ECLI:NL:RBOBR:2018:4333

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 september 2018
Publicatiedatum
31 augustus 2018
Zaaknummer
01/865062-18
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensensmokkel met gevangenisstraf en voorwaardelijke straf

Op 3 september 2018 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensensmokkel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 278 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek waarbij op 14 mei 2018 in Liessel 14 personen zonder de benodigde papieren werden aangetroffen. De verdachte had deze personen vanuit Parijs naar Nederland vervoerd, terwijl hij wist of had moeten vermoeden dat zij illegaal waren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet als medepleger van mensensmokkel kon worden aangemerkt, maar dat hij wel degelijk betrokken was bij het vervoer van drie specifieke personen, te weten [persoon 4], [persoon 5] en [persoon 10]. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte handelde uit financieel gewin en dat mensensmokkel ernstige inbreuk maakt op de rechtsorde. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en de impact van zijn detentie op zijn taxibedrijf. De rechtbank legde een lichtere straf op dan door de officier van justitie was geëist, maar vond het noodzakelijk om een gevangenisstraf op te leggen om normhandhaving te waarborgen. De rechtbank verklaarde de in beslag genomen goederen, waaronder € 1.200 en een Samsung telefoon, verbeurd.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/865062-18
Datum uitspraak: 3 september 2018
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1972] ,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 augustus 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 17 mei 2018.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 mei 2018 te Liessel, gemeente Deurne, althans in Nederland, en/of Frankrijk en/of België,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(een) ander(en), te weten:
- [persoon 1] geboren op [1992] en/of
- [persoon 2] geboren op [2001] en/of
- [persoon 3] geboren op [2001] en/of
- [persoon 4] geboren op [1998] en/of
- [persoon 5] geboren op [2000] en/of
- [persoon 6] geboren op [2001] en/of
- [persoon 7] geboren op [2000] en/of
- [persoon 8] geboren op [2001] en/of
- [persoon 9] op [1992] en/of
- [persoon 10] geboren op [2000] en/of
- [persoon 11] geboren op [1990] en/of
- [persoon 12] geboren op [1992] en/of
- [persoon 13] geboren op [1991] en/of - [persoon 14] geboren op [1989]

behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,

of hem/haar/hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s),
- die [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] en/of [persoon 4] en/of [persoon 5] en/of [persoon 6] en/of [persoon 7] en/of [persoon 8] en/of [persoon 9] en/of [persoon 10] en/of [persoon 11] en/of [persoon 12] en/of [persoon 13] en/of [persoon 14]
begeleid en/of vervoerd op zijn/haar/hun reis van Frankrijk naar Nederland, althans elders in het buitenland
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen
had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs
Bewijsbijlage.
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zijn uitgewerkt in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage. De inhoud daarvan moet als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.
Inleiding.
Verdachte wordt het verwijt gemaakt dat hij op 14 mei 2018 als medepleger betrokken is geweest bij de smokkel van 14 illegale vreemdelingen. De betrokkenheid van verdachte
zou er uit hebben bestaan dat hij in zijn auto zes illegalen vanuit Parijs naar een bosperceel te Liessel heeft vervoerd, terwijl hij wist of had moeten vermoeden dat zij niet over de benodigde papieren beschikten.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen dat
verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de smokkel van vijf illegale vreemdelingen,
te weten [persoon 4] , [persoon 5] , [persoon 10] , [persoon 8] en [persoon 2] . De officier van justitie acht niet bewezen dat verdachte deze personen in bewuste en nauwe samenwerking met (een) ander(en) heeft gesmokkeld en heeft voor dat onderdeel van de tenlastelegging (partieel) vrijspraak gevorderd.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft op meerdere gronden vrijspraak bepleit.
Het oordeel van de rechtbank.
verweren verdediging
I. De raadsman heeft betoogd dat de verklaringen die verdachte bij de rechter-commissaris
en ter terechtzitting heeft afgelegd als uitgangspunt moeten worden genomen vanwege de feitelijke aanwezigheid van een tolk. De bij de politie afgelegde verklaringen zijn met tussenkomst van de tolkentelefoon tot stand gekomen met alle mogelijke miscommunicatie van dien. Dit zou tot vrijspraak dienen te leiden, aangezien uit de verklaringen die verdachte bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting heeft afgelegd volgt dat verdachte eerst na zijn aanhouding wist dat hij illegalen had vervoerd.
