter terechtzitting van 4 juli 2017, 22 september 2017, 8 december 2017 en 19 januari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 6 juni 2017.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 mei 2009 te Schaijk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en) dan verdachte, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één of meerdere telefoons en/of een camera en/of één of meerdere computers/laptops, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
hij op of omstreeks 12 mei 2009 te Schaijk, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en) dan verdachte met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van één of meerdere telefoons en/of een camera en/of één of meerdere computers/laptops, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s), één of meer vuurwapens, althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en) aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben getoond en/of in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gehouden en/of op het hoofd gedrukt van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] naar de grond heeft/hebben gebracht en/of (vervolgens) vastgebonden en/of geslagen en/of getrapt en/of (vervolgens/daarbij) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (dreigend) de woorden heeft/hebben toegevoegd : "geld, geld, er moet geld liggen" en/of "ik ga je vermoorden"

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Het bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de ten laste gelegde diefstal met geweld in vereniging wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Verdachte ontkent betrokkenheid bij de diefstal en heeft een alternatieve verklaring afgelegd met betrekking tot het aantreffen van de aan hem toegeschreven dactyloscopische sporen op de bij de overval gebruikte ‘dreigbrief’ en duct-tape. Hij verbleef regelmatig in de schuur bij de woning van [medeverdachte 1] om te klussen. De vingersporen op de dreigbrief en de duct-tape zouden tijdens dat klussen op de brief en de tape zijn geplaatst.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank bezigt het navolgende voor het bewijs in deze zaak.
[medeverdachte 1] heeft in zijn verhoor bij de politie verklaard dat hij twee weken vóór 12 mei 2009, bij een bezoek aan de hem bekende [medeverdachte 2] in de gevangenis, een tip heeft gekregen van een vrouw -van wie hij de naam niet wil noemen- dat in het chalet op het adres [adres] te [gemeente 1] bij een vrouw genaamd [slachtoffer 1] veel geld te halen zou zijn. Eén week voor 12 mei 2009 is hij samen met deze tipgeefster naar het betreffende chalet gegaan om de buurt te verkennen. Hij heeft de tip met twee mededaders, waaronder [verdachte] , besproken en zij hebben toen besloten om de overval op 12 mei 2009 plaats te laten vinden. Het plan voor het plegen van de overval was grotendeels afkomstig van [medeverdachte 1] . Op 12 mei 2009 heeft hij [verdachte] en de andere dader opgehaald. Hij heeft hiervoor een auto geleend van een vriend van hem. [medeverdachte 1] heeft voordat hij de mededaders heeft opgehaald een dreigbrief geschreven die tijdens de overval aan het slachtoffer moest worden getoond. [medeverdachte 1] heeft een nepvuurwapen (balletjespistool) meegenomen en heeft de andere dader gevraagd of ook hij zijn vuurwapen (een zwart luchtdrukpistool) mee wilde nemen.
[medeverdachte 1] en de twee mededaders hebben in de auto de uitvoering van de overval nog een keer doorgesproken. [medeverdachte 1] heeft het nepvuurwapen en de dreigbrief aan [verdachte] gegeven. De mededaders hebben de dreigbrief getoond. [verdachte] en de andere dader zijn de woning van [slachtoffer 1] binnen gegaan en hebben daar [slachtoffer 1] en haar toenmalige vriend [slachtoffer 2] vastgebonden. Zij hebben daarbij tape gebruikt en zij hebben bij hun zoektocht naar geld het chalet volledig overhoop gehaald. [medeverdachte 1] stond ten tijde van de overval buiten het chalet. [medeverdachte 1] heeft de buit aangepakt, het schuurtje doorzocht op waardevolle goederen en een gat in het hek geknipt waarlangs hij en zijn mededaders weer naar de auto zijn gegaan. Vervolgens is [medeverdachte 1] met de door hem geleende auto weer naar [gemeente 2] gereden, waar hij beide mededaders met de buit heeft afgezet. Diezelfde avond heeft [medeverdachte 1] de buit van de overval gezien, onder meer twee laptops, enkele telefoons en een horloge dat bij een telefoon hoort. [2]
