ECLI:NL:RBOBR:2018:2433

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 mei 2018
Publicatiedatum
20 mei 2018
Zaaknummer
C/01/316796 / HA ZA 17-56
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de verdeling van de nalatenschap en onrechtmatig handelen door executeurs

In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, gaat het om de verdeling van de nalatenschap van wijlen mevrouw [de moeder]. De eiseressen, [eiseres 1] en [eiseres 2], zijn benoemd als executeurs en vorderen de verdeling van de nog onverdeelde goederen van de nalatenschap. De gedaagde, [gedaagde sub 7], heeft in reconventie vorderingen ingesteld tegen de eiseressen, waarbij hij stelt dat zij onrechtmatig hebben gehandeld door zonder toestemming van de andere erfgenamen over de nalatenschap te beschikken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de nalatenschap een schadevordering heeft op de eiseressen, indien hun handelen als onrechtmatig wordt beoordeeld. De rechtbank heeft de gedaagde in reconventie, [gedaagde sub 7], in de gelegenheid gesteld om de overige erfgenamen op te roepen, zodat zij als partijen in het geding kunnen worden betrokken. De rechtbank heeft de verdere beslissing aangehouden, in afwachting van de oproeping van de andere erfgenamen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/316796 / HA ZA 17-56
Vonnis van 16 mei 2018
in de zaak van

1.[eiseres sub 1]

in haar hoedanigheid van deelgenoot van de bijzondere gemeenschap ex art. 3:189 BW, althans in haar hoedanigheid als deelgenoot in een eenvoudige gemeenschap ex art. 3:166 BW, althans in haar hoedanigheid als executeur van de nalatenschap van wijlen mevrouw [de moeder] ,
wonende te [woonplaats ] ,
2.
[eiseres 2]
in haar hoedanigheid van deelgenoot van de bijzondere gemeenschap ex art. 3:189 BW, althans in haar hoedanigheid als deelgenoot in een eenvoudige gemeenschap ex art. 3:166 BW, althans in haar hoedanigheid als executeur van de nalatenschap van wijlen mevrouw [de moeder] ,
wonende te [woonplaats ] ,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. C.T.E. Verhaeg te Horst,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats ] ,
gedaagde in conventie,
niet verschenen,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats ] ,
gedaagde in conventie,
niet verschenen,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats ] ,
gedaagde in conventie,
niet verschenen,
4.
[gedaagde sub 4],
wonende te [woonplaats ] ,
gedaagde in conventie,
niet verschenen,
5.
[gedaagde sub 5],
wonende te [woonplaats ] ,
gedaagde in conventie,
niet verschenen,
6.
[gedaagde sub 6],
wonende te [woonplaats ] ,
gedaagde in conventie,
niet verschenen,
7.
[gedaagde sub 7],
wonende te [woonplaats ] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. P.H. Pijpelink te Terneuzen.
Eiseressen in conventie, verweersters in reconventie, zullen hierna [eiseres 1] en [eiseres 2] worden genoemd. Gedaagden 1 t/m 6 in conventie zullen hierna [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] , [gedaagde sub 4] , [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 6] worden genoemd. Gedaagde 7 in conventie, eiser in reconventie, zal hierna [gedaagde sub 7] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 29 maart 2017
  • het proces-verbaal van comparitie van 31 oktober 2017
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres 1] , [eiseres 2] , [A] , [gedaagde sub 6] en [gedaagde sub 7] zijn de kinderen van [de moeder] (de moeder) en [de vader] (de vader). De vader is overleden op 7 februari 1965. De moeder is overleden op 4 oktober 2012. [A] is vooroverleden op 8 januari 2008. Zijn afstammelingen, [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] , [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] (gedaagden 1 tot en met 5), treden op als zijn plaatsvervullers.
2.2.
