ECLI:NL:RBOBR:2018:4218

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 juli 2018
Publicatiedatum
23 augustus 2018
Zaaknummer
331994/FA RK 18-1319
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor vaccinaties van een minderjarige in het kader van het Rijks vaccinatieprogramma

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 13 juli 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot vervangende toestemming voor vaccinaties van een minderjarige, aangeduid als [minderjarige 1]. De Stichting Jeugdbescherming Brabant, als gecertificeerde instelling, had verzocht om toestemming voor de medische behandeling van [minderjarige 1] in de vorm van vaccinaties, omdat de ouders hun toestemming hiervoor hadden geweigerd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] wordt uitgeoefend door de ouders, die niet samenwonen. [minderjarige 1] woont sinds februari 2018 in een pleeggezin en is onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling.

De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders niet ter zitting verschenen. De vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling hebben toegelicht dat de vaccinaties noodzakelijk zijn voor de gezondheid van [minderjarige 1], die recentelijk ernstig ziek is geweest. De ouders hebben aangegeven dat zij op basis van informatie van het internet niet akkoord gaan met het Rijks vaccinatieprogramma.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling artikel 1:265h van het Burgerlijk Wetboek in acht genomen, dat bepaalt dat indien een medische behandeling noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid van een minderjarige af te wenden, de toestemming van de ouder vervangen kan worden door die van de kinderrechter. Ondanks dat de kinderrechter niet voldoende aannemelijk achtte dat de vaccinaties noodzakelijk waren om ernstig gevaar voor de gezondheid van [minderjarige 1] af te wenden, heeft hij het verzoek van de gecertificeerde instelling toegewezen. De belangen van het kind, zoals vastgelegd in artikel 3 lid 1 van het IVRK, hebben de doorslag gegeven. De kinderrechter heeft besloten dat [minderjarige 1] alle vaccinaties van het Rijks vaccinatieprogramma zal ontvangen en heeft deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/01/331994 / FA RK 18-1319
datum uitspraak: 13 juli 2018

beschikking toestemming medische behandeling

in de zaak van

de STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

statutair gevestigd te Eindhoven, locatie ’s-Hertogenbosch,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
betreffende

[minderjarige 1] [naam] , geboren te [geboorteplaats] op [in 2016] ,

hierna te noemen: [minderjarige 1] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[voornaam] [naam] ,

wonende te [vader] ,
hierna te noemen: (de) vader,

[moeder] ,

wonende op een voor de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen: (de) moeder.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoek met bijlagen van de GI van 12 maart 2018, ingekomen bij de griffie op 13 maart 2018.
Op 27 juni 2018 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren gelijktijdig behandeld met de zaak bekend onder zaaknummer: 331995 / FA RK 18-1320 (vervangende toestemming aanvraag reisdocument).
Gehoord zijn:
- mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI,
- de heer [vertegenwoordiger van de raad] namens de raad.
Hoewel daartoe behoorlijk en tijdig opgeroepen zijn de vader en de moeder niet ter zitting verschenen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] wordt uitgeoefend door de ouders. De ouders wonen niet samen. In maart 2018 is hun zoontje [kind 2] geboren.
[minderjarige 1] woont sinds 3 februari 2018 in een perspectief biedend pleeggezin. De verblijfplaats van [minderjarige 1] is voor de ouders geheim.
Bij beschikking van 8 mei 2017 is [minderjarige 1] voor de duur van een jaar onder toezicht gesteld van de GI, dus tot 8 mei 2018. De kinderrechter heeft bij beschikking van 21 september 2017 onverwijld een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] gedurende dag en nacht in een voorziening voor pleegzorg afgegeven om [minderjarige 1] met spoed en zonder voorafgaand verhoor van belanghebbenden uit huis te plaatsen. Bij beschikking van 18 oktober 2017 heeft de kinderrechter deze machtiging tot uithuisplaatsing met ingang van 19 oktober 2017 verlengd voor de duur van de ondertoezichtstelling, dus tot 8 mei 2018.
Bij beschikking van 23 mei 2018 is [minderjarige 1] onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van één jaar, met ingang van 23 mei 2018 tot 23 mei 2019. Tevens is een machtiging verleend tot
uithuisplaatsing van [minderjarige 1] gedurende dag en nacht in een voorziening voor pleegzorg, voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De ouders hebben toestemming geweigerd voor het vaccineren van [minderjarige 1] .