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij op 12 mei 2009 rond 12.00 uur is overvallen. Ze heeft gehoord dat de bel ging. Op het moment dat ze de poort opende zag zij een jongen staan. Direct daarna zag zij een andere jongen aankomen lopen die meteen een pistool tegen haar hoofd aan drukte en haar keel dicht kneep. Ze moest naar binnen gaan en ze moest daar op de grond gaan liggen. Haar vriend [slachtoffer 2] was ook in het chalet aanwezig en moest van de overvallers ook op de grond gaan liggen. De overvallers zeiden: “Jij bent [slachtoffer 1] , jij hebt geld, er moet geld liggen”. In de woonkamer werd ze vastgebonden met tape. Haar handen werden op haar rug gebonden. Alle kasten werden open getrokken en er werd van alles uitgegooid. Ook werd steeds een pistool tegen haar hoofd aan gedrukt en er werd mee geslagen. Ze trokken aan haar haar en ze kreeg toen het pistool tegen haar mond aan, want er moest geld liggen volgens de overvallers. Ze heeft gehoord dat haar vriend ook is vastgebonden aan zijn armen en aan zijn benen. Ze heeft gezegd dat er geen geld lag en dat ze haar sieraden dan maar mee moesten nemen. De mobiele telefoons zijn weggenomen. Iedere keer als de overvallers buit hadden gevonden, hebben ze dat buiten afgegeven aan een derde man die buiten stond. De overvallers riepen constant dat ze haar gingen vermoorden. Ze riepen ook dat ze het huis in brand zouden steken. De bedreigingen gingen steeds gepaard met een schop tegen haar hoofd of er werd een voet op haar hoofd geplaatst. Dat deden de overvallers ook bij haar vriend. Haar vriend kreeg daarnaast een slag in zijn nek. Beide overvallers die binnen waren, hadden een vuurwapen bij zich. Bij de overval zijn telefoons, de nieuwe camera’s van haar en van haar vriend, de laptops en nogal wat sieraden weggehaald. Degene die buiten stond had de leiding ten tijde van de overval. Die overvaller heeft niet tegen aangeefster of haar vriend gesproken. Die heeft constant bij het halletje gestaan of bij de deur. [3] Later heeft aangeefster [slachtoffer 1] nog verklaard dat ze aan haar handen is vastgebonden met tape en aan haar enkels met een touw. Een van de overvallers heeft een dildo in haar mond gestopt. Een andere overvaller kwam daarna naar haar toe en die had twee messen bij zich en zei: “kijk dit zijn je eigen messen, waar ik je mee dood maak als je niet doet wat ik zeg”. Daarna heeft hij haar kleren losgesneden. Haar jurk is omhoog gedaan en haar string is losgesneden. De twee mannen waren toen tegen elkaar aan het praten en zeiden dat ze de vibrator erin wilden stoppen. Het waren korte zinnetjes zo van: “we stoppen hem er gewoon bij haar in”. Dit zeiden ze allebei. Daarna is twee keer iets in haar anus gestopt. De tweede keer was dat een vibrator uit haar woning. Deze vibrator werd met grof geweld in haar anus gestoken en dat deed ‘gruwelijk zeer’. Toen de overvallers het chalet verlieten, hebben zij de vibrator laten zitten. De overvallers waren met zijn drieën, een in het halletje of buiten bij de deur en de andere twee binnen in het chalet. [4] Het leek er volgens aangeefster op dat de overvaller die in het halletje of buiten stond, instructies gaf en de touwtjes in handen had. [5]
