ECLI:NL:RBOBR:2018:2751

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 juni 2018
Publicatiedatum
4 juni 2018
Zaaknummer
17_2909
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van bouwvoorschriften voor recreatiewoningen in Gemert-Bakel met betrekking tot het Bouwbesluit 2012

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 1 juni 2018, zijn meerdere handhavingszaken behandeld met betrekking tot recreatiewoningen op het park 'De Rooye Asch' in Gemert-Bakel. De rechtbank heeft in totaal acht zaken beoordeeld, waarbij in één specifieke zaak (SHE 17/1809) eisers een beroep deden op het vertrouwensbeginsel. De gemeente had in een brief uit 2010 aan de eisers bevestigd dat hun recreatiewoning legaal was, wat hen het vertrouwen gaf dat zij geen verdere stappen hoefden te ondernemen voor legalisatie. De rechtbank oordeelde dat de gemeente onvoldoende rekening had gehouden met deze brief in het bestreden besluit, en dat er een nieuwe belangenafweging moest plaatsvinden tussen de belangen van de eisers en die van de ontwikkelaar van het recreatiepark.

De rechtbank stelde vast dat de recreatiewoning van eiser niet voldeed aan het Bouwbesluit 2012, en dat er aanpassingen nodig waren aan de nutsvoorzieningen en de hoogte van het plafond. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde last onder bestuursdwang terecht was, en dat de eisers geen recht hadden op een omgevingsvergunning zonder afwijking van het bestemmingsplan. De rechtbank concludeerde dat de handhaving noodzakelijk was om de overtredingen van het Bouwbesluit te beëindigen, en dat de eisers niet konden worden vrijgesteld van deze verplichtingen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en legde geen proceskostenveroordeling op.

De uitspraak benadrukt het belang van het Bouwbesluit en de noodzaak voor handhaving in gevallen van illegale bouw, en bevestigt dat vertrouwen in eerdere communicatie van de gemeente niet altijd kan leiden tot vrijstelling van wettelijke verplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 17/2909

uitspraak van de meervoudige kamer van 1 juni 2018 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gemert-Bakel, verweerder
(gemachtigden: mr. P. Fermont en M. Karnata).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Wind Mee Recreatie B.V.

te Amsterdam (gemachtigden: [gemachtigden] ).

Procesverloop

In het besluit van 17 oktober 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser een last onder bestuursdwang opgelegd om uiterlijk 17 januari 2017 de recreatiewoning op het perceel [het perceel] en de zonder omgevingsvergunning opgerichte berging, houten afdak en houten frame te verwijderen en verwijderd te houden.
In het besluit van 12 september 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit van 17 oktober 2016 herroepen voor wat betreft de verwijdering van de recreatiewoning en gelast dat de verlichtingsinstallatie moet worden aangepast evenals de geiser in het toilet en het plafond in de woning zelf opdat wordt voldaan aan de eisen van het Bouwbesluit 2012. Hierbij is vermeld dat ook aan de last kan worden voldaan door de recreatiewoning te slopen. De begunstigingstermijn wordt verlengd tot drie maanden na de verzenddatum van het bestreden besluit.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Verweerder heeft de begunstigingstermijn verlengd tot zes weken na de uitspraak op het beroep. Hierna heeft eiser het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken.
De zaak is behandeld op 28 november 2017 samen met een aantal andere zaken. De gemachtigde van eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. De derde-partij is verschenen bij zijn gemachtigden.
De zaak is aangehouden met het oog op onderhandelingen tussen partijen. Partijen hebben begin mei 2018 aangegeven dat zij een uitspraak willen hebben.