Het verzoek

De GI heeft verzocht:
- vervangende toestemming te verlenen voor de medische behandeling van [minderjarige 1] , te weten vaccinaties;
- in verband met het spoedeisende karakter zo spoedig mogelijk deze toestemming te verlenen;
- de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De gronden die aan dit verzoek ten grondslag liggen, zijn opgenomen in het verzoekschrift en dienen als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

De standpunten (ter zitting)

Ter zitting hebben de vertegenwoordigers van de GI een nadere toelichting gegeven. De vaccinaties zijn zowel noodzakelijk als in het belang van [minderjarige 1] . Onlangs is zij een aantal keren heel erg ziek geweest, met hoge koorts en een ziekenhuisopname tot gevolg. Niet uitgesloten kon worden dat ze ziek is geworden door het niet vaccineren. Ook had [minderjarige 1] laatst een flinke oogontsteking. Niet duidelijk is wat hier de oorzaak van was.
Ondanks dat de ouders niet ter zitting zijn verschenen, is de rechtbank uit de stukken gebleken dat zij van mening zijn dat informatie op het internet hen ervan heeft overtuigd dat zij niet akkoord kunnen gaan met het Rijks vaccinatieprogramma.
De vertegenwoordiger van de raad heeft ter zitting duidelijk kenbaar gemaakt dat het Rijks vaccinatieprogramma is bedoeld om kinderen te behoeden voor grote medische ellende. Het is in het geval van [minderjarige 1] beter wanneer zij wel wordt gevaccineerd dan wanneer zij niet is gevaccineerd. De raad stemt dan ook in met het voorliggende verzoek van de GI.

De beoordeling

In artikel 1:265h van het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat indien een medische behandeling van een minderjarige jonger dan twaalf jaren noodzakelijk is om ernstig gevaar voor diens gezondheid af te wenden en de ouder die het gezag uitoefent zijn toestemming daarvoor weigert, deze toestemming op verzoek van de GI kan worden vervangen door die van de kinderrechter.
De kinderrechter is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat het ontvangen van vaccinaties van het Rijks vaccinatieprogramma noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid van [minderjarige 1] af te wenden.
Artikel 3 lid 1 van het IVRK geeft echter aan dat voor de kinderrechter bij alle maatregelen betreffende kinderen de belangen van het kind een eerste overweging dienen te vormen en in de regel de doorslag behoren te geven. Tegen die achtergrond zal de kinderrechter het verzoek van de GI desondanks toewijzen. De kinderrechter heeft daarbij gelet op het belang van de nog jonge [minderjarige 1] die tijdens haar korte verblijf van een aantal maanden in het pleeggezin al een aantal keren heel erg ziek is geweest, waaronder hoge koorts en een ziekenhuisopname als ook een onlangs opgelopen fikse oogontsteking, met onduidelijke oorzaak. Wanneer [minderjarige 1] niet wordt gevaccineerd zal zij (extra) vatbaar zijn en blijven voor alle (gevaarlijke) kinderziekten. De kinderrechter oordeelt dit niet in het belang van een goede gezondheid van [minderjarige 1] . De enkele stelling van de ouders dat informatie op het internet hen ervan heeft overtuigd om niet akkoord te gaan met vaccineren, weegt daartegen in het licht van de tussen de ouders en [minderjarige 1] te maken belangenafweging, mede gelet op het in artikel 3 lid 1 van het Verdrag inzake de rechten van het kind neergelegde uitgangspunt, onvoldoende op.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent vervangende toestemming voor de medische behandeling van [minderjarige 1] , inhoudende dat zij alle vaccinaties ontvangt van het Rijks vaccinatieprogramma;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.M.J. Raeijmaekers, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2018.
conc: mvdn
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch