Op 1 juni 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. en de Vereniging Leefmilieu, beide gevestigd te Nijmegen, tegen het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant. De zaak betreft de schorsing van een vergunning die op 7 maart 2017 was verleend aan een derde-partij voor het uitbreiden van een veehouderij in de gemeente Landerd, op basis van de Wet natuurbescherming (Wnb). De voorzieningenrechter heeft het verzoek om schorsing toegewezen, omdat er aanleiding was om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de vergunning in het licht van de stikstofdepositie en de gevolgen daarvan voor de natuurwaarden.
De voorzieningenrechter heeft de schorsing van de vergunning gemotiveerd door te verwijzen naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin prejudiciële vragen zijn gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over het Programma Aanpak Stikstof (PAS). De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vergunde situatie nog niet is gerealiseerd en dat de toename van stikstofdepositie op hexagonen die voor meer dan 60% zijn benut, niet kan worden uitgesloten. Dit leidt tot de conclusie dat de vergunning geschorst moet worden totdat er meer duidelijkheid is over de gevolgen van de stikstofdepositie.
De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat het college van gedeputeerde staten het door verzoeksters betaalde griffierecht van € 333,- moet vergoeden en dat verweerder in de proceskosten moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 1.002,-. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.