De rechtbank deelt de visie van de raadsman niet. De rechtbank overweegt in de eerste plaats dat de inzet van de tolkentelefoon geen ongebruikelijke gang van zaken is bij het horen van personen die de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig zijn en dat dergelijke verhoren met de nodige waarborgen zijn omgeven.
De rechtbank is van voorts oordeel dat de raadsman niet onderbouwd en concreet heeft aangegeven op grond waarvan de juistheid van de weergave van verdachtes verklaringen bij de politie in het geding zou zijn. De enkele geopperde mogelijkheid van miscommunicatie door tussenkomst van de tolkentelefoon is hiervoor onvoldoende. Dit geldt temeer nu verdachte op geen enkel moment van het geding, ook niet ter terechtzitting, de weergave van zijn bij de politie afgelegde verklaringen concreet heeft betwist. Dat past ook bij de vaststelling van de rechtbank dat verdachte zijn verklaringen heeft ondertekend nadat deze aan hem waren voorgelezen en hij zich met de inhoud ervan had verenigd. De rechtbank ziet in de weergave van de verklaringen van verdachte ook ambtshalve geen aanknopingspunten voor de aanwezigheid van miscommunicatie of ruis. Integendeel, de rechtbank stelt vast dat verdachte tijdens zijn verhoor op 16 mei 2018 zich op meerdere momenten en bij herhaling op vragen van verbalisanten over zijn vermoeden van mensenmokkel heeft uitgelaten.
De rechtbank ziet geen enkele aanleiding om aan de juistheid van die verklaringen te twijfelen en neemt deze als uitgangspunt bij de bewijstechnische beoordeling van het feitencomplex.
II. De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaringen van de 14 aangetroffen personen
onbruikbaar zijn in de bewijsvoering, omdat zij in hun verklaringen grotendeels en evident hebben gelogen. Volgens de raadsman is het gebruik van hun verklaringen bovendien in strijd met het fair trial beginsel zoals neergelegd in artikel 6 EVRM, omdat de verdediging deze getuigen niet heeft kunnen ondervragen.
De rechtbank overweegt vooropgesteld dat zij de bespreking van het verweer van de verdediging beperkt tot de getuigen [persoon 5] , [persoon 4] en [persoon 10] , aangezien de rechtbank - zoals hierna aan de orde - bewezen acht dat deze drie personen door verdachte zijn vervoerd.
De rechtbank moet de verdediging toegeven dat vraagtekens kunnen worden geplaatst
bij de juistheid van onderdelen van hun verklaring. Echter, de kern van hun verklaring
blijft overeind, namelijk dat zij vanuit Vietnam naar (uiteindelijk) Nederland zijn gesmokkeld. De rechtbank ziet geen enkele aanleiding om aan dit wezenlijke onderdeel
van hun verklaring te twijfelen, met name niet in het licht van de hierna weergegeven
verklaringen van verdachte en het bij deze getuigen ontbreken van reisdocumenten.
Het beroep op het ondervragingsrecht wordt door de rechtbank gepasseerd omdat (1)
er een goede reden bestaat voor het ontbreken van een behoorlijke en effectieve ondervragingsgelegenheid, te weten de niet traceerbaarheid van de gevraagde getuigen
nu zij met onbekende bestemming zijn vertrokken en van hen geen bekende woon- of verblijfplaats bekend is en (2) de betrokkenheid van verdachte grotendeels en in
beslissende mate volgt uit zijn eigen verklaring.
De rechtbank concludeert dan ook dat de verklaringen van [persoon 5] , [persoon 4]
en [persoon 10] kunnen worden gebruikt zoals hierna vermeld.
III. De raadsman heeft de juistheid van de door de aangetroffen personen opgegeven personalia in twijfel getrokken als gevolg waarvan niet kan worden bewezen dat de
in de tenlastelegging genoemde personen daadwerkelijk illegaal in Nederland verbleven.
De rechtbank overweegt dat zij de bespreking van het verweer van de verdediging beperkt tot de personen die hebben opgegeven te zijn genaamd [persoon 5] , [persoon 4] en
[persoon 10] , aangezien de rechtbank bewezen acht dat deze drie personen door verdachte
zijn vervoerd. De rechtbank oordeelt dat de juistheid van de opgegeven personalia een bewezenverklaring van het illegale verblijf van die personen niet in de weg staat, nu
ondubbelzinnig vast staat dat deze personen in het bos zijn aangetroffen, zij de gewraakte personalia hebben opgegeven, zij niet in het bezit van reisdocumenten waren en verdachte hen heeft herkend als zijnde personen die hij die nacht in zijn auto heeft vervoerd van Parijs naar Nederland.
