Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 9 juli 2018 in de zaken tussen
Procesverloop
Overwegingen
Voor zover deze besluiten betrekking hebben op handhaving van de Wabo, Woningwet, Bouwbesluit en Bouwverordening, is ingevolge artikel 8:6, eerste lid, van de Awb de rechtbank bevoegd in eerste aanleg kennis te nemen van de beroepen. Voor zover deze besluiten betrekking hebben op handhaving van artikel 13 Wet bodembescherming en artikel 10.1 van de Wet milieubeheer, is de Afdeling in eerste en enige aanleg bevoegd kennis te nemen van de beroepen.
2) De aanwezigheid van een open pompput met een slang eruit;
3) Een open mesthoudend water aan de achterzijde van het stallencomplex;
4) De aanwezigheid van stukken van golfplaten en andere materialen aan de rechterzijde van het stallencomplex;
5) Hoog onkruid op het buitenterrein;
6) De opslag van dierlijke mest in de stallen.
De tweede handeling is volgens verweerder een overtreding van artikel 1a, eerste lid, van de Woningwet.
De derde handeling is volgens verweerder een overtreding van artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo en van artikel 13 van de Wet bodembescherming.
De vierde handeling is volgens verweerder een overtreding van artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo en artikel 10.1 van de Wet milieubeheer.
De vijfde handeling is volgens verweerder een overtreding van artikel 7.21 van het Bouwbesluit 2012 en van artikel 5.1.1, eerste lid, van de Bouwverordening 2010.
De zesde handeling is volgens verweerder een overtreding van artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo.
Gelet op de uitspraak van de Afdeling van 16 maart 2018 [1] is niet de rechtbank maar de Afdeling bevoegd over de beroepen tegen deze lasten onder dwangsom te oordelen. De rechtbank is bevoegd om in eerste aanleg te oordelen over de overige vier lasten.
De rechtbank komt tot de slotsom dat zij onbevoegd is kennis te nemen van de aan haar voorgelegde geschillen voor zover die betrekking hebben op de in overweging 5 onder 3 en 4 genoemde lasten onder dwangsom en daarmee samenhangende invorderingsbesluiten. Daarom zal de rechtbank zich onbevoegd verklaren uitspraak te doen op de beroepen met betrekking tot de lasten 3 en 4 en de beroepen in zoverre - met toepassing van artikel 6:15, eerste lid, van de Awb - ter behandeling als beroepen in eerste aanleg doorzenden aan de Afdeling. De rechtbank acht zich wel bevoegd te oordelen over de beroepen tegen de overige lasten onder dwangsom en daarmee samenhangende invorderingsbesluiten. Deze zullen naar verwachting worden behandeld op de zitting van de meervoudige kamer van de rechtbank van 9 oktober 2018.
Beslissing
- zendt de beroepschriften, met daarbij behorende stukken, in zoverre ter behandeling als beroepen in eerste aanleg door aan de Afdeling.