ECLI:NL:RBOBR:2018:3556

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 juli 2018
Publicatiedatum
23 juli 2018
Zaaknummer
01/997546-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onttrekking van goederen aan de boedel door bestuurder van failliete vennootschappen

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 24 juli 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als bestuurder van twee vennootschappen, [bedrijf 1] en [bedrijf 2], zich schuldig heeft gemaakt aan het onttrekken van goederen aan de boedel van deze bedrijven kort voordat zij in staat van faillissement werden verklaard. De verdachte heeft op bedrieglijke wijze de rechten van de schuldeisers van deze vennootschappen verkort door geldbedragen en goederen te onttrekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 11 juli 2013 tot en met 16 augustus 2013, en van 28 juni 2013 tot en met 17 januari 2014, handelingen heeft verricht die de schuldeisers benadeelden. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de benadeling van de boedels tot een bedrag van ongeveer € 500.000,-- en het feit dat de verdachte niet heeft voldaan aan de verplichting om de curatoren de gevraagde inlichtingen te verstrekken. De rechtbank heeft ook strafverzwarende omstandigheden in aanmerking genomen, zoals de weigering van de verdachte om de curatoren te informeren over de locatie van de onttrokken goederen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01/997546-15
Datum uitspraak: 24 juli 2018
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1956] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak
gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 november 2017 en 10 juli 2018. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 15 augustus 2017. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij als (middellijk) bestuurder van na te noemen vennootschap op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 juli 2013 tot en met 16 augustus 2013 in Vlaardingen en/of Eindhoven en/of Rotterdam, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, terwijl [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ) bij vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 16 augustus 2013 in staat van faillissement was verklaard, (telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van één of meer van haar/hun schuldeiser(s) en/of ter bevoordeling van een van de schuldeisers: lasten heeft verdicht of verdicht, hetzij baten niet heeft verantwoord of niet verantwoordt, hetzij enig goed aan de boedel heeft onttrokken of onttrekt en/of enig goed hetzij om niet, hetzij klaarblijkelijk beneden de waarde heeft vervreemd en/of op een tijdstip waarop verdachte wist dat het faillissement niet kon worden voorkomen een schuldeiser heeft bevoordeeld of bevoordeelt, door onder meer:
  • (een) geldbedrag(en) (van in totaal 433.805,41 euro) aan de boedel te onttrekken door dit/deze geldbedrag(en) van [bedrijf 1] in één of meer betaling(en) over te maken aan [bedrijf 2] en/of
  • een Rolls Royce, althans (een) vervoermiddel(en), te onttrekken aan de boedel, door deze te verkopen en de opbrengst hiervan op een privérekening te (laten) boeken, althans niet ten goede van de boedel laten komen;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
de besloten vennootschap [bedrijf 1] op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 juli 2013 tot en met 16 augustus 2013 in Vlaardingen en/of Eindhoven en/of Rotterdam, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, terwijl [bedrijf 1] bij vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 16 augustus 2013 in staat van faillissement was verklaard, (telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van één of meer van haar/hun schuldeiser(s) en/of ter bevoordeling van een van de schuldeisers lasten heeft verdicht of verdicht, hetzij baten niet heeft verantwoord of niet verantwoordt, hetzij enig goed aan de boedel heeft onttrokken of onttrekt en/of enig goed hetzij om niet, hetzij klaarblijkelijk beneden de waarde heeft vervreemd en/of op een tijdstip waarop verdachte wist dat het faillissement niet kon worden voorkomen een schuldeiser heeft bevoordeeld of bevoordeelt, door onder meer:
  • (een) geldbedrag(en) (van in totaal 433.805,41 euro) aan de boedel te onttrekken door dit/deze geldbedrag(en) van [bedrijf 1] in één of meer betaling(en) over te maken aan [bedrijf 2] en/of
  • een Rolls Royce, althans (een) vervoermiddel(en), te onttrekken aan de boedel, door deze te verkopen en de opbrengst hiervan op een privérekening te (laten) boeken, althans niet ten goede van de boedel laten komen,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven dan wel aan welke bovenomschreven gedraging(en) verdachte tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, (telkens) leiding heeft gegeven.