De nalatenschap van de vader is afgewikkeld. De moeder heeft bij testament van 27 maart 2008 beschikt over haar nalatenschap. In dit testament heeft de moeder [eiseres 1] en [eiseres 2] tot executeur en afwikkelingsbewindvoerder benoemd. [eiseres 1] en [eiseres 2] hebben die benoeming aanvaard. Het afwikkelingsbewind is op grond van artikel G lid 3 van het testament geëindigd op 4 oktober 2015.
2.3.
De moeder heeft door middel van een erfstelling bepaald dat als haar erfgenamen optreden de door de wet geroepen erfgenamen. Dat zijn:
- [eiseres 1] , [eiseres 2] , [gedaagde sub 6] , en [gedaagde sub 7] ieder voor 1/5 deel en
- [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] , [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] ieder voor 1/25 deel.
2.4.
De nalatenschap van de moeder is gedeeltelijk verdeeld. De onverdeelde vermogensbestanddelen zijn:
* een vordering op Notariskantoor [B] vanwege een bedrag van € 20.000,00 dat door hem ten behoeve van de erfgenamen in depot wordt gehouden;
* een vorderingsrecht op de ING Bank, bestaande uit een saldo bij de ING Bank onder rekeningnummer NL25INGB 0000 4096 86, groot € 119,07 per 16 augustus 2016;
* een vorderingsrecht op de Rabobank, bestaande uit een saldo bij de Rabobank onder rekeningnummer NL56RABO 0330 4008 35, groot € 4.499,51 per 27 oktober 2016.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiseres 1] en [eiseres 2] vorderen samengevat – verdeling van de nog onverdeelde goederen van de nalatenschap. Zij vorderen dat [eiseres 1] , [eiseres 2] , [gedaagde sub 6] en [gedaagde sub 7] ieder 1/5 deel en [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 3] , [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] ieder 1/25 deel verkrijgen van de in overweging 2.4 genoemde vermogensbestanddelen.
Verder vorderen zij te bepalen dat ieder van de gedaagde partijen gehouden is medewerking te leveren aan deze verdeling, alsmede aan de opheffing van de rekeningen bij de ING Bank en de Rabobank op straffe van een dwangsom.
3.2.
[gedaagde sub 7] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde sub 7] vordert samengevat –
1. te verklaren voor recht dat [eiseres 1] en [eiseres 2] onrechtmatig hebben gehandeld door als executeur en afwikkelingsbewindvoerder eigenmachtig te beschikken over de gemeenschap van de nalatenschap;
2. [eiseres 1] en [eiseres 2] te veroordelen om aan [gedaagde sub 7] ten titel van schadevergoeding te betalen een bedrag op te maken bij staat;
3. [eiseres 1] en [eiseres 2] te veroordelen om rekening en verantwoording af te leggen van de wijze waarop zij zich van hun taken als executeur en afwikkelingsbewindvoerder hebben gekweten en de gelden die zij daarbij hebben uitgegeven; [eiseres 1] en [eiseres 2] te gebieden om de door [gedaagde sub 7] genoemde afschriften te verstrekken en de door [gedaagde sub 7] gestelde vragen schriftelijk te beantwoorden;
dit alles op straffe van een dwangsom.
3.5.
[eiseres 1] en [eiseres 2] voeren verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat de eerste zes gedaagden in conventie niet zijn verschenen. Tegen hen is verstek verleend. Ingevolge het bepaalde in artikel 140 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zal dit vonnis in conventie ook wat hen betreft als een vonnis op tegenspraak worden beschouwd.
in conventie en in reconventie
4.2.
Het verweer van [gedaagde sub 7] in conventie en zijn vorderingen in reconventie hangen nauw met elkaar samen.
4.3.