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 12 mei 2009 in het chalet van zijn vriendin [slachtoffer 1] aanwezig was en dat rond 12.00 uur de deurbel ging. [slachtoffer 1] is naar de poort waar de deurbel zit gegaan. Binnen een minuut hoorde hij dat [slachtoffer 1] in de hal met een angstige, luidde stem zei: “Doe me geen pijn, doe me geen pijn”. Voordat hij bij de deur van de hal was, zag hij dat de deur werd geopend en dat [slachtoffer 1] werd vastgehouden door een man. Hij had haar in een soort verwurging met zijn linkerarm over haar keel. De rechterarm ging over haar rechter schouder heen en in mijn richting gestrekt, waarbij de man in zijn rechterhand een zwartkleurig pistool vast had, dat hij op aangever [slachtoffer 2] richtte. Een tweede man kwam de woonkamer van het chalet binnen en aangever moest op de grond gaan liggen. Hij hoorde een van de overvallers met een felle stem tegen [slachtoffer 1] roepen: “Waar is het geld”. Nadat drie keer om geld was gevraagd, hoorde aangever dat vanaf buiten werd gesproken door een derde man. Nadat de derde man met de twee eerste mannen had gesproken werd er duidelijk meer fysiek geweld naar beide aangevers gebruikt. Aangever voelde dat hij vrijwel meteen vier keer met kracht tegen zijn achterhoofd werd geschopt. Daarna werd er met kracht op zijn rug getrapt, eerst met een voet en later een aantal malen met twee voeten. Tot twee keer toe sprong één van de mannen met beide voeten op hem. Hij kreeg bijna geen lucht meer en voelde erge pijn. Daarna voelde hij iets in zijn nek en bij hem ging toen meteen het licht uit. Toen aangever bijkwam, hoorde hij dat de overvallers [slachtoffer 1] pijn deden. Hij hoorde het geluid van schoppen en slaan. Een van de overvallers kwam naar aangever toe en zijn voeten werden met tape aan elkaar bevestigd ter hoogte van zijn enkels. Hij hoorde ook het geluid van tape in de hoek waar [slachtoffer 1] op de grond lag. Na het tapen werden zijn handen achterop zijn rug gebonden met touw. Hij hoorde nog meerdere keren dat een van de overvallers aan [slachtoffer 1] om geld vroeg. Hij hoorde deze overvaller tevens zeggen dat als zij hem geen geld zou geven, hij haar dood zou schieten. Aangever heeft meerdere malen gevoeld dat één van de mannen, in zijn beleving, de loop van een pistool tegen zijn hoofd drukte. Op een gegeven moment was het stil en na een tijdje had aangever het lef om zich los te maken. Hij zag toen dat [slachtoffer 1] bij de schuifpui op de grond lag en dat haar handen op haar rug waren getaped. Hij heeft een mes gebruikt om de tape los te maken. Toen hij zichzelf na de overval had losgemaakt, zag hij dat er een dildo in haar zat gestoken en hij heeft deze dildo toen uit haar getrokken en haar vervolgens van de tape bevrijd. [6]
Verder heeft aangever verklaard dat de overvallers constant met [slachtoffer 1] bezig waren en dat ze vroegen waar het geld was. Het hele chalet is overhoop gehaald. [7]
Bij de overval zijn onder meer weggenomen een Acer laptop, een Kodak digitale camera een mobiele telefoon met [imei-nummer] en een mobiele telefoon met [imei-nummer] en een zilveren ketting en een computer merk Dell X200 weggenomen. [8]
Tijdens het onderzoek in het chalet is op de vloer van de woonkamer op een lade een stuk tape aangetroffen. Dit stuk tape werd genummerd AABJ2350NL. Op de vloer van de woonkamer werd nabij een lampenkap een fragment grijze tape aangetroffen en genummerd AABJ2349NL. Een fragment tape dat na de overval van een pols van [slachtoffer 1] werd verwijderd, werd genummerd AABJ2351NL. [9] De restanten van laatstgenoemde stuk tape zaten nog geplakt op de onderarmen, de rechterpols en de rechterhand van het slachtoffer [slachtoffer 1] . [10]
Het Nederlands Forensisch Instituut heeft op het fragment tape genummerd AABJ2350NL twee dactyloscopische sporen aangetroffen. Deze sporen zijn gemerkt als NFI-01 en NFI-02. [11]
Het dactyloscopisch onderzoek van 26 februari 2017 van de politie heeft geleid tot een individualisatie van het dactyloscopisch spoor voorzien van het kenmerk NFI-01 op de linker duim van [verdachte] . [12]
Na de overval heeft aangever [slachtoffer 2] een briefje in het chalet aangetroffen die door de overvallers was achtergelaten (hierna: de dreigbrief). Op deze brief stond met potlood de volgende tekst geschreven:
‘Waar ligt de geld?
Waar liggen de diamanten?
Waar ligt de goud?
Ps.
Als u niet meewerkt dan moet ik u helaas omleggen.
Als u niet zegt waar alles ligt maak ik u dood.’
