ECLI:NL:RBOBR:2018:4421

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 september 2018
Publicatiedatum
11 september 2018
Zaaknummer
01/077019-18
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting, pogingen daartoe, verduistering en valsheid in geschrifte door verdachte

Op 11 september 2018 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting, twee pogingen daartoe, verduistering en valsheid in geschrifte, meermalen gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden. De zaak kwam aan het licht na meerdere aangiften van slachtoffers die door de verdachte waren benadeeld. De verdachte had zich voorgedaan als een andere persoon en had op die manier goederen, zoals een zitmaaier en elektrische fietsen, weten te verkrijgen. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de recidive van de verdachte en de ernst van de gepleegde feiten. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partijen beoordeeld en een schadevergoeding toegewezen aan een van de slachtoffers, terwijl een andere vordering werd afgewezen. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de bewijsstukken en de verklaringen van de betrokken partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummers: 01.077019-18 en 01.115532-18 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 11 september 2018
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [1978] ,
thans gedetineerd te: Detentiecentrum Alphen aan den Rijn.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 augustus 2018.
Op deze zitting heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 26 juli 2018.
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01.077019-18 ten laste gelegd dat:

1.

hij in of omstreeks de periode van 6 oktober 2017 tot en met 7 oktober 2017 te Reusel, gemeente Reusel-de Mierden, althans in Nederland,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een zitmaaier (Viking Mr4082),
door zich voor te doen als ' [valse naam] ' en/of [valse hoedanigheid] en/of (vervolgens) voornoemde zitmaaier te bestellen op rekening van [benadeelde 1] en/of (vervolgens) die zitmaaier op te halen en mee te nemen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 20 oktober 2017 tot en met 25 oktober 2017 te Reusel, gemeente Reusel-de Mierden, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten elektrische fietsen,
zich voor te hebben gedaan als ' [valse naam] ' en/of [valse hoedanigheid] en/of (vervolgens) voornoemde elektrische fietsen ten behoeve van [benadeelde 1] te bestellen en/of (vervolgens) een afspraak te maken om de elektrische fietsen op te halen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in of omstreeks de periode van 18 december 2017 tot en met 20 december 2017 te Eersel
opzettelijk een koelwagen, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als huurder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
4.primair
hij in of omstreeks de periode 5 oktober 2017 tot en met 25 oktober 2017 te Hapert en/of Rotterdam, althans elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal,(telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten (een) e-mail(s) met de/het beeldmerk(en) van [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] ) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst door voornoemd(e) beeldmerk(en) te bewerken en/of
(vervolgens) (zonder toestemming) te gebruiken, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode 5 oktober 2017 tot en met 25 oktober 2017 te Hapert en/of Rotterdam, althans elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valselijk opgemaakte en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst, door
- (een) e-mail(s) met de/het beeldmerk(en) van [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2]

) heeft opgesteld en/of verstuurd aan derden.

Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01.115532-18 tenlastegelegd dat:
hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 oktober 2017 tot en met 1 mei 2018 te Eindhoven, opzettelijk een aanhangwagen, elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als huurder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Bewijsbijlage.
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zijn uitgewerkt in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage. De inhoud daarvan dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Het standpunt van de officier van justitie.
Bewezenverklaring van feit 1 primair, 2, 3 en 4 primair tenlastegelegd onder parketnummer 01.077019-18 alsmede van het feit tenlastegelegd onder parketnummer 01.115532-18.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft feit 1 en 3 van parketnummer 01.077019-18 en verzoekt om vrijspraak met betrekking tot feit 2 en 4 primair van dit parketnummer. Met betrekking tot deze laatste twee feiten heeft de raadsman aangevoerd dat op basis van het procesdossier niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld wie de e-mails heeft gestuurd, zodat niet uitgesloten kan worden dat een ander dan verdachte hiervoor verantwoordelijk is.
De raadsman heeft bovendien vrijspraak bepleit ten aanzien van het feit onder parketnummer 01.115532-18 en daartoe aangevoerd dat, gelet op de verklaring van verdachte, niet kan worden uitgesloten dat hij de aanhangwagen wel heeft teruggebracht, maar deze vervolgens is gestolen, nog voordat aangever heeft kunnen vaststellen dat de aanhanger was geretourneerd.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank verwijst voor wat betreft de inhoud van de relevante bewijsmiddelen naar de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage en overweegt voorts het navolgende.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
Uit de aangifte van [slachtoffer 1] volgt dat op 6 oktober 2017 ene [valse naam] van [benadeelde 1] eerst telefonisch en daarna per e-mail contact heeft opgenomen met het bedrijf in verband met de aanschaf van een zitmaaier.
De e-mail, afkomstig van [e-mail adres 1] wordt ondertekend door ‘ [valse naam] , [valse hoedanigheid] ’ bereikbaar op telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Via dit telefoonnummer heeft [slachtoffer 1] ook steeds contact gehad met deze [valse naam] over de bestelling en de levering van de zitmaaier.
Er werd afgesproken dat de zitmaaier de volgende dag zou worden opgehaald. De volgende dag wordt de zitmaaier opgehaald door een persoon met een bakwagen die zich [verdachte] noemt. De rechtbank stelt vast dat verdachte de persoon is geweest die op 7 oktober 2017 de zitmaaier heeft opgehaald.
De persoon die de zitmaaier komt ophalen noemt zich niet alleen [verdachte] , hij wordt op de beelden van de bewakingscamera door 4 verbalisanten herkend als zijnde verdachte. Ook is de vrachtwagen waarmee de zitmaaier wordt opgehaald gehuurd onder de naam [verdachte] en heeft de huurder een kopie van het identiteitsbewijs van verdachte aan de verhuurder overgelegd. De huurder leek volgens de verhuurder ook op de man die stond afgebeeld op dit identiteitsbewijs.
Uit onderzoek naar de historische gegevens van het telefoonnummer dat in de e-mail van [valse naam] wordt genoemd ( [telefoonnummer 1] ) blijkt dat dit telefoonnummer op 27 juli 2017 om 11:20 uur contact heeft gehad met [wegenwacht] . In dit gesprek is te horen dat een man die zich voorstelt als [verdachte] pech heeft met zijn auto. Hij geeft daarbij onder meer zijn kenteken ( [kenteken 1] ) en zijn geboortedatum door ( [1978] ) en geeft aan dat hij te bereiken is op het telefoonnummer waarmee hij belt. Het kenteken [kenteken 1] behoort toe aan een voertuig dat op dat moment op naam stond van [bedrijf] ., een vennootschap waarvan verdachte eigenaar is.
Verder is gebleken dat verdachte in de periode van 7 augustus 2017 tot 14 september 2017 gedetineerd heeft gezeten. Uit de historische gegevens blijkt dat er in die periode ook niet met telefoonnummer [telefoonnummer 1] is gebeld of sms’jes zijn verstuurd.
De rechtbank komt op basis van het voorgaande tot de conclusie dat verdachte de gebruiker was van telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de persoon is die zich heeft voorgedaan als [valse naam] , [valse hoedanigheid] bij [benadeelde 1] , en op die manier aangever heeft bewogen tot de afgifte van een zitmaaier met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen.
Hoewel de verdediging zich voor wat betreft een bewezenverklaring van dit feit heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, is door de raadsman opgemerkt dat niet uitgesloten kan worden dat de e-mails en de telefoongesprekken waarin afspraken zijn gemaakt over de levering van de zitmaaier toch door een derde ( [valse naam] ) zijn verzonden/gevoerd en verdachte de zitmaaier enkel heeft opgehaald.
De rechtbank schuift deze stelling als onaannemelijk terzijde gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden en gelet op het feit dat van enige betrokkenheid van een derde in het dossier niets is gebleken. Elk van begin van aannemelijkheid voor deze stelling ontbreekt zodoende.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2
Uit de aangifte van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] volgt dat beide bedrijven omstreeks 20 oktober 2017 telefonisch zijn benaderd voor de bestelling van een aantal elektrische fietsen door een man die zich [valse naam] noemt en zegt dat hij voor [benadeelde 1] werkt. In beide gevallen stuurt deze [valse naam] genoemde bedrijven een e-mail met daarin zijn contactgegevens.
De rechtbank stelt vast dat in beide gevallen sprake is van eenzelfde modus operandi als bij feit 1: een persoon die zich [valse naam] noemt benadert bedrijven in de hoedanigheid van [valse hoedanigheid] van [benadeelde 1] . Zijn e-mails zijn afkomstig van
