ECLI:NL:RBOBR:2018:4412

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 september 2018
Publicatiedatum
10 september 2018
Zaaknummer
SHE 18/1666
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van intrekking van vergunning voor verwerking van CRT beeldbuisglas

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 10 september 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, die een inrichting heeft voor de opslag en verwerking van afvalstoffen, waaronder CRT beeldbuizen. De voorzieningenrechter heeft de intrekking van de vergunning voor het verwerken van glas van kleuren CRT beeldbuizen geschorst, omdat de gevolgen voor het milieu van deze schorsing te overzien zijn. Verweerder, het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, had op 20 juni 2018 de geldende omgevingsvergunning van verzoekster ambtshalve aangepast, wat leidde tot het verzoek om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 31 augustus 2018 werd duidelijk dat er onduidelijkheid bestond over de exacte inhoud van de intrekking van de vergunning. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de rechtsvragen die in het beroepschrift zijn opgeworpen, niet geschikt zijn voor beantwoording in deze spoedprocedure, maar in de hoofdzaak behandeld zullen worden. De voorzieningenrechter heeft de schorsing beperkt tot het glas van de schermen van kleuren CRT beeldbuizen, terwijl het verwerken van andere soorten glas niet is toegestaan. De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen en verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 18/1666
uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 september 2018 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoekster] , te [vestigingsplaats 1] , verzoekster
(gemachtigde: mr. L. Bier),
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, verweerder
(gemachtigden: H.A. van Aarle en mr. M. van Dam-Benders).

Procesverloop

Bij besluit van 20 juni 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de geldende omgevingsvergunning van de inrichting van verzoekster aan de [adres] te [vestigingsplaats 2] ambtshalve aangepast.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2018. Namens verzoekster zijn J.M. Busser en de gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Verzoekster heeft een inrichting aan de [adres] te [vestigingsplaats 2] waar (onder andere) afvalstoffen worden opgeslagen en overgeslagen en waarbij betonmortel en betonblokken worden geproduceerd. Verweerder heeft op 24 oktober 2008 een revisievergunning verleend. Hierin is de op- en overslag van beeldbuisglas vergund. Op 15 januari 2010 heeft verweerder een wijzigingsvergunning verleend voor het be- en verwerken van afgedankte beeldbuizen en beeldbuisglas. Op 28 mei 2010 heeft verweerder de vergunning wederom gewijzigd en is voorschrift 18.1.7 aangepast en is voorschrift 18.1.10 gehandhaafd. In dit voorschrift is bepaald dat de samenstelling van het gereinigde glas of glas houdend afval dient te worden getoetst aan het Besluit Bodemkwaliteit voordat een vervolgbewerking of nuttige toepassing plaatsvindt. De inrichting neemt Cathode Ray Tube schermen (CRT-schermen) en beeldbuisglas in ter verdere bewerking (als enige in Nederland). Het glas van deze CRT beeldbuizen wordt (als vervanger van zand/grind) in de inrichting van verzoekster toegepast in betonblokken.
De staatssecretaris van infrastructuur en milieu (staatssecretaris) heeft verweerder in een brief van 29 maart 2016 er op gewezen dat het verwerken van loodhoudend beeldbuisglas niet langer kan worden toegestaan omdat dit glas moet worden aangeduid als gevaarlijke afvalstof. Op 5 augustus 2016 heeft verweerder zijn voornemen tot het gedeeltelijk intrekken van de geldende omgevingsvergunning kenbaar gemaakt. Per brief van 15 september 2016 heeft verzoekster haar zienswijze op het voornemen kenbaar gemaakt. Het ontwerpbesluit heeft van 11 december 2017 tot en met 21 januari 2018 ter inzage gelegen. Verzoekster heeft zienswijzen ingediend.
2. Bij besluiten van 12 januari 2018 heeft de staatssecretaris de besluiten tot kennisgeving met kenmerk BE001006306 en kennisgeving met kenmerk MT17000015, waarbij geen bezwaar is gemaakt tegen de overbrenging naar verzoekster van CRT-schermen en beeldbuisglas, ingetrokken. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft deze besluiten geschorst in een uitspraak van 27 februari 2018 (ECLI:NL:RVS: 2018:640). Overigens heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling inmiddels ook de beslissing op bezwaar geschorst (uitspaak van 31 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2890).
