ECLI:NL:RBOBR:2018:2958

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 juni 2018
Publicatiedatum
18 juni 2018
Zaaknummer
01/865141-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing, bedreiging en mishandeling in de huiselijke sfeer met herroeping van voorwaardelijke invrijheidsstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 19 juni 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zijn ex-vriendin heeft afgeperst en ontvoerd. De verdachte is beschuldigd van meerdere feiten, waaronder afpersing, bedreiging en mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 10 oktober 2016 zijn ex-vriendin, [aangeefster], heeft gedwongen om haar autosleutel en -papieren af te geven. Dit gebeurde onder bedreiging van geweld, waarbij de verdachte haar in het gezicht heeft geslagen en haar heeft gedwongen om mee te gaan naar haar woning. Tijdens deze gebeurtenis heeft de verdachte ook zijn moeder mishandeld. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en getuigen als betrouwbaar beoordeeld en heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, waarbij ook een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 136 dagen ten uitvoer werd gelegd. Daarnaast is de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling toegewezen, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan strafbare feiten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en het gewelddadige verleden van de verdachte meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummers: 01/865141-16 en 01/860203-18 (ter terechtzitting gevoegd)
Parketnummer vordering: 01/845846-10
V.I. zaaknummer: 99-000174-24
Datum uitspraak: 19 juni 2018
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte ] ,

geboren te [geboortegegevens] ,
thans gedetineerd te P.I. Vught, Nieuw Vosseveld 2 HvB Arrestanten, Lunettenlaan 501, Vught
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 juni 2018.
Op deze zitting heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vorderingen van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak met parketnummer 01/865141-16 is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 4 mei 2018 en de zaak met parketnummer 01/860203-18 is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 23 mei 2018.
Aan verdachte is op de dagvaarding met
parketnummer 01/865141-16ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 10 oktober 2016 te [plaats] , gemeente [naam gemeente] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangeefster ] heeft gedwongen tot de afgifte van autopapieren en/of een autosleutel, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [aangeefster ] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en/of tot het aangaan van een schuld,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat die [aangeefster ] krachtig werd vastgepakt en/of in/tegen het gezicht werd geslagen en/of aan haar haren en/of arm uit de woning [adres] te [plaats] werd getrokken en/of in een personenauto werd geduwd en/of daarbij die Van Bergen dreigend en/of dwingend werd gezegd dat ze in die personenauto moest stappen en/of, rijdende in die personenauto, naar die [aangeefster ] een of meer slaande bewegingen werden gemaakt en/of tegen die [aangeefster ] dreigend werd gezegd dat ze autopapieren moest afgeven en/of moest zeggen waar haar woonadres was, en/of de handtas van die [aangeefster ] werd afgepakt en doorzocht, en/of dreigend en agressief naar die [aangeefster ] werd gescholden, en/of, gekomen bij/in de woning van die [aangeefster ] te [plaats 3] , de woning is doorzocht en/of kasten/laden zijn opengetrokken en/of die [aangeefster ] dwingend en/of dreigend is gedicteerd dat die [aangeefster ] een schuldbekentenis ten bedrage van 15.000 euro ten gunste van hem, verdachte, moest schrijven;
(artikel 317 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 10 oktober 2016 te [plaats] , gemeente [naam gemeente] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [aangeefster ] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en / of beroofd gehouden, door tezamen en in vereniging met die ander(en), althans alleen voornoemde [aangeefster ] opzettelijk en wederrechtelijk krachtig vast te pakken en/of in/tegen het gezicht te slaan en/of aan haar haren en/of arm uit de woning [adres] te [plaats] te trekken en/of in een personenauto te duwen en/of daarbij tegen die [aangeefster ] dreigend en/of dwingend te zeggen dat ze in die personenauto moest stappen en/of met die auto naar de woning van die [aangeefster ] te [plaats 3] te rijden en/of die [aangeefster ] te beletten om onderweg uit te stappen;
(artikel 282 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 10 oktober 2016 te [plaats] , [naam gemeente] , zijn moeder, [slachtoffer 2]
, heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] met kracht vast te pakken bij haar bovenarmen en/of (vervolgens) met kracht tegen een muur aan te gooien en/of op de grond te gooien;
4.
hij op of omstreeks 16 april 2017 te [naam gemeente] , [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door via de telefoon zijn, verdachtes, dochter [naam dochter] , zulks terwijl die telefoon op luidspreker stond en/of het telefoongesprek daardoor voor die in de onmiddellijke nabijheid van die telefoon aanwezige [slachtoffer 3] (zijnde de moeder van die [naam dochter] ) hoorbaar was, over die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "dus jullie willen dat jullie mam niet meer zien dan of zo, wil je mama kwijt dan" en/of "als ik buiten was geweest was ik naar de deur gekomen en had ik het afgemaakt" en/of "als zij dat zo wil dan schiet ik ze dood" en/of "want als jullie zo door blijven gaan dan laat ik dat doen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Aan verdachte is op de dagvaarding met
parketnummer 01/860203-18ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 september 2017 te [plaats 2] , gemeente [gemeente 2] , [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door via de telefoon van [naam] , in elk geval via een telefoon, zulks
terwijl die telefoon op luidspreker stond en/of het telefoongesprek daardoor
voor die in de onmiddellijke nabijheid van die telefoon aanwezige [slachtoffer 3]
hoorbaar was, die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "als je nog een
keer aangifte doet, dan zweer ik op mijn kinderen, dan schiet ik je kapot. Ik
zweer dat op mijn kinderen. Je gaat eraan", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 01/845846-10 is aangebracht bij vordering van 29 november 2017. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Oost-Brabant d.d. 22 april 2016.

De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling.