[e-mail adres 1]en worden ondertekend door ‘ [valse naam] , [valse hoedanigheid] ’. In de e-mails wordt opnieuw het telefoonnummer [telefoonnummer 1] genoemd waarop deze [valse naam] bereikbaar is. Uit de historische gegevens van het telefoonnummer is gebleken dat [valse naam] in ieder geval ook met dit telefoonnummer contact heeft opgenomen met [slachtoffer 2] over de bestelling en de levering van de fietsen.
Op basis van hetgeen de rechtbank reeds onder feit 1 heeft overwogen, concludeert zij dat verdachte zich ook ten aanzien van feit 2 heeft voorgedaan als [valse naam] , [valse hoedanigheid] bij [benadeelde 1] , en op die manier aangevers heeft willen bewegen tot de afgifte van elektrische fietsen.
Door de raadsman is (wederom) het alternatieve scenario geschetst dat [valse naam] echt bestaat en niet kan worden uitgesloten dat deze [valse naam] verantwoordelijk moet worden gehouden voor de tenlastegelegde feiten in plaats van verdachte.
De rechtbank schuift dit alternatieve scenario terzijde wegens gebrek aan concrete aanwijzingen in die richting en acht de poging tot oplichting van zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 3] door verdachte wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 18 december 2017 een koelwagen heeft gehuurd bij Herwijnen Verhuur, die hij na afloop van de huurperiode (die uiteindelijk was vastgesteld op 20 december 2017 om 10.00 uur), niet heeft teruggebracht bij het verhuurbedrijf, maar onder zich heeft gehouden zonder toestemming van aangever.
De rechtbank acht het tenlastegelegde derhalve wettig en overtuigend bewezen
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 4
Uit de bewijsmiddelen volgt dat op donderdag 5 oktober 2017 bij het bedrijf [slachtoffer 6] een bestelling is gedaan voor een spa ter waarde van
€ 12.392,56 door een persoon die opgaf te zijn: [valse naam] , [valse hoedanigheid] bij [benadeelde 2] met telefoonnummer [telefoonnummer 1] . De bestelling werd per e-mail gedaan: [e-mail adres 2] .
Verder is gebleken dat op vrijdag 6 oktober 2017 bij het bedrijf [slachtoffer 7] een bestelling is gedaan voor een zitmaaier en een bosmaaier. Deze bestelling werd per e-mail gedaan door [valse naam] , [valse hoedanigheid] bij [benadeelde 2] . [valse naam] gebruikte het e-mailadres [e-mail adres 2] .
In beide gevallen waren de e-mails van [valse naam] voorzien van een logo van [benadeelde 2] . [valse naam] deed het zodoende voorkomen alsof hij een bestelling namens [benadeelde 2] deed.
Toen beide bedrijven navraag deden bij [benadeelde 2] , bleek dat daar geen [valse hoedanigheid]
met de naam [valse naam] in dienst was en ook dat het genoemde e-mailadres bij [benadeelde 2] onbekend was.
Uit het onderzoek naar de historische gegevens van telefoonnummer [telefoonnummer 1] blijkt dat dit telefoonnummer op 5 oktober 2017 om 13:40 uur contact heeft gehad met [slachtoffer 6] en op 6 oktober 2017 (meermalen) en 9 oktober 2017 met [slachtoffer 7] . Ten aanzien van feit 1 en 2 is reeds geconcludeerd dat verdachte de gebruiker was van dit telefoonnummer.
Verder is de modus operandi nagenoeg gelijk aan die bij feit 1 en 2: ene [valse naam] doet zich voor als [valse hoedanigheid] van een bedrijf en plaats namens dat bedrijf een bestelling voor goederen, terwijl hij gebruik maakt van telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Net als bij feit 1 en 2 het geval was, zijn ook bij feit 4 de e-mails van [valse naam] voorzien van het logo van het bedrijf namens wie hij de bestelling plaatst en lijkt het e-mailadres dat hij gebruikt van het betreffende bedrijf te zijn.
De rechtbank komt op basis van het voorgaande tot de conclusie dat het verdachte is geweest die via valselijk opgemaakte e-mails met genoemde bedrijven contact heeft opgenomen.
De rechtbank ziet (opnieuw) geen aanwijzingen voor de betrokkenheid van een derde bij dit feit. Bovendien is, als hiervoor genoemd, de modus operandi nagenoeg gelijk aan die van feit 1 en 2, hetgeen erop wijst dat het verdachte is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan het valselijk opmaken van de verschillende e-mails. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman op dit punt aldus.
De rechtbank acht feit 4 primair wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 5
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte op 26 oktober 2017 een aanhangwagen heeft gehuurd bij [slachtoffer 5] Er werd afgesproken dat hij deze aanhangwagen de volgende dag tussen 8.00 en 9.00 uur weer terug zou brengen. Als verdachte de volgende dag niet komt opdagen wordt door de verhuurder diverse keren tevergeefs geprobeerd om verdachte telefonisch te bereiken. Later die (mid)dag belt verdachte terug met de melding dat hij de aanhangwagen pas maandag 30 oktober 2017 terug wil brengen. Er wordt afgesproken dat aangever een e-mail stuurt met een rekeningnummer zodat verdachte de extra huurkosten kan overmaken. Als verdachte ook op maandag 30 oktober niet verschijnt met de aanhangwagen, neemt de verhuurder opnieuw telefonisch contact op met verdachte. Er wordt afgesproken dat verdachte de aanhanghanger de volgende morgen tussen 8.00 en 9.00 uur zal terugbrengen en dan ook zal betalen. Deze afspraak wordt door verdachte per e-mail aan aangever bevestigd.
Verdachte heeft bij de politie kort gezegd verklaard dat het klopt dat hij de betreffende aanhangwagen heeft gehuurd, dat het ook klopt dat de oorspronkelijke huurperiode is verlengd, maar dat het niet klopt dat hij de aanhangwagen niet heeft teruggebracht; dat zou verdachte wel hebben gedaan. Verdachte heeft verklaard dat hij de aanhangwagen ongeveer een week later in de avonduren heeft teruggebracht. Hij heeft naar eigen zeggen de aanhangwagen voor de deur gezet en de sleutels gedeponeerd in een bak. Hij zou aangever hiervan op de hoogte hebben gebracht en met hem deze afspraak over het terugbrengen en het deponeren van de sleutels hebben gemaakt.