[gedaagde sub 7] verzet zich in conventie niet tegen de verdeling van de nog onverdeelde vermogensbestanddelen van de nalatenschap van de moeder, maar meent dat op de voet van artikel 3:184 BW gedwongen verrekening moet plaatsvinden van een schadevordering van de nalatenschap op de aandelen in de nalatenschap van [eiseres 1] en [eiseres 2] . Aan de schadevordering van de nalatenschap legt hij ten grondslag dat [eiseres 1] en [eiseres 2] , hoewel zij niet bevoegd waren om te beschikken over de nalatenschap, toch beschikkingsdaden hebben verricht. [eiseres 1] en [eiseres 2] hebben € 45.000,00 van de nalatenschap besteed aan het opknappen van de woning van de moeder, € 20.000,00 van de nalatenschap besteed aan de aankoop van [gedaagde sub 7] van een stuk grond en de woning van erflaatster voor een veel te laag bedrag verkocht. [eiseres 1] en [eiseres 2] waren daartoe noch als executeur, noch als legataris, noch als afwikkelingsbewindvoerder bevoegd. De nalatenschap is daardoor benadeeld en heeft derhalve een schadevordering op [eiseres 1] en [eiseres 2] , aldus [gedaagde sub 7] .
4.4.
In reconventie vordert [gedaagde sub 7] een verklaring voor recht dat [eiseres 1] en [eiseres 2] onrechtmatig hebben gehandeld omdat [eiseres 1] en [eiseres 2] als executeur en als afwikkelingsbewindvoerder eigenmachtig hebben beschikt over de nalatenschap door investeringen te plegen (vordering 1). [gedaagde sub 7] geeft in het petitum niet aan jegens wie [eiseres 1] en [eiseres 2] onrechtmatig hebben gehandeld. Wel geeft hij aan het in conventie gestelde als in reconventie herhaald en ingelast te beschouwen. [gedaagde sub 7] gaat dus ook in reconventie uit van onrechtmatig handelen jegens de nalatenschap. In reconventie voegt hij daaraan toe dat [eiseres 1] en [eiseres 2] met deze beschikkingsdaden inbreuk hebben gemaakt op [gedaagde sub 7] ’s recht om mede te beslissen over dit soort beschikkingshandelingen op de voet van artikel 3:170 BW. Dat doet echter niet af aan de conclusie dat de verklaring voor recht betrekking heeft op onrechtmatig handelen jegens de nalatenschap.
4.5.
[gedaagde sub 7] is van mening dat het beroep op verrekening slechts tot een gedeeltelijke compensatie van de schade kan leiden. Daarom vordert hij in reconventie dat [eiseres 1] en [eiseres 2] worden veroordeeld om schadevergoeding te betalen aan [gedaagde sub 7] tot een bedrag dat wordt vastgesteld in een schadestaatprocedure (vordering 2). [gedaagde sub 7] voert aan dat, als hij mee had mogen beslissen over de investeringen en de verkoopprijs van de woning, de investeringen niet waren gepleegd en de woning voor een hogere prijs zou zijn verkocht althans de opbrengst van de verkoop hoger zou zijn geweest omdat niet ook nog de investeringen waren gedaan. De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schadeposten schade van de nalatenschap betreffen. Het gaat immers om uit de nalatenschap bestede gelden en om de verkoop van een tot de nalatenschap behorende woning. [gedaagde sub 7] heeft niet gesteld dat hij los van de andere deelgenoten schade heeft geleden als gevolg van het gestelde onrechtmatig handelen van [eiseres 1] en [eiseres 2] . Nu [gedaagde sub 7] geen eigen schadevordering heeft op [eiseres 1] en [eiseres 2] , moet de vordering om [eiseres 1] en [eiseres 2] te veroordelen om aan [gedaagde sub 7] ten titel van schadevergoeding te betalen een bedrag nader op te maken bij staat, worden afgewezen.
4.6.