De zaak met V.I. zaaknummer 99/000174-24 is aangebracht bij vordering van 27 oktober 2016 en strekt tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling voor een periode van (thans nog) 612 dagen.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Zij heeft daarbij voor wat betreft de feiten 1, 2 en 3 onder parketnummer 01/865141-16 met name gelet op de aangiftes en de verklaringen van [aangeefster ] en [slachtoffer 2] die elkaar onderling ondersteunen en versterken. Voor de tenlastegelegde bedreigingen acht zij naast aangiftes van [slachtoffer 3] de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van belang.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 1, 2 en 3 tenlastegelegd onder parketnummer 01/865141-16 en daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte ontkent dat hij [aangeefster ] heeft gedwongen om met hem en medeverdachte in zijn auto mee te gaan om elders autopapieren op te halen, deze vervolgens aan hem af te geven en een schuldbekentenis op te stellen. [aangeefster ] heeft dit uit eigen beweging gedaan. Daarnaast ontkent verdachte dat hij zijn moeder heeft mishandeld. Hij heeft haar enkel geduwd omdat ze een mes in haar hand had. Daardoor verloor zij haar evenwicht en is ze gevallen. Volgens de raadsman stemmen de inhoud van de aangifte van [aangeefster ] en de verklaring van [slachtoffer 2] niet geheel overeen, zodat onduidelijk is welke feitelijke handelingen nu daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Voor zover de verklaring van [slachtoffer 2] wel als steunbewijs voor de aangifte van [aangeefster ] zou kunnen dienen, is onduidelijk in hoeverre die verklaring door [aangeefster ] is beïnvloed of in hoeverre deze verklaringen op elkaar zijn afgestemd. Voordat zij bij de politie zijn gehoord, hebben zij immers de gelegenheid gehad om met elkaar te spreken. Bovendien wordt hun lezing van wat zich op 10 oktober 2016 heeft afgespeeld niet ondersteund door objectieve bewijsmiddelen, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van deze feiten.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de overige feiten (2 bedreigingen) nu verdachte deze heeft bekend.
Het oordeel van de rechtbank.
Overweging
De rechtbank is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer tot vrijspraak van het tenlastegelegde onder feit 1, 2 en 3 van parketnummer 01/865141-16 wordt weerlegd door de hierna gebezigde bewijsmiddelen. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van deze bewijsmiddelen te twijfelen.
In het bijzonder overweegt de rechtbank dat de verklaringen van [aangeefster ] en [slachtoffer 2] elkaar op essentiële onderdelen over en weer ondersteunen en dat hun beider verklaringen bovendien deels worden ondersteund door de verklaring van verdachte ter terechtzitting. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om de belastende (onderdelen van die) verklaringen niet voor het bewijs te bezigen. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat aangeefster [aangeefster ] en getuige [slachtoffer 2] meteen na de aanhouding van verdachten zijn benaderd door de politie en uitgenodigd mee te gaan naar het bureau voor het afleggen van een verklaring. Beiden zijn binnen twee uur na afloop van het voorval op 10 oktober 2016 bij de politie gehoord. De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting geen feiten of omstandigheden zijn gebleken dat zij hun (belastende) verklaringen op elkaar hebben afgestemd.
De bewijsmiddelen. [1]
Een proces-verbaal van aangifte [aangeefster ] d.d. 10 oktober 2016(p. 77-81)
p. 80: Vandaag maandag 10 oktober 2016 omstreeks 13.30 uur, was ik in de [adres] te [plaats] . Ik was bij de moeder van [verdachte ] . Ik zag dat [verdachte ] en [vriendin verdachte] zijn nieuwe vriendin achter de tuin in kwamen lopen. Ik hoorde dat zei begonnen te schreeuwen. Ik hoorde woorden als kankerhoer. [vriendin verdachte] en [verdachte ] liepen zonder te vragen de keuken in.
[verdachte ] begon te schreeuwen en wilde mijn auto sleutels. Ik hoorde hem roepen “Auto
inleveren. Ik wil geld.” [persoon] kwam tussen mij en [verdachte ] in staan. Ik zag dat [verdachte ]
mij nog een klap gaf. Ik denk dat hij mij deze gaf met zijn linker hand of vuist. Ik voelde een hevige pijn aan mijn rechter wang. Ik hoorde hem roepen: “Auto papieren pakken. Dit moet opgelost worden. Mee rijden.” Ik zag dat [persoon] een mes uit de keukenla pakte. [persoon] riep niet mee rijden. Ik zag dat [persoon] het mes voor zich hield en tegen [verdachte ] riep “eruit hier.” [verdachte ] greep [persoon] beet en pakte in het mes. Ik zag dat [verdachte ] hier bloedde en zijn rechter hand. [persoon] stak niet, maar [verdachte ] pakte in het mes. Ik zag dat hij het mes van [persoon] had afgepakt en [persoon] een harde duw gaf. Ik zag dat [persoon] door die duw op de grond plofte tussen de gang en de kamer. [persoon] kwam tegen de muur aan. [verdachte ] riep: mee komen, mee komen. Ik zei wacht even dan pak ik mijn tas. Ik pakte mijn tas en direct hierop greep [verdachte ] mij bij de rechterarm en trok mij richting de auto. [verdachte ] maakte de achterportier open aan de bijrijders kant. Ik werd de auto in geduwd door [verdachte ] en hij riep “die auto in.” Ik ben blijven zitten en wist niet wat ik moest doen. Ik heb niet geprobeerd de portier te openen om uit te stappen. [verdachte ] reed gelijk aan. [verdachte ] reed stevig door. [verdachte ] greep mijn tas en gaf deze aan [vriendin verdachte] . [vriendin verdachte] heeft heel mijn tas doorgekeken. Bekeek de foto’s, mijn agenda elke bladzijde bekeek zij. Ze schreeuwde en kleineerde mij en vielen flink tegen mij uit. Ze verweten mij een dief te zijn. [verdachte ] was boos en bleef schelden. Hij had een agressieve houding. [vriendin verdachte] en [verdachte ] vroegen waar ik woonde. Ik wilde geen antwoord geven. Ik wilde dit niet, omdat ik dat adres geheim wilde houden en mij daar veilig voelde. Ik kon daar tenminste rustig slapen. Ik weet ook het verhaal van zijn ex waar hij de woning in was geklommen. Ik zei op een gegeven moment tegen mijn zin in richting [plaats 4] . [vriendin verdachte] dwong mij met een dwingende stem het adres te geven. Ik gaf aan dat ik de weg wel zou wijzen. [vriendin verdachte] bleef mijn tas doorzoeken en vond een bon in mijn tas. Dit was een bon van het bestellen van mijn gordijnen. Daar stond mijn adres op. Ik heb hen toen ze het adres
toch hadden de weg gewezen. Ik weet niet wat ik anders gedaan zou hebben. Ik wist ook
niet wat ik tegen hen wilde beginnen. Ik was bang en wilde het rustig houden. Ik wees [verdachte ] en [vriendin verdachte] de weg naar [plaats 3] . Ik wees de weg naar mijn woning. [verdachte ] en [vriendin verdachte] zijn mee naar boven gelopen en mee mijn woning in gegaan. [vriendin verdachte] en
[verdachte ] hebben de kasten en lades open getrokken en bekeken. Ik weet niet naar wat ze