De rechtbank stelt vast dat deze verklaring van verdachte niet wordt ondersteund door hetgeen is opgenomen in het dossier. Sterker nog, de verklaring van verdachte wordt nadrukkelijk en gemotiveerd door aangever betwist. Uit de door de verhuurder overgelegde stukken blijkt juist dat verdachte de aanhangwagen ’s ochtends zou terugbrengen en niet, zoals verdachte stelt, dat hij de aanhangwagen ’s avonds na sluitingstijd zou terugbrengen en de sleutels in een daarvoor bestemde box zou deponeren. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte daarom niet geloofwaardig.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte zich de aanhangwangen opzettelijk en wederrechtelijk heeft toegeëigend.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, zo nodig in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
ten aanzien van parketnummer 01-077019-18:
1
in de periode van 6 oktober 2017 tot en met 7 oktober 2017 te Reusel, gemeente Reusel-de Mierden, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een zitmaaier (Viking Mr4082), door zich voor te doen als ' [valse naam] ' en [valse hoedanigheid] van [benadeelde 1] en vervolgens voornoemde zitmaaier te bestellen op rekening van [benadeelde 1] en vervolgens die zitmaaier op te halen en mee te nemen;
2
in de periode van 20 oktober 2017 tot en met 25 oktober 2017 in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te bewegen tot de afgifte van enig goed, te weten elektrische fietsen, door zich voor doen als ' [valse naam] ' en [valse hoedanigheid] van [benadeelde 1] en vervolgens voornoemde elektrische fietsen ten behoeve van [benadeelde 1] te bestellen en vervolgens een afspraak te maken om de elektrische fietsen op te halen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
in de periode van 18 december 2017 tot en met 20 december 2017 te Eersel opzettelijk een koelwagen, toebehorende aan [slachtoffer 4] , en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als huurder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
4
in de periode 5 oktober 2017 tot en met 25 oktober 2017 in Nederland, meermalen een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten e-mails met de beeldmerken van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] valselijk heeft opgemaakt en vervolgens (zonder toestemming) te gebruiken, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken;
ten aanzien van parketnummer 01.115532.18:
op tijdstippen in de periode van 26 oktober 2017 tot en met 1 mei 2018 te Eindhoven, opzettelijk een aanhangwagen, toebehorende aan [slachtoffer 5] , en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als huurder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van de verdachte heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht waarbij hij met name heeft gewezen op de het vonnis van de rechtbank Zeeland West-Brabant d.d. 2 augustus 2018, waarbij aan verdachte een gevangenisstraf van 42 maanden is opgelegd ter zake van soortgelijke feiten.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in relatief korte tijd schuldig gemaakt aan oplichting, twee pogingen daartoe, verduistering van een aanhanger en van een koelwagen en valsheid in geschrifte, (meermalen gepleegd). Dit zijn zeer kwalijke feiten. Door deze handelswijze van verdachte wordt het vertrouwen dat bedrijven moeten kunnen stellen in potentiële cliënten, ernstig geschaad. Bedrijven, de consument en de maatschappij worden hierdoor ernstig benadeeld. Verdachte zijn handelen heeft ook geleid tot schade bij de betrokken slachtoffers. Verdachte heeft puur uit eigen belang gehandeld en heeft zich niet om zijn slachtoffers bekommerd. De rechtbank rekent dit alles verdachte zeer aan.
De rechtbank heeft in het nadeel van verdachte meegewogen dat hij gelet op een uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 28 augustus 2018 vele malen eerder onherroepelijk is veroordeeld tot onder meer onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen voor het plegen van strafbare feiten, waaronder verduisteringen maar ook andere vermogensdelicten. Die veroordelingen en de daarin begrepen waarschuwingen hebben verdachte er blijkbaar niet van weerhouden opnieuw de fout in te gaan.
Hoewel er geen recent rapport omtrent de persoon van verdachte beschikbaar is, heeft de rechtbank tevens acht geslagen op de door de reclassering over verdachte opgemaakte notitie. Hieruit volgt dat verdachte uitgebreid bij hen bekend is en dat verdachte hen tijdens een eerder (recent) toezicht heeft geprobeerd 'om de tuin te leiden' waardoor de reclassering geen mogelijkheden zag om een nieuw toezicht te kunnen uitvoeren.
De rechtbank is van oordeel dat justitiële documentatie van verdachte en zijn hardnekkige recidivegedrag weinig hoop voor de toekomst geeft.
De aard en ernst van de feiten rechtvaardigen dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd.
Gelet op het bepaalde artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht houdt de rechtbank rekening met een veroordeling door de meervoudige kamer van rechtbank in Zeeland- West-Brabant d.d. 2 augustus 2018 waarbij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 42 maanden is opgelegd ter zake van soortgelijke feiten als de onderhavige.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde - mede in het licht van artikel 63 Sr. - voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Het standpunt van de officier van justitie.
Toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 2.379,- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente. Afwijzing van de vordering voor het overige nu dit deel betrekking heeft op de BTW.
Het standpunt van de verdediging.
Primair niet-ontvankelijkverklaring omdat niet vastgesteld kan worden of de verzekering wellicht heeft uitgekeerd. Subsidiair toewijzing van de vordering tot een bedrag van
€ 2.379,-.
Beoordeling.De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering, te weten materiële schadevergoeding tot een bedrag van € 2.379,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de volgende onderdelen van de vordering afwijzen, te weten materiële schadevergoeding voor zover dit een bedrag van € 2.379,- te boven gaat, nu de vordering voor het overige deel BTW betreft.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .

Het standpunt van de officier van justitie.
Integrale toewijzing van de vordering en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
Afwijzing van de vordering. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de loonkosten voor het rijklaar van de fietsen niet als schade kan worden aangemerkt. De fietsen dienen immers ook rijklaar te worden gemaakt voor een eventuele volgende verkoop.
Beoordeling.De rechtbank zal de vordering afwijzen. De rechtbank overweegt daartoe dat de loonkosten voor het rijklaar maken van de fietsen - nu het feit niet is voltooid en de fietsen de winkel van aangever nooit hebben verlaten - bij een mogelijke volgende klant in rekening kunnen worden gebracht. Er is zodoende geen sprake van schade.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
10, 24c, 36f, 45, 57, 63, 225, 321, 326 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank verklaart het ten laste gelegde bewezen onder parketnummer 01.077019-18 en parketnummer 01.115532-18 zoals hiervoor is omschreven.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven :
ten aanzien van parketnummer 01.077019.18
feit 1 primair
oplichting
feit 2
poging tot oplichting, meermalen gepleegd
feit 3
verduistering
4 primair
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
ten aanzien van parketnummer 01.115532.18:

verduistering

De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregel:
t.a.v. 01-077019-18 feit 1 primair, feit 2, feit 3, feit 4 primair, 01-115532-18:

Een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden

t.a.v. 01-077019-18 feit 1 primair:

Een schadevergoedingsmaatregel

Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 2.379,00 (zegge tweeduizenddriehonderdnegenenzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 33 dagen hechtenis. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van
€ 2.379,00 euro (zegge: tweeduizenddriehonderdnegenenzeventig euro), bestaande uit materiële schade.
Wijst de vordering voor het overige af.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
t.a.v. 01-077019-18 feit 2:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] :
Afwijzing van de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H. Slaar, voorzitter,
mrs. W.C.E. Winfield en J.J.A. Donkersloot, leden,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Meurs, griffier,
en is uitgesproken op 11 september 2018.