In deze zaak heeft eiser, eigenaar van een boerderij en percelen landbouwgrond, een kort geding aangespannen tegen gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2. Eiser vordert dat gedaagden medewerking verlenen aan het passeren van een akte van levering van een perceel landbouwgrond, dat volgens eiser is gekocht op basis van een onderhandse koopovereenkomst. Gedaagde sub 1 betwist de authenticiteit van de handtekeningen op deze overeenkomst en stelt dat hij en zijn echtgenote de overeenkomst niet hebben ondertekend. De voorzieningenrechter heeft de procedure op 9 januari 2018 behandeld en op 18 januari 2018 vonnis gewezen.
De voorzieningenrechter oordeelt dat er voldoende bewijs is dat de handtekeningen op de koopovereenkomst authentiek zijn, gebaseerd op een forensisch onderzoek dat door eiser is overgelegd. Dit onderzoek concludeert dat er significante steun is voor de opvatting dat de handtekeningen van gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2 zijn. Gedaagde sub 1 heeft niet voldoende onderbouwd dat de overeenkomst niet is ondertekend en heeft geen handtekeningen ter vergelijking overgelegd, ondanks dat hij daartoe was uitgenodigd.
De voorzieningenrechter concludeert dat eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de koopovereenkomst daadwerkelijk is gesloten en dat gedaagden moeten meewerken aan de levering. De vordering van eiser wordt toegewezen, en gedaagden worden veroordeeld in de proceskosten. De voorzieningenrechter legt ook een dwangsom op voor het geval gedaagden niet voldoen aan de veroordeling.