2. hij als (middellijk) bestuurder van na te noemen vennootschap op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 juni 2013 tot en met 17 januari 2014 in Vlaardingen en/of Eindhoven en/of Rotterdam, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, terwijl [bedrijf 2] bij vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 17 januari 2014 in staat van faillissement was verklaard, (telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van één of meer van haar/hun schuldeiser(s) en/of ter bevoordeling van een van de schuldeisers: lasten heeft verdicht of verdicht, hetzij baten niet heeft verantwoord of niet verantwoordt, hetzij enig goed aan de boedel heeft onttrokken of onttrekt en/of enig goed hetzij om niet, hetzij klaarblijkelijk beneden de waarde heeft vervreemd en/of op een tijdstip waarop verdachte wist dat het faillissement niet kon worden voorkomen een schuldeiser heeft bevoordeeld of bevoordeelt, door onder meer:
  • vanuit [bedrijf 2] (een) betaling(en) te verrichten aan [beheersmaatschappij verdachte] (van in totaal 485.672,02 euro), terwijl [beheersmaatschappij verdachte] geen opeisbare vordering(en) op [bedrijf 2] had en/of
  • de management fee achteraf met terugwerkende kracht tot 1 januari 2013 te verdubbelen en/of
  • een Renault Master en/of een Daimler, althans (een) vervoermiddel(en), te onttrekken aan de boedel, door deze te verkopen en de opbrengst hiervan op een privérekening te (laten) boeken, althans niet ten goede van de boedel laten komen en/of
  • op de dag van de terechtzitting - 14 januari 2014 - in het kader van het faillissement een bedrag (van 12.000 euro) vanuit [bedrijf 2] over te boeken naar [beheersmaatschappij verdachte] en/of
  • schilderijen/kunstwerken (187 stuks) uit [bedrijf 2] te halen en deze verborgen te houden voor de curator, althans deze niet vrijwillig af te geven;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
de besloten vennootschap [bedrijf 2] op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 juni 2013 tot en met 17 januari 2014 in Vlaardingen en/of Eindhoven en/of Rotterdam, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, terwijl [bedrijf 2] bij vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 17 januari 2014 in staat van faillissement was verklaard, (telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van één of meer van haar/hun schuldeiser(s) en/of ter bevoordeling van een van de schuldeisers: lasten heeft verdicht of verdicht, hetzij baten niet heeft verantwoord of niet verantwoordt, hetzij enig goed aan de boedel heeft onttrokken of onttrekt en/of enig goed hetzij om niet, hetzij klaarblijkelijk beneden de waarde heeft vervreemd en/of op een tijdstip waarop verdachte wist dat het faillissement niet kon worden voorkomen een schuldeiser heeft bevoordeeld of bevoordeelt, door onder meer:
  • vanuit [bedrijf 2] (een) betaling(en) te verrichten aan [beheersmaatschappij verdachte] (van in totaal 485.672,02 euro), terwijl [beheersmaatschappij verdachte] geen opeisbare vordering(en) op [bedrijf 2] had en/of
  • de management fee achteraf met terugwerkende kracht tot 1 januari 2013 te verdubbelen en/of
  • een Renault Master en/of een Daimler, althans (een) vervoermiddel(en), te onttrekken aan de boedel, door deze te verkopen en de opbrengst hiervan op een privérekening te (laten) boeken, althans niet ten goede van de boedel laten komen en/of
  • op de dag van de terechtzitting - 14 januari 2014 - in het kader van het faillissement een bedrag (van 12.000 euro) vanuit [bedrijf 2] over te boeken naar [beheersmaatschappij verdachte] en/of
  • schilderijen/kunstwerken (187 stuks) uit [bedrijf 2] te halen en deze verborgen te houden voor de curator, althans deze niet vrijwillig af te geven,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven dan wel aan welke bovenomschreven gedraging(en) verdachte tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, (telkens) leiding heeft gegeven.
3. hij als (middellijk) bestuurder van na te noemen vennootschap op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 augustus 2013 tot en met 17 februari 2015 in Vlaardingen en/of Eindhoven en/of Rotterdam, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, terwijl [bedrijf 1] bij vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 16 augustus 2013 in staat van faillissement was verklaard en door de curator en/of rechter-commissaris wettelijk opgeroepen tot het geven van inlichtingen, zonder geldige reden opzettelijk niet is verschenen en/of heeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven en/of opzettelijk verkeerde inlichtingen heeft gegeven, immers heeft hij, verdachte, (telkens)
  • de curator geen, althans onjuiste, informatie gegeven over de locatie en/of eigendom van een Rolls Royce, althans (een) vervoermiddel(en) en/of
  • de curator en/of rechter-commissaris onjuist geïnformeerd over de eigendom van een Rolls Royce, althans een vervoermiddel, door die curator en/of rechter-commissaris (een) (kopie(ën) van) rekeningafschrift(en) te tonen waarop de omschrijving niet zichtbaar was, terwijl op het/de originele exempla(a)r(en) bij de omschrijving 'verkoopcontract [bedrijf 1] & [bedrijf 2] ' was vermeld;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
de besloten vennootschap [bedrijf 1] op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 augustus 2013 tot en met 17 februari 2015 in Vlaardingen en/of Eindhoven en/of Rotterdam, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, terwijl [bedrijf 1] bij vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 16 augustus 2013 in staat van faillissement was verklaard en door de curator en/of rechter-commissaris wettelijk opgeroepen tot het geven van inlichtingen, zonder geldige reden opzettelijk niet is verschenen en/of heeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven en/of opzettelijk verkeerde inlichtingen heeft gegeven, immers heeft/hebben die besloten vennootschap(pen) (telkens)
  • de curator geen, althans onjuiste, informatie gegeven over de locatie en/of eigendom van een Rolls Royce, althans (een) vervoermiddel(en) en/of
  • de curator en/of rechter-commissaris onjuist geïnformeerd over de eigendom van een Rolls Royce, althans een vervoermiddel, door die curator en/of rechter-commissaris (een) (kopie(ën) van) rekeningafschrift(en) te tonen waarop de omschrijving niet zichtbaar was, terwijl op het/de originele exempla(a)r(en) bij de omschrijving 'verkoopcontract [bedrijf 1] & [bedrijf 2] ' was vermeld,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven dan wel aan welke bovenomschreven gedraging(en) verdachte tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, (telkens) leiding heeft gegeven.
