Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 13 juli 2018 in de zaak tussen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Cuijk, verweerder
Als derde-partij hebben aan het geding deelgenomen: [Naam 1] ,
Procesverloop
De zaak is gevoegd behandeld met de zaak SHE 18/152, die ziet op een verleende omgevingsvergunning voor het bedrijf van eisers.
Overwegingen
Ook heeft verweerder aangevoerd dat [naam 6] zelf geen vrachtwagens heeft evenmin als chauffeurs, maar voor het gebruik van de weegbrug [naam bedrijf] uit [adres] opdracht geeft. Een medewerker van dit bedrijf heeft over het gebruik van de weegbrug verklaard dat voor elke vracht vier wegingen worden uitgevoerd omdat er altijd wat verschil in gewicht kan ontstaan door technische oorzaken of gewichtsverlies onderweg. Verder stelt verweerder dat er geen aanleiding is om het gebruik door [naam 6] te beschouwen als één overtreding per dag. De dwangsom geldt per keer dat de weegbrug wordt gebruikt zonder een beperking in het aantal dwangsommen per dag.
Voor zover eisers stellen dat het gebruik van de weegbrug door [naam 6] op 8 juni 2017 moet worden beschouwd als één overtreding overweegt de rechtbank het volgende. In het besluit van 12 mei 2017 is bepaald dat er € 1.000,- wordt verbeurd per keer dat de weegbrug door derden wordt gebruikt. Nu elke weegbon inhoudt dat er twee keer gebruik is gemaakt van de weegbrug, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er slechts één overtreding zou hebben plaatsgevonden op 8 juni 2017, ook al heeft slechts één bedrijf op die dag van de weegbrug gebruik gemaakt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, bijvoorbeeld de uitspraak van 15 februari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:383), moet bij een besluit tot invordering van een verbeurde dwangsom aan het belang van de invordering een zwaarwegend gewicht worden toegekend. Een andere opvatting zou afdoen aan het gezag dat moet uitgaan van een besluit tot oplegging van een last onder dwangsom. Steun voor dit uitgangspunt kan worden gevonden in de geschiedenis van de totstandkoming van
artikel 5:37, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Kamerstukken II 2003/04, 29 702, nr. 3, blz. 115). Hierin is vermeld dat een adequate handhaving vergt dat opgelegde sancties ook worden geëffectueerd en dus dat verbeurde dwangsommen worden ingevorderd. Slechts in bijzondere omstandigheden kan geheel of gedeeltelijk van invordering worden afgezien.