zochten. Ze doorzochten alle vertrekken. Dit gebeurde tegen mijn wil in. Ik heb niet aangegeven dat ze de woning niet in mochten. Het had alleen maar erger geworden. Ik had al een klap gehad. [verdachte ] vroeg mij de sleutel van mijn auto. De Renault Twingo. Ik heb deze gegeven. Hij wilde ook het kenteken. Ik moest deze afgeven. Ik heb dit beslist tegen mijn wil in gedaan. De auto is mijn eigendom. Ik had dit nooit uit eigenbeweging afgegeven maar gaf dit nu af uit angst voor de gevolgen. Ik zei je hebt nu wat je hebben wilt en kunt nu gaan. Ik hoorde [vriendin verdachte] zeggen: “Ze naait je dadelijk. Je moet haar een briefje laten schrijven dat ze de auto vrijwillig heeft meegeven en je 15000 Euro schuldig is.”
p. 81: Ik kon en durfde er niet tegen in te gaan. Ik heb een kladblok gepakt en een pen. Ik schreef op wat [vriendin verdachte] dicteerde. Ik voelde dat ik gespannen en zenuwachtig was bij het schrijven. Ik voelde wel dat ik op dat moment van mijn vrijheid was beroofd door in een auto te worden getrokken en naar mijn adres werd gebracht waarvan ik niet wilde dat ze dit wisten. Ik werd hierdoor gedwongen een schuldbekentenis af te leggen dan wel een schuld aan te gaan van mijn auto en geld welke mijn eigendom zijn. Na het schrijven van het briefje moest ik [persoon] bellen om te zeggen dat er niets aan de hand was. Ik moest zeggen dat ik zo terug was. Ik zei hen te gaan. Nee, zei [verdachte ] je gaat mee. Ik wilde daar blijven. [verdachte ] , nee je hebt [persoon] zojuist gezegd terug te komen. Hierop zijn we weer in de auto gestapt waarmee we gekomen waren en hebben ze mij terug naar [plaats] gereden.
In de straat van [persoon] gekomen werd ik voor de woning van [persoon] afgezet. U raagt mij of ik pijn heb van de klap. Ik voelde op het moment dat ik werd geslagen een hevige pijn dit is nu veel minder, ik voel mijn wang nog wel gloeien. Ik voel het ook nog wel. Ik ben niet kleinzerig.
Een proces-verbaal verhoor aangeefster [aangeefster ] d.d. 13 oktober 2017(p. 83-91)
p. 87: V: U verklaart dat [verdachte ] met zijn nieuwe vriendin [vriendin verdachte] , die maandag 10 oktober 2016 op enig moment in de woning [adres] te [plaats] binnen komt, waar u op dat
moment samen met de moeder van [verdachte ] binnen bent. Welke indruk maakte [verdachte ] op dat
moment op u?
A: Heel kwaad. Agressief. Hij zei: “Kankerhoer”. “Wij gaan dit oplossen”. “Ik krijg geld van jou”. “Jij gaat mij betalen”. Ze waren allebei aan het schreeuwen. [verdachte ] en [vriendin verdachte] .
[verdachte ] riep tegen mij: “Nou meekomen. Kankerhoer. Meekomen”. Hij was echt agressief.
Hij probeerde mij eigenlijk meteen aan mijn rechter bovenarm vast te pakken. Ik zei, om het rustig te houden: “Rustig, rustig. Je krijgt wel wat je wil”. Toen sprong de moeder van [verdachte ] er tussen. Zij had toen nog niet het mes gepakt. Op dat moment kreeg ik van [verdachte ] een klap die mij aan de rechter zijkant van mijn gezicht raakte. Na die klap zei ik: “Ja, doe maar rustig, doe maar rustig. Ik ga wel mee”. Daarna zei [vriendin verdachte] : “Pak ze bij die haren. Trek ze maar gewoon aan die haren mee naar buiten”. Ik hoorde [vriendin verdachte] ook nog zeggen:
“Het is mijn vent”. “En wat denk je wel, hem te rippen?”
V: Wanneer pakt [persoon] dat mes?
A: Ja, eigenlijk vlak daarna. Zij maakte een keukenla open en haalde daar een mes
uit. Een groot mes met een ijzeren handvat. Helemaal van staal was dat geloof ik. Dat
mes ligt denk ik nog bij hun in de auto.
[persoon] had trouwens in het begin, toen [verdachte ] en [vriendin verdachte] binnen kwamen al gelijk gezegd:
“Der uit hier”. Dat zei [persoon] , nu ze het mes had gepakt weer. Ze zei: “Der uit hier”.
V: Gingen ze der ook uit?
A: Nee, [verdachte ] ging een beetje aan het worstelen met [persoon] en greep met zijn rechter
hand in het mes. Daarna gooide hij [persoon] hard op de grond en pakte hij mij bij mijn rechter bovenarm en trok mij mee naar buiten naar de auto. Zo van: “Lopen jij”. Onderweg naar de auto liet hij mij los en maakte het portier achter de bijrijder open.
V: Zei [verdachte ] daar nog iets bij?
A: Ja, zo van: “Der in”.
0: Aangeefster maakt met haar rechter hand een duwend gebaar.
V: Duwde hij jou?
A: Ja, wat is duwen. Hij maakte het portier open en deed zo bij mijn arm van zitten.
p. 88:
V: Wat als je niet mee was gegaan? Als je had gezegd: “Nee, ik ga niet mee”?
A: Ja dan was ik met grof geweld meegenomen. Dan was het helemaal uit de hand gelopen.
Ik had gewoon niet de kracht om mij te verzetten nog. Ik was helemaal op en leeg. Ik kon het niet opbrengen. Het was al maanden aan de gang. De eerste keer heb ik mij wel verzet. Maar ik kan het toch niet van [verdachte ] winnen. Ik wilde het ook niet voor [persoon] . Ik had geen andere keus.
p. 90:
A: Tijdens de autorit van [plaats] naar mijn woning in [plaats 3] zijn wij nog 2 keer
gestopt. De 1e keer dat er werd gestopt, trachtte [verdachte ] mij uit de auto te trekken. Daarbij hief hij een van zijn armen met een tot vuist gebalde hand. Ik had het idee dat bij dreigde mij te slaan. Omdat hij boos was. Ik weet niet. Er is zoveel gezegd in de auto en dat hij boos was. De 2e keer dat er werd gestopt, zat [verdachte ] met een arm over de rugleuning van de passagiersstoel. Terwijl hij tegen mij aan het praten was maakt hij met rugzijde van de vlakke hand aan die arm, een beweging in mijn richting alsof hij mij wilde slaan. Ik zat gewoon op de achterbank.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] d.d. 10 oktober 2016(p. 96-98)
p. 97: Vanmiddag 10 oktober was [aangeefster ] bij mij in huis op het adres [adres] in [plaats] . Ongeveer tussen 12.30 uur en 13.00 uur zag ik dat [verdachte ] met een kwaaie kop mijn
woning binnen kwam gelopen. De deur zat niet op slot omdat het mooi weer was. Ik zag
dat [vriendin verdachte] bij [verdachte ] was. Ik zag dat [verdachte ] naar [aangeefster ] toe liep en ik hoorde hem tegen haar zeggen: ”Wanneer ga je mij betalen?”. Ik was voor [aangeefster ] gaan staan om haar te beschermen. Ik wilde [verdachte ] en [vriendin verdachte] mijn huis uit hebben en ik wilde [aangeefster ] beschermen.
Ik zag en voelde daarna dat [verdachte ] mij met twee handen hij mijn bovenarmen vast pakte
en ik zag en voelde dat hij mij opzettelijk met veel kracht opzij tegen de muur aan
gooide. Door het vastpakken voelde ik meteen pijn aan mijn armen en toen ik tegen de
muur aan kwam voelde ik ook een flinke pijn aan mijn linker arm. Hij gooide mij tegen