4. hij als (middellijk) bestuurder van na te noemen vennootschap op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 januari 2014 tot en met 7 mei 2015 in Vlaardingen en/of Eindhoven en/of Rotterdam, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, terwijl [bedrijf 2] bij vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 17 januari 2014 in staat van faillissement was verklaard en door de curator en/of rechter-commissaris wettelijk opgeroepen tot het geven van inlichtingen, zonder geldige reden opzettelijk niet is verschenen en/of heeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven en/of opzettelijk verkeerde inlichtingen heeft gegeven, immers heeft hij, verdachte, (telkens)
  • de curator geen, althans onjuiste, informatie gegeven over de locatie en/of eigendom van een Renault Master en/of een Daimler, althans (een) vervoermiddel(en) en/of
  • de curator geen, althans onjuiste, informatie gegeven over de locatie en/of eigendom van (187 stuks) schilderijen/kunstwerken;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
de besloten vennootschap [bedrijf 2] op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 januari 2014 tot en met 7 mei 2015 in Vlaardingen en/of Eindhoven en/of Rotterdam, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, terwijl [bedrijf 2] bij vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 17 januari 2014 in staat van faillissement was verklaard en door de curator en/of rechter-commissaris wettelijk opgeroepen tot het geven van inlichtingen, zonder geldige reden opzettelijk niet is verschenen en/of heeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven en/of opzettelijk verkeerde inlichtingen heeft gegeven, immers heeft/hebben die besloten vennootschap(pen) (telkens)
  • de curator geen, althans onjuiste, informatie gegeven over de locatie en/of eigendom van een Renault Master en/of een Daimler, althans (een) vervoermiddel(en) en/of
  • de curator geen, althans onjuiste, informatie gegeven over de locatie en/of eigendom van (187 stuks) schilderijen/kunstwerken,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven dan wel aan welke bovenomschreven gedraging(en) verdachte tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, (telkens) leiding heeft gegeven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.


Inleiding.
Verdachte wordt verweten dat hij, wetende dat de faillissementen van [bedrijf 1] & [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 1] ) en [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2] ) onafwendbaar waren, geldbedragen en goederen aan de boedels van die bedrijven heeft onttrokken en dat verdachte, nadat de faillissementen van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] waren uitgesproken, aan de curatoren en rechter-commissarissen in die faillissementen geen of onjuiste informatie heeft verstrekt over de locatie en/of de eigendom van een aantal goederen die tot de boedels van die bedrijven behoorden.

Het standpunt van de officier van justitie.
Op de in het schriftelijk requisitoir nader omschreven gronden heeft de officier van justitie geconcludeerd dat deze handelingen wettig en overtuigend bewezen kunnen worden en dat verdachte minimaal voorwaardelijk opzettelijk door zijn handelen schuldeisers van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] heeft benadeeld.

Het standpunt van de verdediging.
Op de in de pleitnota omschreven gronden heeft de raadsman geconcludeerd dat verdachte geen geld of goederen – met uitzondering van een vrachtwagen van het merk Renault Master – aan de boedels van [bedrijf 1] of [bedrijf 2] heeft onttrokken en dat verdachte niet wist of vermoedde dat de faillissementen van die bedrijven onafwendbaar waren. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de betalingen die verdachte kort voor de faillissementen heeft verricht, zijn gedaan om het voortbestaan van beide bedrijven te verzekeren. De in de tenlastelegging genoemde voertuigen, een Daimler V8 en een Rolls Royce, waren privé-eigendom van verdachte en behoorden niet tot de boedel van [bedrijf 1] of [bedrijf 2] . De curator van [bedrijf 2] wist waar de schilderijen die uit het [bedrijf 2] waren verwijderd zich bevonden. Verdachte was – aldus de raadsman – niet gehouden inlichtingen of informatie te geven over de locatie van de voertuigen – met uitzondering van de Renault Master – en van de schilderijen.

De bewijsmiddelen.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan in de bij dit vonnis gevoegde bewijsbijlage. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

Het oordeel van de rechtbank.
Vooreerst merkt de rechtbank op dat zij alle door de verdediging gevoerde verweren die hierna niet zullen worden besproken, aanmerkt als bewijsverweren. Deze verweren vinden hun weerlegging in de inhoud van de bewijsmiddelen die de rechtbank voor de afzonderlijke feiten heeft gebruikt en zoals die in de bij dit vonnis behorende bijlage zijn opgenomen.
Ten aanzien van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten.
[bedrijf 1] had al lange tijd liquiditeitsproblemen. Volgens de [controller] ging het vanaf de financiering van [bank 1] in 2011 weer even goed, maar liep de schuld gedurende 2012 weer op. De forse aflossing en rente en de huur waren te veel voor [bedrijf 1] . In maart 2013 zat [bedrijf 1] in zwaar weer. Voor het dagelijkse betalingsverkeer maakte [bedrijf 1] gebruik van een bankrekening bij [bank 1] . Ook had [bedrijf 1] een financiering afgesloten bij [bank 1] . Als gevolg van onvoldoende vertrouwen in het continuïteitsperspectief heeft [bank 1] op 3 mei 2013 deze financiering opgezegd. Drie weken later heeft [bank 1] ook de bankfaciliteiten van [bedrijf 1] opgezegd. Door deze opzegging konden geen betalingen meer verricht worden vanaf de [bankrekening] en had [bedrijf 1] geen bancaire kredietfaciliteiten meer.
Tevens is gebleken dat er tussen [bedrijf 1] en [bedrijf 3] , de verhuurder van het pand waarin [bedrijf 1] was gevestigd, zakelijke geschillen bestonden. Dit heeft geresulteerd in een veroordeling door de kantonrechter van 16 mei 2013, inhoudende dat [bedrijf 1] € 1.200.000,-- aan [bedrijf 3] moest betalen. De kantonrechter heeft daarbij het verweer van [bedrijf 1] dat zij tegenvorderingen op [bedrijf 3] heeft die de vorderingen van [bedrijf 3] overstijgen, namelijk vorderingen wegens door [bedrijf 3] verbeurde boete, terzake inbouwkosten en terzake servicekosten, verworpen.
