ECLI:NL:RBOBR:2018:285

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 januari 2018
Publicatiedatum
19 januari 2018
Zaaknummer
C/01/328136 / KG ZA 17-729
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan het passeren van een akte van levering in kort geding met betwisting van authenticiteit handtekeningen

In deze zaak heeft eiser, eigenaar van een boerderij en percelen landbouwgrond, een kort geding aangespannen tegen gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2. Eiser vordert dat gedaagden medewerking verlenen aan het passeren van een akte van levering van een perceel landbouwgrond, dat volgens eiser is gekocht op basis van een onderhandse koopovereenkomst. Gedaagde sub 1 betwist de authenticiteit van de handtekeningen op deze overeenkomst en stelt dat hij en zijn echtgenote de overeenkomst niet hebben ondertekend. De voorzieningenrechter heeft de procedure op 9 januari 2018 behandeld en op 18 januari 2018 vonnis gewezen.

De voorzieningenrechter oordeelt dat er voldoende bewijs is dat de handtekeningen op de koopovereenkomst authentiek zijn, gebaseerd op een forensisch onderzoek dat door eiser is overgelegd. Dit onderzoek concludeert dat er significante steun is voor de opvatting dat de handtekeningen van gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2 zijn. Gedaagde sub 1 heeft niet voldoende onderbouwd dat de overeenkomst niet is ondertekend en heeft geen handtekeningen ter vergelijking overgelegd, ondanks dat hij daartoe was uitgenodigd.

De voorzieningenrechter concludeert dat eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de koopovereenkomst daadwerkelijk is gesloten en dat gedaagden moeten meewerken aan de levering. De vordering van eiser wordt toegewezen, en gedaagden worden veroordeeld in de proceskosten. De voorzieningenrechter legt ook een dwangsom op voor het geval gedaagden niet voldoen aan de veroordeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/328136 / KG ZA 17-729
Vonnis in kort geding van 18 januari 2018
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. A.G. van den Biezenbos te Eindhoven,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. T.W.H.M. Weller te Eindhoven,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 6 december 2017 met zes producties
  • de mondelinge behandeling die plaats vond op 9 januari 2018
  • het tijdens de behandeling tegen de niet verschenen gedaagde [gedaagde sub 2] verleende verstek
  • de pleitnota van [eiser]
  • de pleitnota van [gedaagde sub 1] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Inleiding