De brief is voor verder sporenonderzoek veiliggesteld. [13]
Op de dreigbrief is een dactyloscopisch spoor met nummer AABJ2078NL-A aangetroffen. In het dactyloscopisch onderzoek van 27 februari 2017 is dit spoor geïndividualiseerd op de linker duim van [verdachte] . [14]
[getuige] , eigenaar van het pandjeshuis in Eindhoven heeft onder meer verklaard dat [betrokkene] op een dag zijn winkel binnen kwam en hem toen een telefoon met een daarbij behorende horloge van het merk Sony Ericsson aanbood. [betrokkene] was toen met twee andere personen in zijn winkel, één van hen had een donkere huidskleur. Ze kwamen met hun drieën tegelijk bij zijn loket staan en hoorden bij elkaar. Hij heeft [betrokkene] geld gegeven voor de telefoon en horloge, waarna de drie jongens vertrokken. Heel kort daarna kwam die donkere jongen weer terug in zijn winkel en deze zei toen: “doe deze ook maar”. Die donkere jongen overhandigde daarbij een ketting met platte bij elkaar gedraaide ringetjes. Toen de drie jongens eerder bij het loket stonden, overlegden ze of ze de ketting wel of niet aan [getuige] zouden verkopen. [getuige] had de door hem ingekochte ketting intussen verkocht en weer terug kunnen halen bij de koper waarna de ketting door de verbalisant in beslag is genomen. [15] Aan [getuige] zijn twee foto’s getoond van [verdachte] , een pasfoto en een foto van hyves, waarop [getuige] verklaarde dat de persoon op de pasfoto wel lijkt op die persoon toen met de ketting. [16]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij aanwezig was bij de verkoop van deze GSM en het horloge en dat hij daarna is teruggegaan om de zilveren ketting aan [getuige] te geven.
Op 27 augustus 2009 werd de ketting getoond aan [slachtoffer 1] . Zij verklaarde dat zij de zilveren halsketting met de platte schakels herkende als haar eigendom. [17]
[betrokkene] is door de rechtbank Brabant-Oost bij vonnis van 20 maart 2013 (ECLI:RBOBR:2013:1214) veroordeeld voor heling van de mobiele telefoon (merk Sony Ericsson, [imei-nummer] ) met bijbehorend horloge en de zilveren ketting, en de mobiele telefoon (merk Sony Ericsson, [imei-nummer] , die bij de overval zijn buitgemaakt.

Bewijsoverwegingen.

De verdediging heeft een alternatieve verklaring gegeven voor de dactysporen op de tape en op de dreigbrief. Verdachte zou in de periode vóór 12 mei 2009 meerdere malen bij [medeverdachte 1] thuis hebben geklust aan scooters en fietsen, waarbij veelvuldig gebruik werd gemaakt van tape. Het dactyloscopisch spoor van verdachte kan derhalve op de rol tape gekomen zijn op het moment dat hij deze rol tijdens het klussen heeft vastgepakt. Naar aanleiding van het souche- en volgorde-onderzoek door het NFI aan de stukken tape, heeft verdachte ter zitting een nadere verklaring gegeven. Verdachte heeft op de terechtzitting van 19 januari 2018 verklaard dat hij in of bij de woning van [medeverdachte 1] ooit gipsplaten aan elkaar heeft geplakt met tape, dat deze tape weer van deze gipsplaten is verwijderd en terug op de rol is gedraaid. Ten aanzien van de vingerafdruk op de dreigbrief heeft de verdediging de stelling opgeworpen dat verdachte ooit in de woning van [medeverdachte 1] notities heeft gemaakt om bijvoorbeeld onderdelen voor scooters op te schrijven en daarbij een blok met gelinieerd A4-papier heeft aangeraakt, zodat zijn vingerafdruk op het papier is gekomen dat is gebruikt als dreigbrief.
Ten aanzien van de alternatieve verklaring van verdachte voor het spoor van verdachte op de tape overweegt de rechtbank het volgende.