Daarnaast eiste de gemeente Eindhoven op 24 juni 2013 betaling van achterstallige toeristenbelasting tot een bedrag van € 100.000,--, te betalen vóór 3 juli 2013. Begin juli 2013 heeft [bedrijf 3] het faillissement van [bedrijf 1] aangevraagd. De advocaat van [bedrijf 3] heeft per e-mail van 18 juli 2013 de toenmalige advocaat van [bedrijf 1] bericht dat hij herhaalt dat het voor [bedrijf 3] volstrekt onacceptabel is dat [bedrijf 1] geen huur meer betaalt en andere schuldeisers wel betaalt. Hij voegt daaraan toe dat de gevolgen van die keuze van [bedrijf 1] voor haar rekening komen.
De rechtbank is van oordeel dat onder de gegeven omstandigheden de verdachte het faillissement heeft moeten zien aankomen. Dit volgt ook uit door hem verstuurde e-mailberichten. Op 10 mei 2013 heeft verdachte een e-mail verzonden aan twee van zijn medewerkers, waarin hij heeft gemeld niets meer aan [bedrijf 3] te willen betalen. Bij zijn vierde verhoor heeft verdachte hierover verklaard dat [bedrijf 3] niet meer werd betaald omdat hij ondertussen wel wist dat [bedrijf 3] per sé het faillissement van [bedrijf 1] wenste.
-
onttrekking van geldbedragen aan de boedel van [bedrijf 1] .
Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 16 augustus 2013 is [bedrijf 1] in staat van faillissement verklaard. Voorafgaande aan dit faillissement, in de periode van 9 juli 2013 tot en met 16 augustus 2013, zijn in opdracht van verdachte, in zijn hoedanigheid van bestuurder van [bedrijf 1] , op verschillende data geldbedragen overgeboekt van de bankrekening van [bedrijf 1] bij de [bank 2] naar [bedrijf 2] tot een totaalbedrag van € 433.805,41. [bedrijf 2] had op dat moment, in tegenstelling tot andere schuldeisers, geen opeisbare vorderingen op [bedrijf 1] , anders dan dat volgens verdachte [bedrijf 2] schuldeisers van [bedrijf 1] is gaan betalen en dat dit geen schenking van [bedrijf 2] aan [bedrijf 1] betreft, maar dat [bedrijf 1] een dienovereenkomstige rekening-courantschuld kreeg aan [bedrijf 2] .
Vanaf 13 juli 2013 zijn door [bedrijf 1] geen betalingen aan derden gedaan, maar enkel aan [bedrijf 2] . Door deze handelwijze heeft verdachte bewerkstelligd dat dit geldbedrag aan de boedel van [bedrijf 1] is onttrokken en dat die gelden buiten het bereik van de curator en daardoor ook buiten het bereik van de schuldeisers van [bedrijf 1] zijn gebracht. Welke bestemming [bedrijf 2] aan de van [bedrijf 1] ontvangen geldbedragen heeft gegeven, doet daaraan niet af en is hoogstens van invloed op het benadelingsbedrag. In het licht van de zeer slechte financiële omstandigheden en liquiditeitsproblemen had verdachte redelijkerwijs moeten begrijpen dat zijn keuze, om uit de beschikbare gelden schuldeisers te betalen waarvan de onderneming afhankelijk was om haar bedrijfsactiviteiten te continueren, en huurschulden structureel te laten oplopen, redelijkerwijs ertoe zouden leiden dat huurschulden ook in de toekomst onbetaald zouden blijven. Verdachte heeft die gevolgen bewust aanvaard. Dat verdachte heeft gezocht naar mogelijke investeerders en erop rekende dat in rechte alsnog zou komen vast te staan dat [bedrijf 1] tegenvorderingen heeft waarmee de huurachterstand geheel verrekend zou kunnen worden, leidt niet tot een ander oordeel.
Ter zake van de door de verdediging aangedragen bieding van [persoon 2] op 1 juli 2013 merkt de rechtbank op dat die bieding weliswaar een schuldbetaling van [bedrijf 1] aan [bedrijf 3] van maximaal € 2,3 miljoen omvat, maar aan die bieding kan geen betekenis meer worden toegekend na de beëindiging van het verkooptraject door [bedrijf 3] op 3 juli 2013. Ook ter zake van de toegezegde financiering van € 1 miljoen en de tegenvorderingen had verdachte redelijkerwijs moeten begrijpen dat hiermee de reeds belopen huurschulden niet in diezelfde verhouding konden worden betaald als [bedrijf 1] haar andere schulden betaalde. Het financieringsaanbod van € 1 miljoen was op zichzelf ontoereikend voor volledige delging van de huurschuld die bij rechterlijk vonnis was vastgesteld en kende bovendien de – destijds niet te vervullen – voorwaarde dat er geen sprake mag zijn van faillissement of acute faillissementsdreiging. De tegenvorderingen vinden geen steun in schriftelijk vastgelegde afspraken, zijn door [bedrijf 3] gemotiveerd betwist en door de kantonrechter afgewezen.
-
onttrekking van een Rolls Royce aan de boedel van [bedrijf 1] .
[bedrijf 1] en [bedrijf 4] hebben op of omstreeks 15 november 2011 een overeenkomst voor de koop van een Rolls Royce Camargue gesloten. De factuur voor deze auto was gericht aan [bedrijf 1] . Deze factuur is namens [bedrijf 1] door [beheersmaatschappij verdachte] , een beheermaatschappij van verdachte (hierna: [beheersmaatschappij verdachte] ) en niet door of namens verdachte betaald. Op of omstreeks 27 december 2011 ontving [verzekeringsmaatschappij] een aanvraagformulier voor een autoverzekering van de Rolls Royce. Op het aanvraagformulier was door verdachte ingevuld dat [bedrijf 1] verzekeringnemer en tenaamgestelde van de Rolls Royce was. Op 27 februari 2012 mailde verdachte aan [verzekeringsmaatschappij] dat de verzekering op naam van [bedrijf 1] moest staan en dat de auto werd gebruikt voor bruidsarrangementen van de hotels. De Rolls Royce is terug te vinden op de materiële vaste activastaat van [bedrijf 1] . De boekwaarde van de Rolls Royce per 31 december 2011 staat op de materiele vaste activa van [bedrijf 1] en komt overeen met de waarde van de balanspost vervoermiddelen per 31 december 2011 in de gepubliceerde jaarrekening 2011 van [bedrijf 1] . Op of omstreeks 24 januari 2013 heeft verdachte deze jaarrekening 2011 van [bedrijf 1] goedgekeurd.