de muur op omhoog. Ik zag daarna dat [verdachte ] naar [aangeefster ] toe liep en ik zag dat hij haar kennelijk opzettelijk hard met zijn linker vuist keihard tegen de kaak van [aangeefster ] aan sloeg. Ik zag dat [aangeefster ] erg bang keek maar niets meer terug zei. Ik hoorde dat [vriendin verdachte] tegen [verdachte ] riep: ”Trek ze aan haar haren mee naar buiten.” Ik hoorde dat [verdachte ] steeds tegen [aangeefster ] riep: ”Wanneer betaal je mij” en “waar zijn de papieren van mijn auto”. Ik hoorde [aangeefster ] zeggen: ”Ik ben je niets schuldig”. Toen [verdachte ] [aangeefster ] mee trok naar buiten, hoorde ik [aangeefster ] angstig zeggen: ”Ik ga wel mee.” Daarna zag ik dat [aangeefster ] door [verdachte ] in een goudkleurige auto werd getrokken waarna ze wegreden. [aangeefster ] wilde niet mee maar ze moest mee van [verdachte ] . Ik zei nog tegen onze [verdachte ] : ”Je kunt hier ook praten maar hij zei: ”Hier niet.” Hij wilde van [aangeefster ] autopapieren en haar kentekenpasje hebben zodat hij haar auto op zijn naam kon laten zetten. Toen ze weg reden in de auto heb toen meteen de politie gebeld.
Ongeveer tussen 16.30 uur en 17.00 uur zag ik dat de goudkleurige auto met daarin
[verdachte ] , [vriendin verdachte] en [aangeefster ] voor mijn woning stopte. Ik zag dat [aangeefster ] uit stapte. Daarna hoorde ik van [aangeefster ] dat ze tegen [verdachte ] had gezegd dat zij in [plaats 4] woonde omdat ze niet wilde dat [verdachte ] wist waar zij woonde omdat ze erg bang voor hem was. Uiteindelijk bezweek ze voor de druk en heeft toch maar verteld waar ze woonde. [verdachte ] was namelijk onderweg twee keer gestopt om [aangeefster ] op haar bakkes te slaan als ze niet zou zeggen waar ze woonde. [aangeefster ] was zo bang dat ze het daarom toch maar verteld heeft. Ik hoorde van [aangeefster ] verder dat [verdachte ] samen met [vriendin verdachte] haar hele woning in [plaats 3] doorzocht heeft. De autopapieren heeft hij toen uit haar woning mee
genomen.
p. 98: Ik hoorde [aangeefster ] zeggen dat ze voor haar veiligheid nu weer een andere woning moest zoeken omdat [verdachte ] wist waar ze woonde.
Een proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] d.d. 10 oktober 2016(p. 147-150)
p. 147
:Vanmiddag ben ik mishandeld door mijn zoon [verdachte ] . Hij heeft mij in mijn woning opzettelijk hard vastgepakt bij mijn bovenarm waarna hij me tegen de muur op omhoog gooide. Dat deed veel pijn en ik voel nu nog pijn aan haar linker bovenarm en schouder.
p. 148-149
:Verbalisanten hebben onder meer letsel geconstateerd op de linker onderarm van [slachtoffer 2] .
Een proces verbaal van verhoor 10 oktober 2016 van [medeverdachte] , voor zover inhoudende:
p. 128 (…) Ik ben nadat we in de auto zaten wel flink tekeer gegaan tegen [aangeefster ] . (..)
Een proces verbaal van verhoor 11 oktober 2016 van [medeverdachte] , voor zover inhoudende:
p. 132 (…) Ik heb haar onderweg wel een aantal keren voor hoer uitgemaakt.(…)
De door verdachte ter terechtzitting van 5 juni 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
[aangeefster ] wilde gewoon mee, maar ze mocht niet mee van mijn moeder. Ik heb toen dat mes afgepakt. Ik heb mijn moeder daarbij misschien bij haar pols gepakt. Ze is toen achterover gevallen. Ze verloor haar evenwicht. Daarvan heeft ze die blauwe plek.
Ik heb tegen [aangeefster ] gezegd: “Jij rijdt gewoon mee om die papieren op te halen en dan is het klaar”. Het was niet op het initiatief van [aangeefster ] Ik zei: “we gaan nu die papieren ophalen”. [aangeefster ] gaf mij de instructies hoe ik moest rijden. Het zou kunnen dat ik haar handtas aan [vriendin verdachte] heb gegeven. Het klopt dat ik een foto afkomstig uit die tas wilde weggooien uit het raam. In eerste instantie zei [aangeefster ] dat ze in [plaats 4] woonde, maar later bleek dat in [plaats 3] te zijn. We moesten naar [plaats 3] om die overschrijvingspapieren van de auto op te halen. Ik vond dat we dat het beste toen meteen konden doen. Ik dacht: als ik die papieren heb, dan zijn we er vanaf.
Ik heb tegen haar gezegd: Ik krijg € 15.000,- van jou en wat ik voor die auto krijg wordt daar vanaf getrokken. Ik heb gezegd wat ze op moest schrijven, maar het zijn haar eigen woorden.
Ten aanzien van Parketnummer 01/865141-16:
feit 1 en 2.
De rechtbank leidt op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen de volgende gang van zaken af.
Aangeefster [aangeefster ] was op 10 oktober 2016 op bezoek bij de moeder van verdachte, [slachtoffer 2] , toen daar onverwacht haar ex-vriend (verdachte) en zijn nieuwe vriendin (medeverdachte) binnenkwamen. De tussen hen bestaande strijd over geld laaide meteen weer op, waarbij verdachte op agressieve wijze aan [aangeefster ] kenbaar maakte dat ze hem nog geld schuldig was, dat hij haar auto wilde hebben en dat hij dat direct wilde afhandelen. Hij heeft [aangeefster ] daarbij in het gezicht geslagen, bij haar arm gepakt en geschreeuwd dat ze moest meekomen om de autopapieren op te halen. Vervolgens heeft verdachte [aangeefster ] naar zijn auto geleid, het achterportier geopend en haar in de auto gezet en zijn hij en medeverdachte met [aangeefster ] achterin de auto weggereden. Verdachte heeft de handtas van [aangeefster ] afgepakt en bij medeverdachte op schoot gezet waarna deze door haar is doorzocht. [aangeefster ] heeft in eerste instantie gezegd dat ze in [plaats 4] woonde, maar nadat medeverdachte in de handtas van [aangeefster ] een aanwijzing vond dat zij in [plaats 3] woonde, zijn zij uiteindelijk naar de woning van [aangeefster ] in [plaats 3] gereden. Onderweg heeft verdachte gedreigd om [aangeefster ] te slaan. In haar woning heeft [aangeefster ] de autopapieren en haar autosleutels aan verdachte overhandigd die vervolgens door medeverdachte zijn opgeborgen in haar tas. Bovendien heeft verdachte aldaar, op suggestie van medeverdachte, tegen [aangeefster ] gezegd wat zij op een briefje moest schrijven, teneinde een schuldbekentenis ten gunste van verdachte op te stellen.
Volgens de verdediging kan niet worden bewezen dat sprake is geweest van dwang.
De rechtbank acht in dat verband de navolgende feiten en omstandigheden van belang.
Vast staat dat verdachte en [aangeefster ] na het beëindigen van hun relatie niet op goede voet met elkaar om gingen. Er bestond voortdurende onenigheid over onder meer financiële zaken. Op 10 oktober 2016 kwamen zij elkaar onverwacht tegen. Verdachte heeft [aangeefster ] kort na binnenkomst bij zijn moeder geslagen en heeft vervolgens zijn moeder tegen de muur gegooid toen zij wilde beletten dat [aangeefster ] met verdachte mee zou gaan. Bovendien heeft verdachte zich verbaal agressief opgesteld naar haar en zijn moeder en heeft medeverdachte op enig moment geroepen: “Trek ze aan haar haren mee naar buiten” waarbij zij [aangeefster ] bedoelde. Voorts heeft verdachte in de auto op weg naar [plaats 3] gedreigd om [aangeefster ] te stompen of te slaan. [aangeefster ] heeft moeten toelaten dat haar tas met haar persoonlijke bezittingen uit haar handen is genomen en werd doorzocht voor de medeverdachte.Daarnaast heeft verdachte ter zitting bevestigd dat ze niet op het initiatief van [aangeefster ] naar [plaats 3] zijn gereden en ook dat [aangeefster ] eerst heeft gezegd dat ze in [plaats 4] woonde voordat zij uiteindelijk de weg naar haar woning in [plaats 3] heeft gewezen. Verdachte heeft bovendien verklaard dat hij de handtas van [aangeefster ] in de auto aan medeverdachte heeft gegeven en dat hij spullen uit die tas uit het raam wilde gooien.