Uit aanvullend onderzoek door het NFI, waarbij de door de verdediging voorgedragen forensisch deskundige ing. J.R. ten Hove aanwezig mocht zijn, is geconcludeerd dat het extreem veel waarschijnlijker is dat de stukken tape die zijn aangetroffen in het chalet van aangeefster en op de rechterarm van aangeefster in de door de onderzoekers aangegeven volgorde (figuur 3) oorspronkelijk één geheel hebben gevormd en derhalve gesteld kan worden dat deze afkomstig zijn geweest van dezelfde rol tape, dan dat deze stukken tape één geheel zouden hebben gevormd in een andere volgorde of met andere soortgelijke tapedelen. In de door de onderzoekers aangegeven volgorde bevindt het dactyloscopische spoor zich op 440 cm. van de het uiteinde van de rol tape (de rechtbank merkt daarbij op dat het stuk tape dat als uiteinde van de tape wordt gezien was voorzien van een omgeslagen stuk plakband en dat het stuk tape dat als laatste stuk van de rol tape wordt aangemerkt was voorzien van het karton van de ‘binnenrol’). Het stuk tape waar de vingerafdruk van verdachte op is aangetroffen, is het voorlaatste stuk tape van de rol. Gelet op dit onderzoek is het naar het oordeel van de rechtbank simpelweg niet mogelijk dat de vingerafdruk van verdachte op de tape terecht is gekomen doordat hij tijdens het klussen een rol tape in zijn handen heeft gehad.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij samen met verdachte [medeverdachte 1] gipsplaten heeft bevestigd met tape en dat zij deze tape enige tijd later weer samen hebben verwijderd en voor hergebruik terug op de rol hebben gedaan niet aannemelijk geworden. De rechtbank acht het (ondanks de demonstratie van de raadsman waarbij gedurende enkele seconden een klein stukje tape is geplakt op een gelakte tafel) onaannemelijk en ongeloofwaardig dat als er tape wordt gebruikt om gipsplaten aan elkaar te bevestigen en die tape enige tijd later (volgens verdachte eerst ter zitting verklaard) weer wordt verwijderd, deze tape niet zijn plakkracht heeft verloren en er bovendien op de tape geen verfresten, gipsresten of andere vervuiling waarneembaar is. Naar het oordeel van de rechtbank loont het voor de gebruiker van de tape ook niet de moeite om gebruikte tape voor toekomstig hergebruik weer op de rol te bevestigen en ligt het dan ook niet in de rede dat verdachte en [medeverdachte 1] dit hebben gedaan.
De rechtbank stelt vast dat uit het NFI-onderzoek is gebleken dat bij de overval ook het laatste stuk van de rol tape is gebruikt (aan dit stuk tape zat het karton van de ‘binnenrol’) en dat het stuk tape waar de vingerafdruk van verdachte op is aangetroffen het voorlaatste stuk van de rol was. Dit zou betekenen dat, ondanks het veelvuldig klussen met duct tape, in de periode tussen het vastzetten van de gipsplaten en het beweerdelijke terugplaatsen van de tape op de rol, het laatste restje van enkele centimeters tape op de rol niet gebruikt zou zijn, maar dat deze nagenoeg opgebruikte rol tape precies op het moment dat men de tape op de rol wilde terugplaatsen nog voorhanden was.
Deze verklaring van verdachte wordt ook niet ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. Integendeel: aangeefster heeft verklaard dat tape waarmee zij is gekneveld waarschijnlijk haar eigen rol tape is geweest die in haar keukenlade lag. Zij had bij het opruimen deze rol tape niet meer teruggevonden. [medeverdachte 1] die de nodige voorbereidingen heeft getroffen voor de overval (dreigbrief, wapens, voorverkenning) heeft niet verklaard over een rol tape die hij van huis heeft meegenomen om daarmee de bewoners van het chalet te knevelen.
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte één van de twee overvallers is die in het chalet van [slachtoffer 1] zijn geweest. De belastende verklaring van [medeverdachte 1] wordt ondersteund door de dactyloscopische sporen van verdachte op de dreigbrief en op de tape waarmee aangeefster tijdens de overval is gekneveld en door het feit dat verdachte aanwezig was bij de verkoop van een deel van de buit aan [getuige] van het pandjeshuis.