Volgens [controller] is de Rolls Royce door [bedrijf 1] verrekend met [beheersmaatschappij verdachte] , kwam de Rolls Royce voor rekening en risico van [bedrijf 1] en werd de jaarrekening besproken met verdachte.
Uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden concludeert de rechtbank dat de Rolls Royce door [bedrijf 1] is aangekocht en dat [bedrijf 1] als eigenaar van de Rolls Royce moet worden aangemerkt. Door het bezit van de Rolls Royce niet aan de curator kenbaar te maken en buiten zicht te houden van de curator heeft verdachte deze Rolls Royce aan de boedel van [bedrijf 1] onttrokken. De omstandigheid dat namens verdachte is aangevoerd dat hij de auto in bezit had en daardoor naar civiel recht de eigenaar van de auto was, gaat niet op. Verdachte was immers naast een privépersoon ook bestuurder van [bedrijf 1] , voor welk bedrijf hij de auto hield.
Verdachte wordt vrijgesproken van het onjuist informeren van de rechter-commissaris met betrekking tot de eigendom van de Rolls Royce als tenlastegelegd onder feit 3 primair. Uit het dossier volgt dat verdachte op 30 april 2015 door de rechter-commissaris is gehoord met betrekking tot het faillissement van [bedrijf 1] en dat valt buiten de in feit ten laste gelegde periode van 16 augustus 2013 tot en met 17 februari 2015. Om die reden wordt verdachte vrijgesproken op dit onderdeel.
-
conclusie.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte (in ieder geval) in de periode van 11 juli 2013 tot en met 16 augustus 2013, had kunnen weten en had moeten vermoeden dat een faillissement van [bedrijf 1] onafwendbaar was. Door in die wetenschap gelden en een goed aan de boedel te onttrekken en door geen dan wel onjuiste of onvolledige informatie over een tot de boedel behorend goed te verstrekken, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans van benadeling van schuldeisers van [bedrijf 1] aanvaard. Het faillissement van [bedrijf 1] heeft zich gemanifesteerd; [bedrijf 1] is bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 16 augustus 2013 in staat van faillissement verklaard. Daarmee was de benadeling van de schuldeisers van [bedrijf 1] door het hiervoor omschreven handelen van verdachte een feit.
Ten aanzien van de onder 2 en onder 4 ten laste gelegde feiten
In een brief van 14 november 2012 van [accountant] , gericht aan [bedrijf 2] , bericht de accountant over de poging tot het verminderen van een claim van de Belastingdienst tot € 357.074,-- en een huurschuld per 31 december 2011 van € 1.228.229,--.
- Op 24 januari 2013 benadrukt de accountant in de jaarrekening van 2011 van [bedrijf 2] de onzekerheid over de continuïteit van [bedrijf 2] en schrijft de accountant dat, gezien de financiële positie, het voortbestaan van [bedrijf 2] onzeker is. Op 8 februari 2013 mailt verdachte aan de Belastingdienst dat [bedrijf 2] failliet zal gaan als de Belastingdienst een vordering van € 446.500,-- gaat incasseren. In de maanden juni/juli 2013 verstuurt verdachte divers e-mailberichten waarin hij aangeeft dat [bedrijf 2] vecht om te overleven en dat hij probeert om een faillissement te voorkomen. Nadat vanaf juli 2013 diverse pogingen van de concessiegever/verhuurder van het pand waarin [bedrijf 2] is gevestigd om [bedrijf 2] te bewegen tot het betalen van de achterstallige huur op niets zijn uitgelopen, stelt de rechter in kort geding de huurachterstand van [bedrijf 2] vast op minimaal € 700.000,--. De rechtbank is van oordeel dat onder de gegeven omstandigheden de verdachte het faillissement heeft moeten zien aankomen. Dit volgt ook uit door hem verstuurde e-mailberichten.
- onttrekking van geldbedragen aan de boedel van [bedrijf 2] .
Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 17 januari 2014 is [bedrijf 2] in staat van faillissement verklaard. Voorafgaande aan dit faillissement zijn, in de periode van 28 juni 2013 tot en met 17 januari 2014, in opdracht van verdachte, in zijn hoedanigheid van bestuurder van [bedrijf 2] , op verschillende data geldbedragen overgeboekt van de bankrekening van [bedrijf 2] naar [beheersmaatschappij verdachte] , tot een totaalbedrag van € 485.672,02. Van opeisbare vorderingen is niet gebleken, anders dan dat volgens verdachte [beheersmaatschappij verdachte] schuldeisers van [bedrijf 2] is gaan betalen en dat dit geen schenking van [beheersmaatschappij verdachte] aan [bedrijf 2] betreft, maar dat [bedrijf 2] een dienovereenkomstige rekening-courantschuld kreeg aan [beheersmaatschappij verdachte] . De laatste overboeking ten bedrage van € 12.000,--, is gedaan op 14 januari 2017, de dag waarop de faillissementsaanvraag van [bedrijf 2] door de rechtbank werd behandeld. Verdachte was als enige gemachtigd om betalingen ten laste van de rekening van [bedrijf 2] te doen. Door te handelen zoals hiervoor is omschreven, heeft verdachte bewerkstelligd dat geldbedragen aan de boedel van [bedrijf 2] zijn onttrokken en dat die bedragen daarmee buiten het bereik van de curator en daardoor ook buiten het bereik van de schuldeisers van [bedrijf 2] werden gebracht.
