ECLI:NL:RBOBR:2018:2750

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 juni 2018
Publicatiedatum
4 juni 2018
Zaaknummer
17_2194
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving en legalisatie van recreatiewoningen op recreatiepark De Rooye Asch

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 1 juni 2018, zijn meerdere handhavingszaken behandeld met betrekking tot recreatiewoningen op het park ‘De Rooye Asch’ in Gemert-Bakel. De rechtbank heeft in totaal acht zaken beoordeeld, waarbij in één specifieke zaak (SHE 17/1809) eisers een beroep deden op het vertrouwensbeginsel. De gemeente had in een brief uit 2010 aan de eisers bevestigd dat hun recreatiewoning legaal was, wat hen het vertrouwen gaf dat zij geen verdere stappen hoefden te ondernemen voor legalisatie. Dit leidde tot schade voor de eisers, omdat als zij in 2010 een omgevingsvergunning hadden aangevraagd, deze niet aan het Bouwbesluit 2012, maar aan de toen geldende regelgeving zou zijn getoetst.

De rechtbank oordeelde dat de gemeente onvoldoende rekening had gehouden met deze situatie in het bestreden besluit en dat er een nieuwe belangenafweging moest plaatsvinden tussen de belangen van de eisers en die van de ontwikkelaar van het recreatiepark. Voor andere eisers, die al lange tijd in de recreatiewoningen woonden en gedoogbeschikkingen hadden, gold dat zij geen bouwvergunning hadden en dat hun woningen gelegaliseerd konden worden mits een omgevingsvergunning werd verleend, die aan het Bouwbesluit 2012 moest voldoen.

De rechtbank benadrukte dat het aanpassen van de recreatiewoningen aan de eisen van het Bouwbesluit 2012 kosten met zich meebrengt, maar dat dit de gemeente niet mocht weerhouden van handhaving. De rechtbank concludeerde dat het beroep van de eisers ongegrond was, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 1 juni 2018.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 17/2194

uitspraak van de meervoudige kamer van 1 juni 2018 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gemert-Bakel, verweerder
(gemachtigden: mr. P. Fermont en M. Karnata).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Wind Mee Recreatie B.V.

te Amsterdam (gemachtigden: [gemachtigden] ).