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de twee mededaders.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 12 mei 2009 te Schaijk, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen telefoons en een camera en computers/laptops, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en zijn mededaders op een vuurwapen gelijkende voorwerpen aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben getoond en in de richting van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben gehouden en op het hoofd gedrukt van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar de grond hebben gebracht en vervolgens vastgebonden en geslagen en getrapt en vervolgens/daarbij die [slachtoffer 1] dreigend de woorden hebben toegevoegd: "geld, geld, er moet geld liggen" en "ik ga je vermoorden".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een jeugddetentie van 18 (achttien) maanden met aftrek van de duur van het voorarrest. Voorts vordert de officier van justitie op grond van artikel 77k van het Wetboek van Strafrecht vervanging van de jeugddetentie door gevangenisstraf.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft in het geval van enige bewezenverklaring bepleit dat gelet op de leeftijd van verdachte ten tijde van de roofoverval het jeugdstrafrecht van toepassing is en verzoekt de rechtbank in dat geval aan verdachte een jeugddetentie op te leggen die qua duur in de buurt komt van de duur van het reeds door hem ondergane voorarrest.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewapende overval in een woning, waarbij gedurende 1,5 tot 2 uur veel geweld tegen de slachtoffers is gebruikt en waarbij op vuurwapen gelijkende wapens zijn gebruikt. In de woning is een complete ravage aangericht en de slachtoffers zijn vastgebonden op de grond in de woning achtergelaten.
Een overval, zeker wanneer daarbij zo veel geweld wordt gebruikt, is voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring waar zij nog jarenlang last van kunnen hebben. Uit de toelichting op de vorderingen van de benadeelde partijen en uit de slachtofferverklaringen blijkt dat dit ook in deze zaak zeker het geval is. Mevrouw [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij van een sterke persoonlijkheid was veranderd in een kwetsbare emotionele vrouw waarbij haar zelfverzekerdheid was weggeslagen. Ook had zij het basisvertrouwen in de medemens verloren. De heer [slachtoffer 2] heeft verklaard dat de overval tot een aanzienlijke vermindering van zijn levensvreugde heeft geleid. Ook bij hem is het vertrouwen in de medemens geschaad.
Verdachte heeft samen met de mededaders een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en heeft de lichamelijke integriteit van het vrouwelijke slachtoffer ernstig aangetast doordat tijdens de overval een kunstpenis in haar mond en in haar anus is gestopt. De rechtbank kan niet vaststellen wie van de twee overvallers die binnen zijn geweest deze kunstpenis heeft gehanteerd, maar op basis van de aangifte van aangeefster staat in ieder geval vast dat deze vernederende seksuele handelingen in het bijzijn van en met de instemming van verdachte hebben plaatsgevonden.
Het gewelddadig karakter van het door verdachte gepleegde strafbare feit laat zien dat verdachte er niet voor terugschrikt om samen met anderen zwaar geweld tegen andere mensen te gebruiken. Overvallen leiden bovendien tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving. Verdachte heeft met die gevoelens geen rekening gehouden toen hij besloot op een gewelddadige manier snel aan geld te willen komen. Verdachte heeft bij het plegen van het feit gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de slachtoffers.
Verdachte was ten tijde van het begaan van het bewezenverklaarde delict 16 (zestien) jaar. Inmiddels is hij 25 jaar oud. De officier van justitie en de verdediging hebben ter terechtzitting van 19 januari 2018 beiden aangevoerd dat daarom het minderjarigenstrafrecht dient te worden toegepast.
De officier van justitie heeft, gelet op de huidige leeftijd van verdachte, op grond van artikel 77k van het Wetboek van Strafrecht gevorderd dat de door hem gevorderde jeugddetentie zal worden vervangen door een gevangenisstraf van eenzelfde duur.
De rechtbank overweegt het volgende.
Op verdachten die ten tijde van het plegen van het strafbare feiten in de leeftijd van 12 tot 18 jaar zijn is het jeugdstrafrecht van toepassing. Voor hen gelden op grond van artikel 77a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en verder andere sancties dan voor volwassenen.
De strekking van deze bepalingen is jeugdige personen die nog niet uitontwikkeld zijn een aan hun onvolwassenheid aangepaste bejegening te geven, gericht op pedagogische beïnvloeding.
In plaats van gevangenisstraf wordt aan hen jeugddetentie opgelegd, die ten uitvoer wordt gelegd in een jeugdgevangenis. Op grond van artikel 77i Sr is de maximaal aan verdachte op te leggen jeugddetentie 24 (vierentwintig) maanden.