De verklaring van verdachte dat hij het geldbedrag van € 12.000,-- had opgenomen om ten behoeve van het hotel meubels te kopen in Engeland acht de rechtbank ongeloofwaardig. Indertijd heeft verdachte gezegd niet te weten waarvoor dat geld was opgenomen, van de aanschaf van meubels is niet gebleken en de faillissementsprocedure was op dat moment aanhangig zodat aanschaf van nieuw meubilair niet voor de hand lag.
-
verdubbeling van de management fee.
[bedrijf 2] is met de in de [bedrijf 5] verenigde woningbouwcorporaties een concessieovereenkomst aangegaan die onder meer voorziet in een concessievergoeding. Met [beheersmaatschappij verdachte] is [bedrijf 2] een managementovereenkomst aangegaan. De maandelijks door [bedrijf 2] aan [beheersmaatschappij verdachte] verschuldigde management fee over 2013 is met terugwerkende kracht verdubbeld. Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank gebleken dat verdachte de management fee heeft aangepast naar de volgens verdachte uit de concessieovereenkomst voortvloeiende maxima van de concessievergoedingen tot dan toe. Aan hetgeen het Openbaar Ministerie heeft aangevoerd is niet de conclusie te verbinden dat het verdubbelen van de management fee een benadeling van schuldeisers oplevert reeds omdat niet vastgesteld kan worden dat de toegekende management fee in strijd is met overeengekomen contractuele bepalingen, maar vooral omdat de tenlastelegging niet zozeer aanknoopt bij de betaling (waaronder begrepen verrekening), maar veeleer bij de facturering en facturering op zichzelf geen benadeling van schuldeisers oplevert. Omdat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van bedrieglijke verkorting van de rechten van één of meer schuldeisers, zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
-
onttrekking van voertuigen aan de boedel van [bedrijf 2] .
Verdachte wordt verweten dat hij een vrachtauto van het merk Renault Master aan de boedel van [bedrijf 2] heeft onttrokken. Verdachte heeft dit voertuig kort voor het faillissement van [bedrijf 2] op zijn naam gesteld en hij heeft, nadat het faillissement was uitgesproken, geweigerd dit voertuig aan de curator te overhandigen. Verdachte heeft dit feit erkend.
Naast deze Renault Master heeft verdachte op 23 december 2013 namens [bedrijf 2] een personenauto van het merk Daimler Super V8 gekocht. De aankoopprijs van dit voertuig is door [bedrijf 2] betaald en na de aankoop is de voertuig op naam van [bedrijf 2] gezet. Op de dag van de aankoop is de tenaamstelling van de Daimler gewijzigd en is dit voertuig op naam van verdachte gesteld. Deze wijziging zegt niets over de eigendom van de Daimler. Nu niet is gebleken van feiten of omstandigheden waaruit kan volgen dat verdachte de Daimler van [bedrijf 2] heeft gekocht, is de rechtbank van oordeel dat deze Daimler eigendom van [bedrijf 2] is gebleven. Door van het bestaan van die auto geen melding aan de curator te doen en zich later ten onrechte op het standpunt te stellen dat deze Daimler zijn privé eigendom was, heeft verdachte de Daimler aan de boedel van [bedrijf 2] onttrokken en heeft verdachte onjuiste informatie over de eigendom van die Daimler gegeven. De omstandigheid dat namens verdachte is aangevoerd dat hij de auto in bezit had en daardoor naar civiel recht de eigenaar van de auto was, gaat niet op. Verdachte was immers naast een privépersoon ook bestuurder van [bedrijf 2] , voor welk bedrijf hij de auto hield.
-
onttrekking van schilderijen/kunstwerken aan de boedel van [bedrijf 2] .
Verdachte heeft verklaard dat [bedrijf 2] de 187 in de tenlastelegging genoemde schilderijen via een leaseovereenkomst heeft gekocht en dat deze schilderijen na afloop van die overeenkomst eigendom van [bedrijf 2] zijn geworden. Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts dat op 6 januari 2014 de aanvraag om [bedrijf 2] in staat van faillissement te verklaren door de rechtbank Rotterdam is ontvangen en dat verdachte daarvan op de hoogte was. Die dag heeft verdachte 187 schilderijen uit [bedrijf 2] weg laten halen en elders laten opslaan. Nadat op 17 januari 2014 het faillissement was uitgesproken, heeft de curator het [bedrijf 2] bezocht. Bij dat bezoek heeft hij geconstateerd dat er 187 schilderijen uit de inboedel waren ontvreemd. Nadat de curator verdachte met de verdwijning van die schilderijen had geconfronteerd en hij aan verdachte had verzocht de schilderijen terug te geven heeft verdachte dit geweigerd en heeft hij eveneens geweigerd de locatie waar die schilderijen zich bevonden aan de curator kenbaar te maken. Eerst na tussenkomst van de politie en een deurwaarder heeft verdachte de locatie van de schilderijen prijs gegeven.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door te handelen zoals hiervoor is omschreven, opzettelijk 187 schilderijen aan de boedel van [bedrijf 2] heeft onttrokken en dat verdachte geen informatie heeft verstrekt over de locatie van deze schilderijen. In dat kader overweegt de rechtbank dat zij geen reden heeft te twijfelen aan het vermelde in de brief van de curator aan verdachte van 11 februari 2014 dat, met verwijzing naar een bespreking op 29 januari 2014, verdachte weigerde mee te werken om de schilderijen af te geven en – overeenkomstig de aankondiging daartoe door of namens de curator – is overgegaan tot het leggen van conservatoir beslag. De doelbewuste onttrekking van de schilderijen door verdachte wordt bevestigd door de e-mail die verdachte op 15 januari 2014, twee dagen voordat [bedrijf 2] in staat van faillissement is verklaard, heeft verzonden aan [persoon 1] . In deze mail schrijft verdachte onder meer: “
neem alle schilderijen mee voor jezelf mocht het fout gaan: zijn nog twee karren vol: wat ze waard zijn weet ik niet! Huur morgen een vrachtwagentje en vervoer ze naar een veilige opslag: ook dat schilderij in mijn kantoor.”
-
conclusie.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte in de periode van 28 juni 2013 tot en met 17 januari 2014, had kunnen weten en had moeten vermoeden dat een faillissement van [bedrijf 2] onafwendbaar was. Door met die wetenschap gelden en goederen aan de boedel te onttrekken en door geen dan wel onjuiste of onvolledige informatie over tot de boedel behorende goederen te verstrekken, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans van benadeling van schuldeisers van [bedrijf 2] aanvaard. Het faillissement van [bedrijf 2] heeft zich gemanifesteerd; [bedrijf 2] is bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 17 januari 2014 in staat van faillissement verklaard. Daarmee was de benadeling van de schuldeisers van [bedrijf 2] door het hiervoor omschreven handelen van verdachte een feit.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1. als (middellijk) bestuurder van na te noemen vennootschap op tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 juli 2013 tot en met 16 augustus 2013 in Nederland, terwijl [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ) bij vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 16 augustus 2013 in staat van faillissement was verklaard, telkens ter bedrieglijke verkorting van de rechten van één of meer van haar schuldeisers enig goed aan de boedel heeft onttrokken door:
  • geldbedragen van in totaal 433.805,41 euro aan de boedel te onttrekken door deze geldbedragen van [bedrijf 1] over te maken aan [bedrijf 2] en
  • een Rolls Royce te onttrekken aan de boedel door deze niet ten goede van de boedel te laten komen;
2. als (middellijk) bestuurder van na te noemen vennootschap op tijdstippen in de periode van 28 juni 2013 tot en met 17 januari 2014 in Nederland, terwijl [bedrijf 2] bij vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 17 januari 2014 in staat van faillissement was verklaard, telkens ter bedrieglijke verkorting van de rechten van één of meer van haar schuldeisers enig goed aan de boedel heeft onttrokken door:
  • vanuit [bedrijf 2] betalingen te verrichten aan [beheersmaatschappij verdachte] van in totaal 485.672,02 euro, terwijl [beheersmaatschappij verdachte] geen opeisbare vordering(en) op [bedrijf 2] had, waaronder op de dag van de terechtzitting - 14 januari 2014 - in het kader van het faillissement een bedrag van 12.000 euro vanuit [bedrijf 2] over te boeken naar [beheersmaatschappij verdachte] en
  • een Renault Master en een Daimler te onttrekken aan de boedel, door deze niet ten goede van de boedel laten komen en
  • schilderijen/kunstwerken (187 stuks) uit [bedrijf 2] te halen en deze verborgen te houden voor de curator;
3. als (middellijk) bestuurder van na te noemen vennootschap op tijdstippen in de periode van 16 augustus 2013 tot en met 17 februari 2015 in Nederland, terwijl [bedrijf 1] bij vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 16 augustus 2013 in staat van faillissement was verklaard en door de curator wettelijk opgeroepen tot het geven van inlichtingen heeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven en opzettelijk verkeerde inlichtingen heeft gegeven, immers heeft hij, verdachte, telkens opzettelijk
  • de curator geen informatie gegeven over de locatie van een Rolls Royce en
  • de curator onjuist geïnformeerd over de eigendom van een Rolls Royce;
4. als (middellijk) bestuurder van na te noemen vennootschap op tijdstippen in de periode van 17 januari 2014 tot en met 7 mei 2015 in Nederland, terwijl [bedrijf 2] bij vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 17 januari 2014 in staat van faillissement was verklaard en door de curator wettelijk opgeroepen tot het geven van inlichtingen heeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven en opzettelijk verkeerde inlichtingen heeft gegeven, immers heeft hij, verdachte, telkens opzettelijk
  • de curator geen, althans onjuiste informatie gegeven over de locatie of eigendom van een Renault Master en een Daimler en
  • de curator geen informatie gegeven over de locatie van 187 stuks schilderijen/ kunstwerken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen en vordert dat verdachte daarvoor zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Voor zover de rechtbank tot een veroordeling van verdachte komt, heeft de raadsman bepleit verdachte tot een voorwaardelijke straf, een taakstraf of een combinatie van die straffen te veroordelen.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, let de rechtbank op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich in zijn hoedanigheid van bestuurder van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] schuldig gemaakt aan het onttrekken van goederen uit de boedel van die bedrijven kort voordat deze bedrijven in staat van faillissement werden verklaard. De boedels van deze bedrijven zijn daarbij tot een bedrag van ongeveer € 500.000,-- benadeeld. Bij haar beslissing heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten over de strafsoort en de hoogte van de straf. Deze oriëntatiepunten, die dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf, gaan bij een dergelijk benadelingsbedrag uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van achttien maanden.