[eiser] , die een boerderij en een aantal percelen landbouwgrond in eigendom heeft te [plaats] aan de [adres] , heeft de bedoeling om een landgoed te realiseren.
Eén van de voorwaarden voor het creëren van een nieuw landgoed is dat het een aaneengesloten gebied van minimaal 10 hectaren betreft. Hiertoe heeft [eiser] een aantal aangrenzende percelen landbouwgrond gekocht.
Blijkens de als productie 1 bij dagvaarding overgelegde onderhandse overeenkomst van 9 maart 2015 en de als productie 2 bij dagvaarding overgelegde notariële akte van levering van 19 maart 2015 heeft [gedaagde sub 1] aan [eiser] de volgende percelen verkocht en geleverd:
- het perceel cultuurgrond aan de [adres] , kadastraal bekend [kadastraal nummer] ;
- het perceel cultuurgrond aan de [adres] , kadastraal bekend [kadastraal nummer] ;
- het perceel cultuurgrond aan de [adres] , kadastraal bekend [kadastraal nummer] ;
tegen een koopprijs van € 180.000,-.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert samengevat – om [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te veroordelen om op een door de in de dagvaarding genoemde notaris te bepalen tijdstip en plaats te verschijnen teneinde hun medewerking te verlenen aan het passeren van de akte van levering overeenkomstig de aan de dagvaarding (als productie 3) gehechte koopovereenkomst, op straffe van de in de dagvaarding genoemde dwangsom;
te bepalen dat dit vonnis in de plaats wordt gesteld van de medewerking van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aan het passeren van de akte van levering indien [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet verschijnen bij de notaris en/of hun medewerking aan het passeren van de akte niet verlenen;
en om [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
Aan zijn vorderingen legt [eiser] – zakelijk weergegeven – ten grondslag dat hij met [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op hetzelfde moment dat de koopovereenkomst met betrekking tot de drie reeds geleverde percelen is gesloten, dus op 9 maart 2015, een koopovereenkomst heeft gesloten terzake het perceel landbouwgrond aan de [adres] voor een koopprijs van € 30.000,-. [eiser] heeft verwezen naar de koopovereenkomst die door hem is overgelegd als productie 3 bij dagvaarding.
Voor het perceel aan de [adres] zijn partijen een andere datum van levering overeengekomen, te weten 1 januari 2017. De reden hiervan was dat [gedaagde sub 1] dit perceel nog gebruikte om kuilvoer op te slaan.
Eind 2016 heeft [eiser] contact gezocht met [gedaagde sub 1] om tot levering van het perceel over te gaan maar [gedaagde sub 1] heeft te kennen gegeven niet langer medewerking te willen verlenen aan de levering van het perceel. Volgens [eiser] heeft [gedaagde sub 1] verklaard niet langer akkoord te gaan met de koopprijs van € 30.000,- en wil hij het dubbele ontvangen, en [gedaagde sub 1] betwist het bestaan van de koopovereenkomst.
3.3.
[gedaagde sub 1] heeft – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat het spoedeisend belang bij de vordering van [eiser] ontbreekt.
Inhoudelijk stelt [gedaagde sub 1] dat hij, noch zijn echtgenote [gedaagde sub 2] de door [eiser] als productie 3 overgelegde koopovereenkomst heeft ondertekend. Er staan in de overeenkomst ook diverse dingen die niet logisch zijn, zoals de datum van ondertekening op 4 maart 2015 terwijl in de overeenkomst is opgenomen dat deze op 9 maart 2015 tot stand is gekomen, de grootte van het perceel klopt niet en de overeengekomen datum van levering op 1 januari 2017 is merkwaardig. Verder is het perceel waarvan [eiser] thans levering wenst aan de overkant van de weg zodat het perceel niet aansluit aan de andere door [eiser] aangekochte percelen en dus ook niet kan bijdragen aan het door [eiser] te creëren landgoed. Het is dus niet logisch dat [eiser] dit perceel zou hebben gekocht van [gedaagde sub 1] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ten aanzien van het spoedeisend belang heeft [eiser] verklaard dat hij reeds aanzienlijke kosten heeft gemaakt voor de realisatie van het project (het stichten van een landgoed). Er zijn onderzoeken, studies en tekeningen gemaakt. De houdbaarheid hiervan is beperkt. Ter onderbouwing heeft [eiser] als productie 4 bij dagvaarding een mailbericht overgelegd van bureau Van Nierop.
[eiser] erkent dat het perceel grond waarvan hij levering vordert niet aansluit op de andere percelen, maar [eiser] is met één van de omliggende landeigenaren, mevrouw [naam landeigenaar] (hierna: mevrouw [naam landeigenaar] ) overeengekomen dat zij het door hem van [gedaagde sub 1] aan te kopen perceel wenst te ruilen tegen een perceel van haar dat (wel) aan de andere percelen van [eiser] grenst. Ook deze stelling heeft [eiser] onderbouwd met een door hem als productie 5 overgelegde overeenkomst tussen hem en mevrouw [naam landeigenaar] .
De stelling van [gedaagde sub 1] ter zitting dat het totaal aan percelen van [eiser] geen oppervlakte van 10 hectaren is, heeft [gedaagde sub 1] niet onderbouwd, en wordt daarom gepasseerd.
Op basis van het voorgaande acht de voorzieningenrechter het spoedeisend belang van [eiser] voldoende aannemelijk. Indien de als productie 3 bij dagvaarding overgelegde koopovereenkomst met betrekking tot het perceel landbouwgrond aan [adres] daadwerkelijk is gesloten, zou de grond al een jaar geleden aan [eiser] geleverd moeten zijn. Ook het belang van [eiser] om vooruit te kunnen met zijn plannen voor het landgoed is voldoende aannemelijk, en door middel van de overeengekomen ruil met mevrouw [naam landeigenaar] is [eiser] kennelijk in staat om een aansluitend perceel aan zijn overige percelen toe te voegen.
4.2.
Inhoudelijk gaat het in dit geschil om de vraag of partijen op 9 maart 2015 de door [eiser] als productie 3 overgelegde koopovereenkomst hebben gesloten waarvan [eiser] thans nakoming vordert.
[gedaagde sub 1] heeft dit betwist en stelt dat hij en zijn echtgenote [gedaagde sub 2] de koopovereenkomst niet hebben ondertekend.
[eiser] was voor aanvang van deze kort gedingprocedure bekend met dit standpunt van [gedaagde sub 1] en heeft op 28 juni 2017 een schriftvergelijkend onderzoek laten verrichten door ing. J.R. ten Hove, forensisch deskundige bij het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau. Het rapport van dit onderzoek heeft [eiser] overgelegd als productie 6 bij dagvaarding.