3. Bij het bestreden besluit wordt de geldende vergunning ingetrokken voor zover deze ziet op het mengen, verwerken, immobiliseren of (nuttig) toepassen als toeslagmateriaal bij de productie van cementgebonden producten van glas van de verwerking van zwart-wit CRT beeldbuizen of de conus van kleuren CRT beeldbuizen, zowel gescheiden als in een gemengde fractie aangegeven. Het is de voorzieningenrechter niet duidelijk geworden wat nu precies wordt ingetrokken. De verwarring wordt veroorzaakt door een passage in de beantwoording van de zienswijzen in het bestreden besluit (pagina 19) waar ‘voor alle duidelijkheid’ staat dat het gebruik van beeldbuisglas als zand of grindvervanger in de productie van constructieve betonelementen (legioblokken) niet langer wordt toegestaan. Op de zitting kon verweerder niet goed beantwoorden of het nu wel of niet is toegestaan om het glas van het scherm van een kleuren CRT beeldbuis nog wel te verwerken in betonblokken. Dit hangt volgens verweerder af van de uitleg van sectorplan 71 van het Landelijk Afvalbeheerplan 3 (LAP3). CRT beeldbuisglas mag volgens verweerder in ieder geval niet worden verwerkt. Maar het glas van het scherm van een kleuren CRT kan moeilijk anders worden gekwalificeerd. Het had op de weg van verweerder gelegen om in het bestreden besluit consistent aan te geven of (en zo ja, wanneer) het glas van een scherm van een kleuren CRT nu wel of niet als CRT beeldbuisglas wordt gezien.
4. Verweerder heeft desgevraagd wel bevestigd dat de op- en overslag van beeldbuisglas is toegestaan in de revisievergunning uit 2008. Op de zitting is door verweerder desgevraagd bevestigd dat hij meent bevoegd te zijn tot intrekking op basis van twee artikelen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo): de bevoegdheid in artikel 2.33, eerste lid onder d, van de Wabo en die in 2.33, tweede lid onder d, van de Wabo.
5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de rechtsvragen die in het beroepschrift worden opgeworpen, waaronder de stelling dat het LAP-3 onverbindend is en de klachten over de juistheid van de onderzoeken naar het precieze loodgehalte van CRT beeldbuisglas, zich niet lenen voor beantwoording in deze spoedprocedure maar pas in de uitspraak in de beroepszaak. De voorzieningenrechter neemt hierbij verder in aanmerking dat in de beroepszaak de Stichting advisering bestuursrechtspraak (StAB) zal worden gevraagd een advies uit te brengen over de vraag of het glas van schermen van kleuren CRT beeldbuizen na het scheidingsproces in de installatie van verzoekster, nog wel kan worden aangemerkt als gevaarlijke afvalstof. De voorzieningenrechter zal zich daarom nu niet inhoudelijk uitlaten over deze rechtsvragen. De beroepszaak zal worden behandeld door een meervoudige kamer op 22 januari 2019. Voor die tijd zal het advies van de StAB beschikbaar zijn. De voorzieningenrechter beperkt zich daarom tot de vraag of er in de tussentijd een ordemaatregel moet worden getroffen. De voorzieningenrechter heeft op de zitting in kaart gebracht welke belangen in deze zaak een rol spelen.