Strafverzwarende omstandigheden
Naast de benadeling van de boedels van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] tot een bedrag van ongeveer € 500.000,--, heeft verdachte als bestuurder van de hiervoor genoemde bedrijven niet voldaan aan de verplichting de curatoren na de faillissementen de gevraagde inlichtingen te verstrekken over voertuigen en schilderijen die van de boedels van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] deel uit maakten. Opgeteld vertegenwoordigden deze goederen een aanzienlijke waarde. Verdachte heeft door zo te handelen op geen enkele wijze acht geslagen op de belangen van de schuldeisers en de werkzaamheden van de curatoren bemoeilijkt.

Strafmatigende omstandigheden
Bij het bepalen van de strafmaat gaat de rechtbank weliswaar uit van een benadelingsbedrag van ongeveer € 500.000,-- maar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het overgrote deel van dit bedrag niet ten goede van verdachte zelf is gekomen. Verdachte heeft een selectie gemaakt in de schuldeisers waarbij sommige schuldeisers niet zijn voldaan en andere schuldeisers van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] zijn voldaan voor een groter deel dan waarop zij bij evenredige verdeling van de baten aanspraak zouden kunnen maken.
Blijkens het omtrent verdachte opgemaakte rapport van de reclassering is het gevaar dat verdachte in de toekomst weer dit soort feiten zal plegen gering. Verdachte heeft reeds gevolgen ondervonden van zijn handelen. Hij heeft een psychisch zware periode gekend, is gescheiden en kan geen werk vinden door de negatieve publiciteit rond zijn persoon.
Tenslotte houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop in deze zaak, te rekenen vanaf de dag dat verdachte in verzekering is gesteld op 1 december 2015 tot de dag van de uitspraak van dit vonnis. Na de inverzekeringstelling is de eerstvolgende daad van vervolging geweest de betekening van de dagvaarding aan verdachte op 22 augustus 2017 om te verschijnen op de terechtzitting van 20 november 2017. Op die zitting is de behandeling van deze zaak aangehouden op verzoek van de verdediging en om de officier van justitie en de rechtbank in de gelegenheid te stellen de omvangrijke stukken die de verdediging kort voor die zitting heeft toegezonden, te kunnen bestuderen. Vervolgens is deze strafzaak weer behandeld ter terechtzitting van 10 juli 2018. Het tijdsverloop na de terechtzitting van 20 november 2017 komt voor rekening en risico van verdachte.
Hoewel tussen de inverzekeringstelling van verdachte op 1 december 2015 en de betekening van de inleidende dagvaarding op 22 augustus 2017 minder dan twee jaar is verstreken en de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM niet is overschreden is de rechtbank van oordeel dat het tijdsverloop tussen de inverzekeringstelling van verdachte op 1 december 2015 en het wijzen van dit vonnis onwenselijk lang is geweest. De rechtbank heeft hierbij acht geslagen op de ingewikkeldheid van de aan verdachte ten laste gelegde feiten, de omvang van het opsporingsonderzoek en het gegeven dat de aanhouding van het onderzoek van deze zaak op de zitting van 20 november 2017 voor rekening en risico van de verdediging komt. De rechtbank zal in strafmatigende zin rekening houden met dit onwenselijk lange tijdsverloop.

De strafmodaliteit
De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding een vrijheidsbeneming van lange duur op zijn plaats. De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Met het voorwaardelijk gedeelte van deze gevangenisstraf wil de rechtbank, enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds, door invloed uit te oefenen op het gedrag van verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegen gaan.
De rechtbank zal een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf, mede gelet op het uitgangspunt van 18 maanden, de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt.

Conclusie
Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend, is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf van vijftien maanden met aftrek van voorarrest waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar passend en geboden is.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen voorwerp, een voertuig van het merk Daimler voorzien van het [kenteken] , vatbaar is voor verbeurdverklaring omdat dit een voorwerp is met betrekking tot welke het onder 2 bewezen verklaarde is begaan en dit voorwerp ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorde.
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan de rechthebbende van de in het dictum nader te noemen schriftelijke bescheiden, genoemd op de lijst van onder verdachte in deze zaak in beslag genomen goederen nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57, 194 (oud) en 343 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart de onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde feiten bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van de onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde feiten telkens:
 als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van schuldeisers van de rechtspersoon enig goed aan de boedel hebben onttrokken, meermalen gepleegd
.
Ten aanzien van de onder 3 primair en 4 primair bewezen verklaarde feiten telkens:
 als bestuurder van een rechtspersoon, wettelijk opgeroepen tot het geven van inlichtingen, weigeren de vereiste inlichtingen te geven en opzettelijk verkeerde inlichtingen geven, meermalen gepleegd.
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf.
Ten aanzien van de onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair bewezen verklaarde feiten:
 een
gevangenisstrafvoor de duur
van vijftien maanden.
beveelt dat de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraf in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf groot
5 (vijf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat veroordeelde zich voor het einde van een
proeftijd van twee jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ten aanzien van het onder 3 primair bewezen verklaarde feit voorts:
 verklaart verbeurd het aan verdachte toebehorende voertuig van het merk Daimler Super V8 voorzien van het [kenteken] , toebehorende aan verdachte.
Ten aanzien van de onder 1 primair en 3 primair bewezen verklaarde feiten voorts:
 gelast de teruggave van alle schriftelijke stukken vermeld op de lijst van onder verdachte in beslag genomen goederen aan de rechthebbende. Deze lijst maakt als bijlage deel uit van dit vonnis
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.G. Vos, voorzitter,
mr. M.E.L. Hendriks en mr. W.A.P. van Roij leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,
en is uitgesproken op 24 juli 2018.
Mr. Van Roij is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.