De rechtbank heeft mede op basis van het voorgaande de overtuiging bekomen dat verdachte door zijn handelen heeft gezorgd voor een continue dreigende sfeer waardoor [aangeefster ] werd gedwongen om met hem en medeverdachte in de auto te stappen, mee te gaan naar haar woning om de autopapieren op te halen en deze samen met de autosleutel aan hen af te geven en bovendien een schuldbekentenis op te maken. Naar het oordeel van de rechtbank is vanaf het moment dat verdachte Van Bergen verbaal en fysiek confronteerde sprake geweest van een situatie met voortdurende dreiging en overwicht van verdachte en medeverdachte, zodanig dat [aangeefster ] niet vrij was om te gaan waar zij wilde en zich aan de situatie te onttrekken en eenzijdig af te zien van het aan verdachte afgeven van de autopapieren en -sleutel. De rechtbank ziet dan ook geen begin van aannemelijkheid voor hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht om de dwang te ontkrachten.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte nauw en bewust samengewerkt met zijn medeverdachte, die, op de hoogte van het plan en voornemen van verdachte om in het bezit te komen van de autopapieren en –sleutel, de tas van [aangeefster ] heeft doorzocht, het woonadres heeft achterhaald, de suggestie van het opstellen van een schuldbekentenis heeft gedaan en de autopapieren en –sleutel in bewaring heeft genomen.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte [medeverdachte] met geweld en onder bedreiging met geweld heeft gedwongen haar autosleutel en autopapieren af te geven alsmede tot het opstellen en ondertekenen van een schriftelijke schuldbekentenis (feit 1) en haar daartoe tegen haar wil met de auto van verdachte naar haar woning in [plaats 3] te rijden en haar aldus wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd (feit 2).
feit 3.
De rechtbank oordeelt dat de verklaring van aangeefster dat zij door verdachte
in haar woning is mishandeld op overtuigende wijze wordt ondersteund en versterkt door andere bewijsmiddelen. De aangifte wordt bevestigd door de verklaring van [aangeefster ] en bij aangeefster is letsel geconstateerd die past bij haar verklaring. De rechtbank ziet geen enkele aanleiding om aan de juistheid van de verklaring van aangeefster te twijfelen en acht dit feit dan ook bewezen.
feit 4 .
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen: [2]
- het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] d.d. 17 april 2017, p. 16;
- het proces-verbaal van verhoor [getuige] d.d. 17 april 2017, p. 19;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 april 2017, p. 21-22;
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 5 juni 2018.
Ten aanzien van parketnummer 01/860203-18:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen: [3]
- het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] d.d. 25 september 2017, p. 34;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 september 2017, p. 57; - het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 november 2017, p. 66;
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 5 juni 2018.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
ten aanzien van parketnummer 01/865141-16
1. op 10 oktober 2016 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [aangeefster ] heeft gedwongen tot de afgifte van autopapieren en een autosleutel, toebehorende aan die [aangeefster ] , en tot het aangaan van een schuld, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat die [aangeefster ] krachtig werd vastgepakt en tegen het gezicht werd geslagen en aan haar arm uit de woning [adres] te [plaats] werd getrokken en in een personenauto werd geduwd en waarbij die [aangeefster ] dreigend en dwingend werd gezegd dat ze in die personenauto moest stappen en, rijdende in die personenauto, naar die [aangeefster ] een of meer slaande bewegingen werden gemaakt en tegen die [aangeefster ] dreigend werd gezegd dat ze autopapieren moest afgeven en moest zeggen waar haar woonadres was, en de handtas van die [aangeefster ] afgepakt en doorzocht, en dreigend en agressief naar die [aangeefster ] werd gescholden, en, gekomen bij/in de woning van die [aangeefster ] te [plaats 3] , de woning is doorzocht en die [aangeefster ] dwingend is gedicteerd dat die [aangeefster ] een schuldbekentenis ten bedrage van 15.000 euro ten gunste van hem, verdachte, moest schrijven;
2. op 10 oktober 2016 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [aangeefster ] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door tezamen en in vereniging met die ander, voornoemde [aangeefster ] opzettelijk en wederrechtelijk krachtig vast te pakken en in het gezicht te slaan en aan haar arm uit de woning [adres] te [plaats] te trekken en in een personenauto te duwen en daarbij tegen die [aangeefster ] dreigend en dwingend te zeggen dat ze in die personenauto moest stappen en met die auto naar de woning van die [aangeefster ] te [plaats 3] te rijden;
3. op 10 oktober 2016 te [plaats] , [naam gemeente] zijn moeder, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] met kracht vast te pakken bij haar bovenarmen en met kracht tegen een muur aan te gooien;
4. op 16 april 2017 te [naam gemeente] , [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door via de telefoon zijn, verdachtes, dochter [naam dochter] , zulks terwijl die telefoon op luidspreker stond en het telefoongesprek daardoor voor die in de onmiddellijke nabijheid van die telefoon aanwezige [slachtoffer 3] (zijnde de moeder van die [naam dochter] ) hoorbaar was, over die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "dus jullie willen dat jullie mam niet meer zien dan of zo, wil je mama kwijt dan" en "als ik buiten was geweest was ik naar de deur gekomen en had ik het afgemaakt" en "als zij dat zo wil dan schiet ik ze dood" en "want als jullie zo door blijven gaan dan laat ik dat doen".
Ten aanzien van parketnummer 01/860203-18:
op 23 september 2017 te [plaats 2] , gemeente [gemeente 2] , [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door via de telefoon van [naam] , zulks terwijl die telefoon op luidspreker stond en het telefoongesprek daardoor voor die in de onmiddellijke nabijheid van die telefoon aanwezige [slachtoffer 3] hoorbaar was, die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "als je nog een keer aangifte doet, dan zweer ik op mijn kinderen, dan schiet ik je kapot. Ik zweer dat op mijn kinderen. Je gaat eraan".
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van de feiten en van verdachte.

