Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 24 januari 2018 in de zaak tussen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergeijk, verweerder
Maatschap [naam], te [vestigingsplaats] , vergunninghoudster
(gemachtigde: mr. J. van Groningen).
Procesverloop
en de gemachtigde.
Overwegingen
16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:737).
2 OU/m³ bij 20% kans op geurhinder; in die situatie zijn er veel meer geurgevoelige objecten die niet zijn onderzocht. Volgens eisers zijn ook (voormalige) agrarische bedrijfswoningen geurgevoelige objecten in de zin van de VR 2014. De toelichting op de nieuwe Verordening Ruimte Noord-Brabant (VrNB), in werking getreden op 15 juli 2017, doet daaraan niets af want deze dateert van na het bestreden besluit. Volgens eisers doet de omstandigheid dat de nertsenhouderij geen ‘substantiële’ bijdrage levert, niet ter zake. Uit artikel 6.3 en 7.3, eerste lid, onder d, van de VR 2014 volgt immers dat wanneer de cumulatieve geurbelasting boven 20% geurgehinderden ligt er geen toestemming mag worden verleend, tenzij maatregelen worden getroffen die leiden tot daling van de achtergrondbelasting welke ten minste de eigen bijdrage compenseert. Eisers begrijpen de VR 2014 en de VrNB aldus dat bij een toename van de bijdrage aan de achtergrondbelasting geen toestemming kan worden verleend. Volgens eisers is en blijft sprake van een toename op de woningen aan de [adres] , [adres] [huisnummers] [adres] en daarnaast, bij een geurbelasting van 10,3 OU/m³, ook bij [adres] [huisnummers] . Als van de curve ‘hinder soms/vaak’ wordt uitgegaan, dan is ook sprake van een toename bij [adres] [huisnummers] en [adres]
10,3 OU/m³ de norm wordt overschreden. Eisers hechten te veel waarde aan de overeenkomsten in de vraagstelling in het oude PRA-onderzoek uit 2001 en de vraagstelling in het GGD- onderzoek. De StAB merkt terecht op dat de normering in de VR 2014 is bedoeld om hinder te voorkomen en dat dit het beste aansluit bij de score 6-10 (‘hinder’) uit de blootstellingsresponsrelatie die is gebaseerd op de mate van hinder.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- laat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand;
- wijzigt voorschrift 1.1.6 als volgt: “Nertsen mogen uitsluitend worden gehouden binnen afsluitbare gebouwen. De inrichting moet zijn voorzien van een afdoende alarminstallatie. De drijver van de inrichting moet 3 maanden voor het in gebruik nemen van de inrichting aan het college van burgemeester en wethouders een beveiligingsplan ter goedkeuring aanbieden. De inrichting mag pas in gebruik genomen worden na goedkeuring van het beveiligingsplan.”;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 331,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.618,-.