IV. De raadsman heeft het wederrechtelijk verblijf van de aangetroffen personen in twijfel getrokken nu (1) [persoon 1] een rechtmatig verblijf in Tsjechië zou hebben, (2) in
de telefoon van de bijrijder van verdachte een overzicht van negen paspoorten met een Schengen visa is aangetroffen en (3) de aangetroffen personen mogelijk met het oog op een eventuele asielprocedure hun identiteitsbewijzen hebben weggegooid.
De rechtbank overweegt ook in dit verband dat zij de bespreking van het verweer van de verdediging beperkt
tot de getuigen [persoon 5] , [persoon 4] en [persoon 10] , aangezien de rechtbank bewezen acht dat deze drie personen door verdachte zijn vervoerd. Dit brengt mee dat de rechtbank hetgeen hiervoor onder (1) is aangevoerd, zonder nadere bespreking buiten beschouwing laat.
De rechtbank kent voorts geen gewicht toe aan het hiervoor onder (2) vermelde overzicht afkomstig uit de telefoon van de bijrijder van verdachte, omdat de juistheid van de gegevens van de daarop weergegeven paspoorten niet is vastgesteld en de rechtbank veeleer de onjuistheid van die gegevens aannemelijk acht in het licht van het onderhavige feiten-complex en de door verdachte gestelde betrokkenheid van zijn bijrijder bij de mensen- smokkel.
De rechtbank verwerpt de hiervoor onder (3) enkel geopperde mogelijkheid vanwege
een ondeugdelijke onderbouwing. Bovendien stelt de rechtbank vast dat de verklaringen
van betrokkenen geen enkel aanknopingspunt bieden voor de juistheid van de mogelijkheid
dat zij tot de grens met Nederland over geldige papieren zouden hebben beschikt. Nu zij
bij het aantreffen in het bosperceel geen papieren bij zich hadden en zij bij de politie niet hebben verklaard kort daarvoor wel over papieren te hebben beschikt, acht de rechtbank het wederrechtelijke karakter van hun verblijf in Nederland bewezen. Er is geen enkele aanleiding voor de veronderstelling dat zij legaal in Nederland waren.
bewijstechnische beoordeling
De rechtbank verwijst voor wat betreft de inhoud van de relevante bewijsmiddelen naar de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage en overweegt voorts het navolgende.
aantreffen 14 personen
Het staat vast dat op 15 mei 2018 omstreeks 01:32 uur in een bosperceel nabij parkeerplaats ‘De Leysing’ te Liessel 14 personen zijn aangetroffen die niet in het bezit waren van de benodigde papieren en aldus illegaal in Nederland verbleven. Tien van deze personen waren van Vietnamese afkomst, waaronder de personen die hebben opgegeven te zijn genaamd [persoon 5] , [persoon 4] en [persoon 10] .
Ook staat vast dat op 14 mei 2018 op verschillende tijdstippen tussen 22:48 uur en 23:23 uur in de onmiddellijke nabijheid van genoemd bosperceel twee auto’s zijn gearriveerd waaruit meerdere personen zijn gestapt die zich vervolgens in de richting van het bosperceel hebben begeven. Een van die auto’s betrof een busje van het merk Mercedes-Benz met het (Franse) [kenteken] waarvan verdachte de bestuurder was.
verklaringen verdachte
Verdachte heeft tijdens zijn verhoor op 16 mei 2018 bij de politie onder meer het volgende verklaard.
Ze hebben mij een berichtje gestuurd voor een taxirit van Parijs naar Nederland.
Er is een afspraak gemaakt om zes personen te vervoeren. Ik ben vertrokken met
zes personen. Ik weet dat ik een stommiteit heb begaan. Die personen hebben denk
ik geen papieren.Ik wist het. Ik heb het gedaan om geld te verdienen. U vraagt aan
mij of het klopt dat ik zes personen heb opgehaald waarvan ik wist dat ze geen papieren hadden. Ja. Ik heb de personen opgehaald in het 13e arrondissement van
Parijs, [adres 2] . Ik zou 1.200 euro ontvangen voor de rit. De inzittenden
hadden een Aziatisch uiterlijk en hadden kleine reisbagage bij zich. Hoe ik wist dat
de mensen geen goede papieren hadden? Dat heb ik zo zelf geraden. Ik had de 1.200
euro al ontvangen. Parkeerplaats De Leysing (
te Liessel, rechtbank) was mij
opgegeven als bestemming. De bijrijder zei dat ik daar moest stoppen en zei op enig
moment tegen de anderen dat ze konden uitstappen. Ik wist waar ik mee bezig was.