Ten aanzien van feit 3 van parketnummer 01/865141-16 (mishandeling [slachtoffer 2] )
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken ten aanzien van de mishandeling van zijn moeder omdat hij handelde uit noodweer.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Zoals hiervoor reeds door de rechtbank is overwogen, hecht zij voor wat betreft de toedracht van het feit geloof aan de verklaringen van [aangeefster ] en [slachtoffer 2] . Bovendien acht de rechtbank van belang dat verdachte ter terechtzitting d.d. 5 juni 2018 heeft verklaard dat hij het mes van zijn moeder heeft afgepakt toen zij wilde beletten dat [aangeefster ] met hem mee zou gaan. Met het afpakken van het mes was direct een einde gekomen aan de naar hem gerichte dreiging. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het bestaan van een noodweersituatie dan wel een onmiddellijk dreigend gevaar voor het ontstaan van een dergelijke situatie niet aannemelijk geworden, zodat het beroep op noodweer niet kan slagen. De rechtbank verwerpt het verweer.
Er zijn ook geen andere feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert mitsdien op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten en verdachte is strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 1, 2, 3, en 4 tenlastegelegd onder parketnummer 01/865141-16 en het feit tenlastegelegd onder parketnummer 01/860203-18:
De officier van justitie vordert een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van het voorarrest. Ten aanzien van het beslag vordert de officier van justitie verbeurdverklaring van een auto, merk Saab, met kenteken 49-HN-BX.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman verzoekt de rechtbank om aansluiting te zoeken bij straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en niet - zoals de officier van justitie heeft gedaan bij het formuleren van haar eis - bij het oriëntatiepunt voor een woningoverval. Daarnaast verzoekt de raadsman om in forse mate rekening te houden met artikel 63, nu de rechtbank bij vonnis van 20 juli 2017 een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden heeft opgelegd die verdachte op dit moment uitzit. Volgens de raadsman kan voor deze feiten worden volstaan met een forse taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende ten nadele van verdachte in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zijn ex-vriendin [aangeefster ] met geweld gedwongen tot afgifte van haar autosleutel en -papieren en tot het opstellen van een schuldbekentenis en haar daartoe gedurende enige tijd wederrechtelijk van haar vrijheid beroofd gehouden. Hij heeft haar geslagen, vastgepakt en in zijn auto geduwd om haar - tegen haar wil - over te brengen naar haar woning waar de autopapieren zich bevonden. Een en ander betreft een ernstige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer en heeft dan ook forse angstgevoelens bij haar teweeg gebracht. De bewoordingen die verdachte en medeverdachte hierbij hebben gebezigd hebben dit alles versterkt, met name nu [aangeefster ] bekend was met verdachtes gewelddadige verleden. Verdachte heeft zich om dit alles niet bekommerd. Het voorval heeft zich deels in de woning van verdachtes moeder afgespeeld waarbij verdachte ook geweld tegen zijn moeder heeft gebruikt door haar tegen een muur aan te gooien.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat dit alles heeft plaatsgevonden tijdens de voorwaardelijke invrijheidstelling van een jarenlange gevangenisstraf.
Daarnaast heeft verdachte zijn ex-partner [slachtoffer 3] - die bovendien de moeder is van twee van zijn kinderen - vanuit detentie meermalen telefonisch bedreigd met de dood. Dit heeft een keer plaatsgevonden via de telefoon van een derde waarbij verdachte wist dat hij via de speakerfunctie hoorbaar was voor [slachtoffer 3] en nog een andere keer op dezelfde manier via de telefoon van zijn dochter. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat deze bedreigingen hebben plaatsgevonden in aanwezigheid van - en via anderen, waaronder zijn eigen dochter. Het is algemeen bekend dat waarneming van bedreigingen, al helemaal als het de ouders onderling betreft, schadelijk kan zijn voor het welzijn en de ontwikkeling van kinderen. In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank verder mee de omstandigheid dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en dat hij kennelijk niet of onvoldoende bereid is om zijn gedrag te veranderen. Verdachte heeft er naar het oordeel van de rechtbank ter zitting ook geen blijk van gegeven dat hij de kwalijkheid en de impact van zijn gedragingen inziet.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren. De rechtbank ziet in het feit dat verdachte in een proeftijd liep voor soortgelijke feiten een sterke contra-indicatie voor het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel en zal hiertoe dan ook niet over gaan.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling.