[gedaagde sub 7] is van mening dat [eiseres 1] en [eiseres 2] ernstig zijn tekortgeschoten in de vervulling van hun taken van executeur en afwikkelingsbewindvoerder. Hij vordert in reconventie veroordeling van [eiseres 1] en [eiseres 2] om rekening en verantwoording af te leggen van de wijze waarop zij zich van deze taken hebben gekweten en de gelden die zij daarbij hebben uitgegeven (vordering 3). De rechtbank overweegt dat, als deze vordering zou worden toegewezen, dit zou leiden tot het afleggen van rekening en verantwoording aan alle erfgenamen. Verder vordert [gedaagde sub 7] dat [eiseres 1] en [eiseres 2] stukken aan hem overleggen en vragen van hem schriftelijk beantwoorden (eveneens vordering 3). Gelet op de stukken die [gedaagde sub 7] opvraagt en de vragen die hij stelt, hangt deze vordering onverbrekelijk samen met zijn andere vorderingen. De rekening en verantwoording, de over te leggen stukken en de schriftelijke antwoorden zouden bijdragen aan de vaststelling van de omvang van de gestelde schade van de nalatenschap.
in reconventie
4.7.
[eiseres 1] en [eiseres 2] stellen zich voor alle andere weren op het standpunt dat de vorderingen in reconventie niet-ontvankelijk verklaard moeten worden. Zij beroepen zich op de exceptio plurium litis consortium (hierna ook: de exceptie). [gedaagde sub 7] heeft de vorderingen in reconventie voor zichzelf ingesteld. Niet gebleken is dat hij de overige erfgenamen in zijn reconventionele vorderingen heeft betrokken. Gelet op het stadium van de procedure, vlak voor de comparitie van partijen, dient [gedaagde sub 7] geen gelegenheid meer te krijgen om de overige erfgenamen alsnog op te roepen. Dit zal volgens [eiseres 1] en [eiseres 2] enkel tot verdere vertraging en kosten leiden.
4.8.
[gedaagde sub 7] heeft ter comparitie geconcludeerd tot afwijzing van het beroep op de exceptie. Volgens [gedaagde sub 7] staat het hem als gedaagde partij vrij om reconventionele vorderingen in te stellen tegen elk van de overige deelgenoten. De overige erfgenamen hoefden niet separaat te worden gedagvaard omdat deze al partij waren in de procedure. Dat de andere erven niet verschenen zijn, is niet het risico van [gedaagde sub 7] . De ratio van de exceptie is dat je niet een vonnis tegen je krijgt waar je niets over hebt kunnen zeggen. Voor het geval de rechtbank het beroep op de exceptie niet afwijst, stelt [gedaagde sub 7] zich op het standpunt dat de rechtbank hem de gelegenheid dient te geven om de niet opgeroepen personen alsnog als partijen bij het geding te betrekken op de voet van artikel 118 Rv.
4.9.
De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen 1 en 3 in reconventie betrekking hebben op de samenstelling en omvang van de nalatenschap. Als vordering 1 wordt toegewezen, staat vast dat [eiseres 1] en [eiseres 2] onrechtmatig hebben gehandeld jegens de nalatenschap. In dat geval heeft de nalatenschap een schadevordering op [eiseres 1] en [eiseres 2] . Vordering 3 is van belang om de omvang van de schadevordering en daarmee de omvang van de nalatenschap nader te bepalen.
4.10.
De nalatenschap is een processueel ondeelbare rechtsverhouding. Naar het oordeel van de rechtbank is het rechtens noodzakelijk dat een beslissing daarover in dezelfde zin luidt ten aanzien van alle bij die rechtsverhouding betrokkenen. Bij een processueel ondeelbare rechtsverhouding geldt een uitzondering op de regel dat een reconventionele vordering uitsluitend kan worden ingesteld tegen degene die als wederpartij de vordering in conventie heeft ingesteld (zie HR 10 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:411). De reconventionele vordering kan ook worden ingesteld tegen de andere personen die bij de rechtsverhouding betrokken zijn. Gelet op het voorgaande kan de rechtbank de beslissing over de vorderingen 1 en 3 in reconventie slechts geven in een geding waarin ook [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] , [gedaagde sub 4] , [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 6] partij zijn, zodat (ook) het vonnis in reconventie hen allen bindt.