Ik heb het om het geld gedaan. Ik had vooraf het vermoeden dat ze illegaal waren.
Als ze je dan goed geld bieden, ga je niet weigeren. Normaal kost een rit van Parijs
naar Nederland 800 euro voor zes personen. Ik kwam van Luik Nederland
binnengereden via Maastricht.
Op 29 mei 2018 heeft verdachte onder meer het volgende bij de politie verklaard.
We onderhandelden over de prijs. Toen heb ik zes personen voor 1.200 euro genomen. Hij bood aan meer te betalen voor meer mensen. De man vroeg of er elf
personen in mijn auto pasten en vroeg naar de kosten van elf personen. Ik zei nee.
Hij vroeg of ik negen personen kon nemen voor 2.000 euro. Hij wilde niet dat
andere mensen het wisten. Ik heb geweigerd. Ik kan er niet meer dan zes nemen.
De zes personen die ik vervoerde kwamen vanuit Parijs. Het was geen groep
toeristen die ging reizen. Ze hadden rugzakken. Ze spraken Vietnamees. Ik heb
nooit gevraagd naar papieren.
Tijdens zijn verhoor van 17 mei 2018 heeft verdachte op aan hem getoonde foto’s de personen genaamd [persoon 5] , [persoon 4] en [persoon 10] herkend als personen die
hij in zijn auto heeft vervoerd.
verklaringen [persoon 5] , [persoon 4] en [persoon 10]
Uit hun verklaringen volgt in de kern genomen dat zij afkomstig zijn uit Vietnam en zich
naar het buitenland hebben laten smokkelen om geld te verdienen ter aflossing van schulden. Geen van drieën was in het bezit van een paspoort of een ander reisdocument.
conclusies rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat verdachte niet als medepleger van mensensmokkel kan worden aangemerkt. Het bewijs voor een bewuste en nauwe samenwerking met (een) ander(en) in dat verband schiet daarvoor tekort. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande bewezen dat verdachte [persoon 5] , [persoon 4] en [persoon 10] naar Nederland heeft vervoerd en hij minstgenomen ernstige redenen had te vermoeden dat zij - kort gezegd - illegaal waren. Dat volgt naar het oordeel van rechtbank onmiskenbaar uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, meer uitgebreid weergegeven in de bewijsbijlage. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het vervoer van de overige in de tenlastelegging genoemde personen, waaronder [persoon 8] en [persoon 2] .
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, niet bewezen dat verdachte ook
[persoon 8] en [persoon 2] heeft vervoerd. De herkenning van [persoon 8] door verdachte is niet ondubbelzinnig en geeft ruimte voor twijfel en de verklaring van [persoon 8] biedt daarvoor ook geen concreet houvast anderszins. De verklaring van [persoon 2] biedt weliswaar aanknopingspunten dat hij in het busje van verdachte heeft gezeten, echter
zonder een herkenning door verdachte acht de rechtbank dit onvoldoende vast komen
te staan.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierna in de bewijsbijlage
uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
op 14 mei 2018 in Nederland en Frankrijk en België, anderen te weten:
- [persoon 4] geboren op [1998] en
- [persoon 5] geboren op [2000] en
- [persoon 10] geboren op [2000]
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, immers heeft verdachte die [persoon 4] en [persoon 5] en [persoon 10] vervoerd op hun reis van Frankrijk naar Nederland, terwijl verdachte ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van de feiten.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaar gevorderd.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft een gevangenisstraf overeenkomstig de duur van het reeds ondergane voorarrest bepleit. In het verlengde hiervan heeft hij om opheffing van de voorlopige hechtenis vanwege het bepaalde bij artikel 67a lid 3 Wetboek van Strafvordering verzocht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende ten nadele van verdachte in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensensmokkel. Hij heeft tegen een vergoeding
van € 1.200,= drie illegale vreemdelingen van Parijs naar Nederland vervoerd in zijn auto.