In artikel 77b Sr is bepaald dat het jeugdstrafrecht buiten toepassing kan worden verklaard indien daarvoor op grond van de ernst van het feit, de persoon van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan aanleiding bestaat.
Voor toepassing van dit artikel is niet uitsluitend bepalend hoe de persoonlijkheid van de dader was ten tijde van het begaan van het feit, ook de persoonlijkheid van de dader ten tijde van het onderzoek ter terechtzitting moet in aanmerking worden genomen. (vergelijk ECLI:NL:HR:1994:ZC9663, rechtsoverweging 5.4).
De rechtbank acht gelet op de huidige leeftijd van verdachte en zijn huidige persoonlijke omstandigheden een sanctie gericht op pedagogische beïnvloeding niet meer aan de orde. Bovendien is het gelet op het klimaat in de jeugdgevangenis en de samenstelling van de groep bewoners van de jeugdgevangenis niet wenselijk om verdachte een gevangenisstraf uit te laten zitten in een jeugdgevangenis.
De door de officier van justitie gevorderde vervanging van jeugddetentie in gevangenisstraf door middel van toepassing van artikel 77k van het Wetboek van Strafrecht is echter niet mogelijk. In haar arrest van 1 juni 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AO7011, rechtsoverweging 4.6) heeft de Hoge Raad bepaald dat artikel 77k van het Wetboek van Strafrecht pas kan worden toegepast wanneer het vonnis waarin een verdachte jeugddetentie is opgelegd onherroepelijk is. De rechtbank kan derhalve niet in onderhavig vonnis jeugddetentie opleggen en deze direct vervangen door een gevangenisstraf.
De rechtbank zal om bovenstaande redenen het meerderjarigenstrafrecht toepassen zodat aan verdachte een gevangenisstraf in plaats van jeugddetentie kan worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat toepassing van het meerderjarigenstrafrecht in de onderhavige strafzaak alleen ziet op de strafmodaliteit, in casu het opleggen van een gevangenisstraf in plaats van jeugddetentie, en dat voor de duur van die gevangenisstrafstraf aansluiting moet worden gezocht bij de oriëntatiepunten zoals die door het LOVS voor jeugdigen zijn geformuleerd. Voor het verwijt dat verdachte kan worden gemaakt is de persoon van verdachte ten tijde van het strafbare feit immers van doorslaggevende betekenis. Uit de door de verdediging overgelegde rapportages van Bureau Jeugdzorg blijkt dat verdachte in 2009 een kwetsbare jongen was met een forse persoonlijke problematiek en een zeer problematische thuissituatie.
Dit heeft tot gevolg dat aan verdachte een aanzienlijk lagere straf wordt opgelegd dan aan zijn medeverdachte die ten tijde van het plegen van het feit meerderjarig was.
Vertrekpunt in voornoemde oriëntatiepunten ten aanzien van een diefstal met geweld / overval in een woning is een vrijheidsbeneming vanaf 6 (zes) maanden.
Strafverzwarende omstandigheden leiden tot een hogere straf. In dit geval zijn dat:
- het gebruik van ernstig fysiek geweld;
- het vernederende seksuele geweld;
- de aard en de ernst van het letsel van de slachtoffers;
- de bedreiging met wapens;
- het georganiseerde karakter van de groep daders.
De rechtbank is van dan ook oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
De rechtbank zal voormelde straf voor een gedeelte ter grootte van 6 (zes) maanden voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt en de rechtbank van oordeel is dat een voorwaardelijk strafdeel ten aanzien van deze verdachte passend en geboden is.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert toewijzing van de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.
De rechtbank is van oordeel dat de erven van benadeelde partij [slachtoffer 1] zich namens haar kunnen voegen in het strafproces. [slachtoffer 1] heeft namelijk in haar aangifte, waarin zij spreekt over drie overvallers (twee in de woning en een buiten de woning), aangegeven dat zij de door het strafbare feit ontstane schade wil verhalen op de daders en zich daartoe ter terechtzitting wil voegen als benadeelde partij. [slachtoffer 1] heeft ook een vordering ingesteld tegen een andere persoon die reeds in 2013 voor de overval is vervolgd (maar daarvan is vrijgesproken). [slachtoffer 1] is overleden vóórdat het onderzoek naar de overval is heropend en voordat er strafvervolging was ingesteld tegen verdachte. Nu [slachtoffer 1] door haar overlijden niet in staat was om een vordering tegen verdachte in te dienen, terwijl op grond van hetgeen hiervoor is overwogen vaststaat dat zij haar schade op de daders wilde verhalen, is de rechtbank van oordeel dat haar erven als haar vertegenwoordigers de vordering benadeelde partij kunnen instellen.