Overwegingen

1.1
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
  • Eiser is eigenaar van het perceel [het perceel] .
  • Op het perceel bevinden zich een recreatiewoning en een berging, houten afdak en houten frame. De recreatiewoning is minder dan 70 m2 en gebouwd voor 2002.
  • Eiser heeft een recreatiewoning met twee verdiepingen aangevraagd. Bij besluit van 24 januari 2017 heeft verweerder de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het vervangen van de recreatiewoning op het perceel afgewezen. Verweerder heeft aangegeven dat hij niet wenst mee te werken aan het ingediende bouwplan indien er een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan zou zijn ingediend.
  • Op 21 juni 2013 heeft de derde-partij verweerder verzocht om op te treden tegen illegaal gebouwde recreatiewoningen en bijbehorende gebouwen op het park en tegen illegale permanente bewoning van deze woningen. Verweerder heeft een aantal handhavingsbesluiten genomen, waaronder het besluit gericht aan eiser.
  • Het ter plaatse geldende bestemmingsplan is "De Rooye Asch 2013" (het bestemmingsplan). Het perceel van eiser heeft de bestemming "Recreatie-2". In de bijlage bij deze uitspraak staat een samenvatting van de relevante planregels.
2 Verweerder stelt dat de recreatiewoning van eiser niet voldoet aan het Bouwbesluit 2012. Hiervoor moeten een aantal aanpassingen worden gedaan aan de voorzieningen voor gas, water en elektriciteit. Ook moet het plafond worden verhoogd tot minimaal 2,1 meter, om aan de eisen van het Bouwbesluit 2012 te voldoen. Verweerder heeft in het bestreden besluit aangegeven niet mee te willen werken aan legalisatie van de vrijstaande bijgebouwen door af te wijken van het bestemmingsplan.
3. In het beroepschrift geeft eiser aan dat een last onder dwangsom is opgelegd. Dit staat echter niet in het bestreden besluit. Er is een last onder bestuursdwang opgelegd. Hierbij is niet aangezegd dat de kosten zullen worden verhaald. De rechtbank stelt verder vast dat eiser geen beroepsgronden aanvoert met betrekking tot de last tot verwijdering van de vrijstaande bijgebouwen.
4.1
Volgens eiser is de last ten onrechte gebaseerd op de voorschriften van het Bouwbesluit 2012 (Bouwbesluit). De woning stond er al eerder en is volgens eiser niet illegaal.
4.2
De rechtbank merkt hierover op dat het Bouwbesluit bepalingen bevat voor nieuwbouw en voor bestaande bouw. Op basis van artikel 4.7 van het Bouwbesluit dient een verblijfsruimte in een bestaand gebouw met een logiesfunctie ook een hoogte te hebben van minimaal 2,10 meter. De recreatiewoning van eiser voldoet hier niet aan. Er is hoe dan ook sprake van een overtreding.
5.1
Eiser merkt op dat de recreatiewoning eigenlijk een bouwval is en dat de nutsvoorzieningen zijn afgesloten. De last heeft geen enkel doel. Bovendien kan aan de last alleen maar worden voldaan door de woning te verhogen.
5.2
De rechtbank kan zich best wel wat bij voorstellen bij de onvrede van eiser. Maar dat wil niet zeggen dat verweerder maar moet afzien van handhaving. In dat geval blijft namelijk de overtreding van het Bouwbesluit bestaan en is een eventueel gebruik van de recreatiewoning niet gewenst. Een dergelijk gebruik met de huidige nutsvoorzieningen is gevaarlijk.
5.3
De vervolgvraag (waar eiser eigenlijk duidelijkheid over wil hebben) is of verhoging van de recreatiewoning is toegestaan op grond van het bestemmingsplan. Op basis van artikel 3 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht is de bouw van een recreatiewoning vergunningsvrij mits deze niet hoger is dan 5 meter en groter dan 70 m2 en in overeenstemming is met het bestemmingsplan. In artikel 6.2, zesde lid van de planregels is aangegeven dat de bestaande maten van de recreatiewoning (qua inhoud, oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte) maatgevend zijn. Een recreatiewoning mag wel kleiner worden gebouwd dan de huidige afmetingen maar niet groter. Dit betekent dat de recreatiewoning nooit vergunningsvrij kan worden verhoogd om te voldoen aan het Bouwbesluit. De noodzakelijke omgevingsvergunning voor bouwen kan slechts worden verleend met afwijking van het bestemmingsplan. De opgelegde last onder bestuursdwang staat het indienen van een daartoe strekkende bouwaanvraag echter niet in de weg. Verweerder mocht deze last opleggen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat uit de weigering van de omgevingsvergunning van 24 januari 2017 niet kan worden afgeleid dat verweerder weigert mee te werken aan welke afwijking van het bestemmingsplan dan ook. Uit deze weigering kan niet worden afgeleid dat de opgelegde last op voorhand onuitvoerbaar is. Deze beroepsgrond slaagt niet.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. M.J.H.M. Verhoeven, voorzitter, en mr. J.D. Streefkerk en mr. J.H.G van den Broek, leden, in aanwezigheid van R.G. van der Korput, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2018.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.