Procesverloop

In het besluit van 15 december 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres een last onder bestuursdwang opgelegd om binnen drie maanden na dagtekening van het besluit de zonder vergunning gebouwde recreatiewoning op het perceel [het perceel] en de zonder omgevingsvergunning opgerichte berging te verwijderen en verwijderd te houden. De kosten van de bestuursdwang worden niet verhaald op eiseres.
In besluit van 20 jun i 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij de begunstigingstermijn voor het verwijderen van de zonder omgevingsvergunning opgerichte bouwwerken verlengd tot vijf maanden na de verzenddatum van het bestreden besluit om eiseres in de gelegenheid te stellen een legaliserende omgevingsvergunning voor de recreatiewoning aan te vragen.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Verweerder heeft de begunstigingstermijn verlengd tot zes weken na de uitspraak op het beroep.
De zaak is behandeld op 28 november 2017 samen met een aantal andere zaken. De gemachtigde van eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Derde-partij is verschenen bijzijn gemachtigden.
De zaak is aangehouden met het oog op onderhandelingen tussen partijen. Partijen hebben begin mei 2018 aangegeven dat zij een uitspraak willen hebben.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
- Eiseres is sinds 21 januari 2004 eigenaar van het perceel [het perceel] .
  • Op het perceel bevinden zich een recreatiewoning en een berging. De recreatiewoning heeft een oppervlakte van meer dan 70 m2. De recreatiewoning was aanwezig vóór 2002. Voor de bouw is geen vergunning verleend.
  • Op 21 juni 2013 heeft de derde-partij verweerder verzocht om op te treden tegen illegaal gebouwde recreatiewoningen en bijbehorende gebouwen op het park en tegen illegale permanente bewoning van deze woningen. Verweerder heeft een aantal handhavingsbesluiten genomen, waaronder het besluit gericht aan eiseres.
  • Het ter plaatse geldende bestemmingsplan is "De Rooye Asch 2013" (het bestemmingsplan). Het perceel van eiseres heeft de bestemming "Recreatie-2". In de bijlage bij deze uitspraak staat een samenvatting van de relevante planregels.
2. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat de recreatiewoning niet in strijd is met het bestemmingsplan. De overtreding (bouwen zonder bouwvergunning) kan worden gelegaliseerd door het aanvragen van een omgevingsvergunning. Dan moet wel worden voldaan aan de eisen van het Bouwbesluit 2012. De bijbehorende bouwwerken moeten hoe dan ook worden verwijderd.
3.1
Eiseres heeft aangevoerd dat de recreatiewoning er al meer dan 25 jaar staat en dat daartegen nooit is opgetreden. Eiseres is van mening dat de recreatiewoning bestaande bouw betreft en dat zij een beroep kan doen op gewoonterecht.
3.2
Volgens verweerder is en blijft dat voor de bouw van de recreatiewoning destijds een bouwvergunning was vereist en dat de recreatiewoning zonder vergunning is gebouwd. Een bouwwerk kan onder het overgangsrecht vallen, maar de vergunning blijft nodig.
3.3
De rechtbank geeft verweerder gelijk. Ook al valt de recreatiewoning onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan, dat wil nog niet zeggen dat deze recreatiewoning mag blijven staan zonder omgevingsvergunning. Een omgevingsvergunning biedt de mogelijkheid om te toetsen of de recreatiewoning wel geschikt is om er te wonen en of deze voldoet aan het Bouwbesluit 2012. De omstandigheid dat de recreatiewoning er al een tijd staat, is geen reden om anders te oordelen. Verweerder wordt niet ontslagen van zijn handhavingsverplichting door het enkele verstrijken van de tijd,. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 november 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:3531). Weliswaar is de recreatiewoning niet in strijd met het bestemmingsplan, voor de bouw en het in stand houden van deze recreatiewoning is wel een omgevingsvergunning voor bouwen vereist. Dit biedt verweerder ook de mogelijkheid om zich ervan te verzekeren dat de recreatiewoning voldoet aan de veiligheids- en bruikbaarheidseisen in het Bouwbesluit 2012. De rechtbank beseft dat het aanpassen van de recreatiewoning aan de eisen van het Bouwbesluit 2012 geld gaat kosten. Dit hoeft verweerder er niet van te weerhouden om te handhaven. Dit is uiteindelijk ook in het voordeel van eisers, zij heeft dan een recreatiewoning die ook geschikt en veilig is om te wonen.
4. Daarom is het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, voorzitter, en mr. J.D. Streefkerk en mr. J.H.G van den Broek, leden, in aanwezigheid van R.G. van der Korput, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2018.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

BIJLAGE

Op grond van artikel 1.10 van de planregels wordt als bestaand/bestaande aangemerkt:
a. bestaande bouwwerken of bestaande werken, geen bouwwerken zijnde, zijn:
1. met vergunning opgericht/uitgevoerd of in aanbouw/uitvoering zijnde voor het tijdstip van tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
2. vergunningsvrij opgericht/uitgevoerd of in aanbouw/uitvoering zijnde voor het tijdstip van tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
3. vergund, maar niet in aanbouw/uitvoering genomen zijnde vóór het tijdstip van tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
4. op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan aanwezig, zonder vergunning vóór de peildatum van 19 februari 2002 opgericht/uitgevoerd, waarbij sindsdien de strijdigheden met het vorige plan niet zijn vergroot;
b. bestaand gebruik is: feitelijk legaal gebruik op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
Op grond van artikel 6.2, onder b sub 4 van de planregels mag de grondoppervlakte van een recreatieverblijf maximaal 60 m² bedragen. Op grond van artikel 6.2, onder c sub 1 en 2 zijn vrijstaande bijgebouwen niet toegestaan en mag er maximaal één aangebouwd bijbehorend bouwwerk zijn met een maximale oppervlakte van 12 m².
Op grond van artikel 6.2, aanhef en onder b sub 6 gelden voor recreatieverblijven indien en voor zover bestaande maten meer (respectievelijk minder) bedragen dan de onder sub 2 tot en met 5 genoemde maxima (respectievelijk minima) voor het betreffende perceel de maten, zoals aanwezig in de bestaande situatie als maatgevend, mits de mate van overschrijding (respectievelijk onderschrijding) niet toeneemt.
Op grond van artikel 14.1 van de planregels gelden ten aanzien van bouwwerken de volgende overgangsbepalingen:
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
a. Eenmalig kan ontheffing worden verleend van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
b. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.