De verdediging heeft niet betwist dat de zoon van de benadeelde tevens haar erfgenaam is, zodat de benadeelde partij in haar vordering kan worden ontvangen. De hoogte van door het slachtoffer geleden schade is door de verdediging niet weersproken.
De rechtbank acht de vordering derhalve geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2009 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2009 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte of één van zijn mededaders heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte of één van zijn mededaders heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert toewijzing van de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.De rechtbank acht de vordering in het geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2009 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte of één van zijn mededaders heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte of één van zijn mededaders heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 14a, 14b, 14c, 27, 36f, 60a, 77b, 312.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregelen.
Gevangenisstrafvoor de duur van
18 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht
waarvan 6 maanden voorwaardelijkmet een proeftijd van 2 jaren.

Maatregel van schadevergoeding van EUR 4.784,71 subsidiair 10 dagen hechtenis.

Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] ,van een bedrag van EUR 4.784,71 (zegge: vierduizend zevenhonderd vieren tachtig euro en eenenzeventig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 4.500,00 immateriële schadevergoeding (post immateriële schade) en EUR 284,71 materiële schadevergoeding (post kleding en kilometervergoeding). Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededaders is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 4.784,71 (zegge: vierduizend zevenhonderd vieren tachtig euro en eenenzeventig eurocent), te weten EUR 4.500,00 immateriële schadevergoeding (post immateriële schade) en EUR 284,71 materiële schadevergoeding (post kleding en kilometervergoeding).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededaders is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Maatregel van schadevergoeding van EUR 3.154,05 subsidiair 10 dagen hechtenis.

Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] , van een bedrag van EUR 3.154,05 (zegge: drieduizend honderdvierenvijftig euro en vijf eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 2.700,00 immateriële schadevergoeding (post immateriële schade) en EUR 454,05 materiële schadevergoeding (post kilometervergoeding). Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededaders is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 3.154,04 (zegge: drieduizend honderdvierenvijftig euro en vijf eurocent), te weten EUR 2.700,00 immateriële schadevergoeding (post immateriële schade) en EUR 454,05 materiële schadevergoeding (post kilometervergoeding).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededaders is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter en tevens kinderrechter,
mr. J.H.L.M. Snijders en mr. J.J.A. Donkersloot, leden,
in tegenwoordigheid van M.J.H. Rijnbeek, griffier,
en is uitgesproken op 2 februari 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, Districtsrecherche ‘s-Hertogenbosch, onderzoek: 21300908_Chalet / OB1R016110 [naam] , afgesloten d.d. 14 januari 2017, aantal pagina’s: 605. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
2.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 3 oktober 2017, p. 63 t/m 67.
3.Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 1] , d.d. 12 mei 2009, p. 230 t/m 234.
4.Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 1] , d.d. 13 mei 2009, p. 254 t/m 260.
5.Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 1] , d.d. 14 mei 2009, p. 266.
6.Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 2] , d.d. 12 mei 2009, p. 282 t/m 286.
7.Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 2] , d.d. 14 mei 2009, p. 293 en 295.
8.Bijlage goederen p. 237-239.
9.Proces-verbaal technisch sporenonderzoek, p. 392.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 425.
11.Aanvullend proces-verbaal inzake [verdachte] , Rapport van het NFI 31 juli 2009 p. 78
12.Aanvullend proces-verbaal inzake [verdachte] , p. 82 t/m 86.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 431 en 432.
14.Aanvullend proces-verbaal inzake [verdachte] , p. 91 t/m 103.
15.Proces-verbaal van verhoor van [getuige] , d.d. 27 augustus 2009, p. 338 t/m 340.
16.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 15 oktober 2009, p. 341 en 342 en het nagekomen proces-verbaal van bevindingen, pv nummer 39, van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 27 juli 2017.
17.Proces-verbaal bevindingen d.d. 25 augustus 2009 p. 315 en verhoor aangeefster 25 augustus 2009 p. 317