6. Voor verzoekster staat er veel op het spel. De inname en verwerking van CRT beeldbuizen omvat 30% van haar jaarlijkse omzet. Het grootste deel van de ingenomen CRT beeldbuizen betreft kleurenbeeldbuizen. Zonder het glas moeten andere stoffen worden ingezet om betonblokken te maken. Verzoekster haalt ongeveer 90% van de beeldbuizen uit het buitenland. De hiertoe afgegeven EVOA beschikkingen zijn geschorst in de hierboven genoemde uitspraak van de Afdeling van 27 februari 2018. Verzoekster heeft een scheidingsproces ontwikkeld waarbij het (dikkere) glas van schermen van kleuren CRT beeldbuizen mechanisch wordt gescheiden van het glas van de conus van kleuren CRT beeldbuizen of zwart-wit CRT beeldbuizen. Verzoekster gebruikt op dit moment alleen nog maar het afgescheiden (dikkere) glas van schermen van kleuren CRT beeldbuizen in haar productieproces. Zij staat er overigens niet voor in dat minuscule fracties van het glas van de conus van kleuren CRT beeldbuizen of zwart-wit CRT beeldbuizen na het scheidingsproces desondanks terecht komen bij het glas van schermen van kleuren CRT beeldbuizen.
7. Verweerder wenst te voorkomen dat loodhoudend beeldbuisglas als gevaarlijke afvalstof opnieuw in het milieu wordt gebracht. Dat is volgens verweerder in strijd met het LAP3 en sectorplan 71.
8. Verweerder neemt het bestreden besluit niet voor niets, namelijk in het belang van de bescherming van het milieu. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat de mogelijk nadelige gevolgen voor het milieu na schorsing van het bestreden besluit zijn te overzien om meerdere redenen, in samenhang bezien.
  • Verweerder heeft na inwerkingtreding van een LAP een jaar de tijd om op basis van 5.10, tweede lid van het Besluit omgevingsrecht voorschriften in een verleende vergunning voor afvalverwerking aan te passen. Niet valt in te zien dat voor het gedeeltelijk intrekken van een vergunning een kortere termijn zou moeten gelden.
  • De vergunde activiteit vindt al 8 jaar plaats.
  • Ook blijft voorschrift 18.1.10 van de geldende vergunning (zie hierboven) gelden.
  • Tot slot is de huidige bedrijfsvoering van verzoekster vooral gericht op het verwerken van het glas van schermen van kleuren CRT beeldbuizen.
De voorzieningenrechter ziet wel aanleiding om de schorsing te beperken tot schorsing van het intrekken van de vergunning voor het verwerken van het glas van de schermen van kleuren CRT beeldbuizen afkomstig uit het scheidingsproces. Gelet op de huidige bedrijfsvoering van verzoekster zal dit geen onoverkomelijke problemen opleveren. In rechtsoverweging 3 van deze uitspraak is overwogen dat het onduidelijk of de vergunning voor dit soort glas nu wel of niet is ingetrokken. De gedeeltelijke schorsing betekent dat het glas van de conus van kleuren CRT beeldbuizen of het glas van zwart-wit CRT beeldbuizen afkomstig uit het scheidingsproces niet mag worden verwerkt. Verzoekster zal dit glas moeten opslaan of overslaan (dat is vergund in de revisievergunning uit 2008).
9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit is geschorst tot de uitspraak op het beroep voor zover het bestreden besluit strekt tot het intrekken van de vergunning van 15 januari 2010 voor het mengen, verwerken, immobiliseren of toepassen binnen de inrichting van het glas van het scherm van kleuren CRT beeldbuizen afkomstig uit het door verzoekster toegepaste scheidingsproces. Voor alle duidelijkheid wijst de voorzieningenrechter partijen er op dat, ook als na het scheidingsproces minuscule deeltjes van het glas van de conus van kleuren CRT beeldbuizen of zwart-wit CRT beeldbuizen terechtkomen bij het glas van schermen van kleuren CRT beeldbuizen, verwerking van dit glas is toegestaan.
10. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
11. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek toe;
  • schorst het bestreden besluit tot de uitspraak op het beroep voor zover het bestreden besluit strekt tot intrekking van de vergunning van 15 januari 2010 voor het mengen, verwerken, immobiliseren of toepassen binnen de inrichting van het glas van schermen van kleuren CRT beeldbuizen afkomstig uit het door verzoekster toegepaste scheidingsproces;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 338,- aan verzoekster te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.002,-, te betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. I.M.C. van Og, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 september 2018.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.