Mensensmokkel valt onder de categorie strafbare feiten die ernstig inbreuk maken op de rechtsorde en die in de samenleving gevoelens van grote onrust veroorzaken. Een dergelijk
delict ondermijnt niet alleen het overheidsbeleid inzake de bestrijding van illegaal verblijf en illegale toegang tot Nederland en andere Europese landen, maar draagt ook bij aan het in stand houden van een illegaal circuit, waardoor het maatschappelijk verkeer wordt of kan worden gefrustreerd. Bovendien wordt over de rug van meest kwetsbare personen grof
geld verdiend aan dit soort praktijken, die niet zelden in mensonterende omstandigheden plaatsvinden. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij uit puur financieel gewin een bijdrage heeft geleverd aan deze verwerpelijke praktijken.
De rechtbank heeft in matigende zin oog voor de ondergeschikte rol die verdachte bij
de mensenmokkel heeft gehad, zijn blanco strafblad in Frankrijk en Nederland en het
aanzienlijke omzetverlies voor zijn taxibedrijf als gevolg van de reeds ondergane detentie, terwijl hij een hoge schuldenlast heeft.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 278 dagen. De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de aard en ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Voorlopige hechtenis.
Gezien de hoogte van de op te leggen straf en gelet op het bepaalde bij artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering heeft de rechtbank de voorlopige hechtenis van verdachte
met ingang van 20 augustus 2018 opgeheven.
Beslag.
Het standpunt officier van justitie.
De officier van justitie heeft de verbeurdverklaring gevorderd van € 1.200,=, een Apple Iphone (beslagcode A.01.02.03) en een Samsung telefoon (beslagcode A.01.01.06).
De rest van het in beslag genomen geld en de auto Mercedes Benz ( [kenteken] ) kunnen worden geretourneerd aan verdachte, aldus de officier van justitie.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman kan zich vinden in de verbeurdverklaring van € 1.200,= en de Samsung telefoon (beslagcode A.01.01.06) en heeft om de teruggave aan verdachte verzocht van het restant van het in beslaggenomen geld, de Apple Iphone (zwart, beslagcode A.01.02.03) en de auto Mercedes Benz ( [kenteken] ).
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn:
- die aan de veroordeelde toebehoorden en die geheel door middel van de strafbare feiten zijn verkregen (€ 1.200 euro);
- met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorden (Samsung telefoon (zwart, beslagcode A.01.01.06).
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van deze inbeslaggenomen goederen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 27, 33, 33a, 57 en 197a van het Wetboek van Strafrecht.
Verzoek horen getuigen.
De verdediging heeft ter terechtzitting een eerder ingediend verzoek tot het horen van
14 getuigen herhaald met verwijzing naar het verdedigingsbelang en het op artikel 6 EVRM gebaseerde ondervragingsrecht.
De rechtbank overweegt vooropgesteld dat zij de bespreking van het verzoek van de verdediging beperkt tot de getuigen [persoon 5] , [persoon 4] en [persoon 10] , aangezien de rechtbank bewezen acht dat deze drie personen door verdachte zijn vervoerd en de andere getuigen dan ook niets over verdachtes betrokkenheid bij de smokkel van genoemde drie personen kunnen verklaren.
De rechtbank brengt in herinnering dat zij zich hiervoor onder het kopje ‘verweren verdediging’ onder II reeds in positieve zin heeft uitgelaten over de bruikbaarheid van
de verklaringen van genoemde drie getuigen in het licht van het ondervragingsrecht. In de daaraan ten grondslag liggende dragende overweging, die als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, volgt dat het ondervragingsrecht in de gegeven omstandigheden niet in het geding is door het niet horen van de getuigen. Naar het oordeel van de rechtbank kan
op grond van diezelfde overweging evenmin worden gezegd dat de verdediging door het niet horen van de drie getuigen redelijkerwijs in enig belang wordt geschaad. De verzoeken van de verdediging worden dan ook afgewezen.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
mensensmokkel, meermalen gepleegdVerklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straffen.

Een gevangenisstrafvoor de duur van 278 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van
2 jaren. Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Verbeurdverklaringvan de inbeslaggenomen goederen, te weten: 1.200 euro en een Samsung telefoon (zwart, beslagcode A.01.01.06)
Teruggave aan verdachtevan de inbeslaggenomen goederen, te weten:
575 euro, 1.100 Zwitserse frank, Apple Iphone (zwart, beslagcode A.01.02.03) en een
auto Mercedes Benz ( [kenteken] )
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.M. Hettinga, voorzitter,
mr. W.C.E. Winfield en mr. H. Slaar, leden,
in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier,
en is uitgesproken op 3 september 2018.