4.11.
[gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] , [gedaagde sub 4] , [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 6] zijn geen partijen bij de procedure in reconventie, nu deze vorderingen niet mede door hen zijn ingesteld en zij door [gedaagde sub 7] ook niet daarin zijn betrokken op de voet van artikel 680 Rv. [gedaagde sub 7] had hen in reconventie in het geding moeten roepen. Hij heeft dat verzuimd. Dit wordt niet anders door het feit dat [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] , [gedaagde sub 4] , [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 6] er zelf voor hebben gekozen om niet te verschijnen in conventie. Die keuze heeft geen gevolgen voor hun recht om betrokken te worden bij de procedure in reconventie als daarin vorderingen worden ingesteld die zien op de samenstelling en omvang van de nalatenschap. Het beroep van [gedaagde sub 7] op zijn recht om reconventionele vorderingen in te stellen tegen elk van de overige deelgenoten, kan hem niet baten. Dat laat de noodzaak om de andere deelgenoten in de nalatenschap bij de procedure in reconventie te betrekken onverlet.
4.12.
De rechtbank zal [gedaagde sub 7] in de gelegenheid stellen [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] , [gedaagde sub 4] , [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 6] op de voet van artikel 118 Rv op te roepen, teneinde hen als partij in het geding in reconventie te betrekken, zodat zij alsnog hun standpunt kunnen bepalen ten aanzien van de reconventionele vorderingen 1 en 3 van [gedaagde sub 7] en het verweer daarop van [eiseres 1] en [eiseres 2] . De rechtbank gaat voorbij aan het betoog van [eiseres 1] en [eiseres 2] dat [gedaagde sub 7] die gelegenheid in dit stadium van de procedure niet meer moet krijgen. De enkele omstandigheid dat het alsnog betrekken van de andere erfgenamen in de procedure in reconventie tot vertraging leidt en (mogelijk) extra kosten met zich brengt, leidt, gelet op het belang bij een uitspraak waaraan alle deelgenoten zijn gebonden, nog niet tot het oordeel dat de oproeping in strijd is met de beginselen van een goede procesorde. Andere feiten of omstandigheden die aan oproeping op de voet van artikel 118 Rv in de weg staan, hebben [eiseres 1] en [eiseres 2] niet gesteld en zijn ook niet gebleken.
4.13.
Nu de rechtbank [gedaagde sub 7] in de gelegenheid zal stellen om [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] , [gedaagde sub 4] , [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 6] op te roepen ziet de rechtbank geen aanleiding om [gedaagde sub 7] met toepassing van de exceptio plurium litis consortium niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vorderingen in reconventie.
in conventie en in reconventie
4.14.
Gelet op de samenhang tussen het verweer in conventie en de reconventionele vorderingen, houdt de rechtbank niet in conventie en in reconventie iedere verdere beslissing aan.

5.De beslissing

De rechtbank
in reconventie
5.1.
stelt [gedaagde sub 7] in de gelegenheid om [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] , [gedaagde sub 4] , [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 6] op de voet van artikel 118 Rv op te roepen en derhalve met inachtneming van de voor dagvaarding geldende termijnen als partij in dit geding op te roepen tegen de rol van
woensdag 13 juni 2018, teneinde hen als partij in het geding in reconventie te betrekken en alsnog hun standpunt te bepalen ten aanzien van de reconventionele vorderingen 1 en 3 van [gedaagde sub 7] ,
5.2.
bepaalt dat [gedaagde sub 7] een afschrift van de processtukken van het geding in reconventie met alle producties, waaronder een afschrift van dit vonnis, (ongeveer) tegelijkertijd met de oproeping per aangetekende post met bericht van ontvangst toezendt aan [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] , [gedaagde sub 4] , [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 6] ,
in conventie en in reconventie
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.J. Hutten en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2018.