Verdachte is bij vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank deze rechtbank van 17 juni 2011 (parketnummer 01/889038-10) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren.
Verdachte is op 8 januari 2015 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Eerdere vorderingen tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling zijn deels toegewezen, zodat verdachte een deel van de vrijheidsstraf die als gevolg van de toepassing van de regeling voorwaardelijke invrijheidsstelling in eerste instantie niet ten uitvoer is gelegd, reeds heeft ondergaan. Bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 12 juni 2015 en bij vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 22 april 2016 is steeds de herroeping voor de duur van 4 maanden toegewezen.
De officier van justitie heeft - in verband met het (wederom) overtreden van de algemene voorwaarde door de afpersing en wederrechtelijke vrijheidsberoving van [aangeefster ] en de mishandeling van zijn moeder, opnieuw een vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling ingediend bij deze rechtbank. Deze vordering strekt tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor het volledige gedeelte dat nog niet ten uitvoer is gelegd, te weten 612 dagen (852-/-120-/-120).
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen en de rechtbank is bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Voorts is komen vast te staan dat verdachte zich gedurende de proeftijd aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.
Namens verdachte heeft de raadsman erop gewezen dat de vordering ziet op een vonnis van de meervoudige kamer uit 2011, reeds tweemaal een herroeping voor de duur van 120 dagen heeft plaatsgevonden en de huidige vordering veel eerder behandeld had kunnen worden. De vordering dient derhalve te worden afgewezen dan wel gematigd.
Het hierop betrekking hebbende verweer van de verdediging treft geen doel. In hetgeen ter terechtzitting aan de orde is gekomen en in de persoon van de veroordeelde, ziet de rechtbank geen aanleiding om niet tot herroeping van het resterende deel van de voorwaardelijke invrijheidsstelling over te gaan, zoals hierna te melden. gehad.
De thans bewezenverklaarde feiten vertonen overeenkomsten met de feiten waardoor de voorwaardelijke invrijheidstelling eerder is herroepen. De bewezenverklaarde feiten richten zich immers ook geweldsdelicten gepleegd in de huiselijke sfeer zoals ook bij de gedeeltelijke herroeping d.d. 22 april 2016 aan de orde was. Bovendien is veroordeelde in het verleden vaker voor geweldsdelicten veroordeeld tot een straf.
Gelet op de ernst van de feiten die tot de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling hebben geleid, zal de rechtbank, de persoonlijke belangen van veroordeelde ten spijt, deze vordering toewijzen.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd alsnog geheel dient te worden ondergaan, tenzij dit, gelet op de ernst van het feit, dat tot de vordering tot herroeping heeft geleid, disproportioneel is of dat sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan van dit uitgangspunt dient te worden afgeweken. [4]
Uit het verhandelde ter terechtzitting is niet gebleken van bijzondere (persoonlijke) omstandigheden die aan een volledige herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling in de weg staan. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een herhaalde, ernstige schending van de algemene voorwaarde verbonden aan de invrijheidsstelling van veroordeelde (het niet plegen van een nieuw strafbaar feit). Het feit dat veroordeelde al twee keer een serieuze waarschuwing heeft gekregen in de vorm van een gedeeltelijke herroeping, en desondanks wederom de voorwaarde overtreedt rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank thans een herroeping van de invrijheidsstelling voor de volledige resterende periode.
Gevorderd is de volledige herroeping van de V.I.-periode van 612 dagen. Alles afwegende zal beslist de rechtbank tot toewijzing van de vordering en volledige herroeping van gevorderde periode.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/845846-10.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.