De voorlopige conclusie (hoofdstuk V) in dit rapport luidt als volgt:
‘(…) wordt geconcludeerd dat er op grond van het ter beschikking gestelde materiaal significante steun bestaat voor de opvatting dat de betwiste handtekeningen echte handtekeningen zijn van de heer [gedaagde sub 1] en mevrouw [gedaagde sub 2] . Op basis van het beschikbaar gestelde materiaal bestaat er geen grond voor twijfel met betrekking tot de authenticiteit van de betwiste handtekeningen.’
Vervolgens wordt in paragraaf VI in het rapport een aanbeveling voor nader onderzoek gedaan, overwegende dat om ‘met een hoge mate van waarschijnlijkheid c.q. met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid’ te kunnen oordelen over de vraag of de betwiste handtekeningen al dan niet echte handtekeningen zijn van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , er meerdere vergelijkingshandtekeningen uit de periode 2007 t/m 2017 dienen te worden aangeleverd.
4.3.
Op basis van de bevindingen van de forensisch deskundige kan voorshands worden aangenomen dat de als productie 3 bij dagvaarding overgelegde overeenkomst daadwerkelijk is ondertekend door [eiser] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] .
Blijkens de aanbeveling in paragraaf VI in het rapport hadden [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de in hun ogen onjuiste voorlopige conclusie van de deskundige kunnen ontkrachten door meerdere handtekeningen ter vergelijking aan te leveren. Hiertoe zijn zij kennelijk – zo blijkt uit de onweersproken stelling van mr. Van den Biezenbos in de dagvaarding – ook uitgenodigd door mr. Van den Biezenbos, maar op deze uitnodiging zijn zij niet in gegaan.
Nu [gedaagde sub 1] meerdere handtekeningen ter vergelijking ter beschikking had kunnen stellen maar ervoor gekozen heeft dit niet te doen kan hij de kwaliteit van het forensisch onderzoek thans niet in twijfel trekken vanwege de geringe representativiteit van het vergelijkingsmateriaal.
Met het duidelijk gemotiveerde rapport van de forensisch deskundige heeft [eiser] zijn stelling dat de handtekeningen onder de koopovereenkomst afkomstig zijn van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , voldoende onderbouwd. Daar tegenover kan [gedaagde sub 1] niet volstaan met de enkele – niet nader onderbouwde – stelling dat hij en zijn echtgenote de overeenkomst niet hebben ondertekend.
4.4.
Namens [gedaagde sub 1] is ter zitting nog aangevoerd dat twijfel bestaat over de authenticiteit van de als productie 1 bij dagvaarding overgelegde koopovereenkomst, die mede gebruikt is als vergelijkingsmateriaal bij het forensisch onderzoek. Aangezien de op de koopovereenkomst genoemde datum waarop deze werd gesloten afwijkt van de in de notariële akte genoemde datum, betwijfelt [gedaagde sub 1] of productie 1 daadwerkelijk een kopie is van de originele koopovereenkomst die aan de notariële akte is gehecht.
Ook in dit geval kan [gedaagde sub 1] niet volstaan met de enkele stelling dat de als productie 1 overgelegde overeenkomst niet de overeenkomst is die aan de notariële akte was gehecht, en had het op zijn weg gelegen zijn stelling nader te onderbouwen, bijvoorbeeld door middel van het overleggen van de notariële akte met (originele) bijlagen waarover hij (ook) moet (kunnen) beschikken.
4.5.
Bovendien wordt door de bij brief van mr. Van den Biezenbos van 11 januari 2018 – met instemming van mr. Weller – nagezonden reactie van de notaris die de akte van levering op 19 maart 2015 passeerde, eventuele twijfel over de authenticiteit van de als productie 1 overgelegde koopovereenkomst weg genomen.
4.6.
Geconcludeerd wordt dat [eiser] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem als productie 3 bij dagvaarding overgelegde koopovereenkomst met betrekking tot het perceel landbouwgrond aan de [adres] daadwerkelijk is gesloten met [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , en ook door hen is ondertekend.
[gedaagde sub 1] heeft onvoldoende aangevoerd en onderbouwd om tot een andere conclusie te komen. Dit geldt temeer nu de echtgenote van [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , die de overeenkomst mede ondertekend heeft, ervoor heeft gekozen niet te verschijnen in deze procedure en zich ook niet heeft laten vertegenwoordigen ter zitting door de advocaat van [gedaagde sub 1] , hetgeen het vermoeden doet rijzen dat zij een betwisting van de handtekeningen onder de overeenkomst(en) niet opportuun acht.
4.7.
Omdat voldoende aannemelijk is dat [eiser] met het verwerven van het perceel van [gedaagde sub 1] en de daarop volgende ruil met het perceel van mevrouw [naam landeigenaar] het landgoed kan realiseren, terwijl [gedaagde sub 1] niet heeft betoogd dat nakoming van de overeenkomst in strijd is met zwaarwegende belangen aan zijn zijde, prevaleert het belang van [eiser] en zal de vordering van [eiser] dan ook worden toegewezen.
4.8.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op in totaal € 1.208,10, waarvan € 101,10 aan dagvaardingskosten, € 291,00 griffierecht en € 816,00 aan salaris advocaat.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om op een door Wedemeier Marks Netwerk Notarissen te Oirschot te bepalen tijdstip en plaats te verschijnen teneinde hun medewerking te verlenen aan het passeren van de akte van levering overeenkomstig de aan de dagvaarding als productie 3 gehechte koopovereenkomst,
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 2.500,- er dag voor elke dag of gedeelte daarvan dat zij na betekening van dit vonnis niet aan de in 5.1 uitgesproken veroordeling voldoen,
5.3.
bepaalt, in het geval [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] na twee maal door de notaris te zijn uitgenodigd te verschijnen teneinde de akte van levering te passeren, niet op het door de notaris bepaalde tijdstip en op de door hem bepaalde plaats zijn verschenen, dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] geen dwangsommen meer verbeuren, en dat dit vonnis in de plaats treedt van de voor het passeren van de in 5.1. bedoelde akte van levering vereiste toestemming van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ,
5.4.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.208,10, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de tiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2018.