Beslag.De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit een voorwerp is met behulp van welke de feiten 1 en 2 zijn begaan of voorbereid en dit voorwerp ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorde.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 15, 15a, 15g, 15i, 15j, 27, 33, 33a, 47, 57, 63, 282, 285, 300, 304, 317.

DE UITSPRAAK

De rechtbank verklaart het ten laste gelegde onder feit 1, 2, 3 en 4 van parketnummer 01/865141-16 en het ten laste gelegde onder parketnummer 01/860203-18 bewezen zoals hiervoor is omschreven.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. 01/865141-16

feit 1:afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen feit 2:medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven of beroofd houden

feit 3
mishandeling, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn moeder
feit 4:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
T.a.v. 01/860203-18
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straffen.

T.a.v. 01/865141-16 feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 en 01/860203-18:Gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht

Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 20 oktober 2016 reeds geschorst.
Verbeurdverklaring vande inbeslaggenomen goederen, te weten:
een auto, merk Saab met kenteken 49-HN-BX

Beslissing na voorwaardelijke veroordeling: Last tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bijvonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Oost-Brabant d.d. 22 april 2016,gewezen onder parketnummer 01/845846-10, te weten: gevangenisstraf voor de duur van 136 dagen.

De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling met v.i-zaaknummer 99/000174-24.
Wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling toe. Gelast dat een deel van de vrijheidsstraf die als gevolg van de toepassing van de regeling voorwaardelijke invrijheidsstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog moet worden ondergaan.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.H.J.J. van de Wetering, voorzitter,
mr. E. Boersma en mr. C.M. Zandbergen, leden,
in tegenwoordigheid van J. van Meurs, griffier,
en is uitgesproken op 19 juni 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie eenheid Oost-Brabant, district ‘s-Hertogenbosch, met registratienummer PL21000-2017028949, aantal pagina’s: 171. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie eenheid Oost-Brabant, basisteam Maasland, met proces-verbaalnummer 2017079206, aantal pagina’s: 22. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie eenheid Oost-Brabant, basisteam Maasland, met GBA-nummer 8190151701, aantal pagina’s: 70. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
4.Vgl. gerechtshof Amsterdam d.d. 30 maart 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:1129.