Uitspraak
- [medeverdachte 5] , [rekeningnummer 9]
- [medeverdachte 2] , [rekeningnummer 6]
- [betrokkene 2] , [rekeningnummer 11]
- [medeverdachte 3] , [rekeningnummer 7]
- [medeverdachte 1] , [rekeningnummer 5]
- [verdachte] , [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2]
- [medeverdachte 4] [rekeningnummer 8] .
- [adres 4] : in verhuur genomen door verdachte in 2006
- [adres 6] : in eigendom van verdachte 27 juni 2008 (p. 1044)
- [adres 7] : in eigendom van verdachte 23 maart 2010 (p. 1063)
- [adres 8] : in verhuur genomen 6 september 2007
- [adres 9] eigendom medeverdachte [medeverdachte 1] , december 2010
- [adres 3] : in eigendom van verdachte 15 oktober 2014 (p. 864)
- [adres 2] : in eigendom van verdachte 15 oktober 2014 (p. 864).
454.670,-
1.130.771,-
676.101,-aan contant geld niet kan worden verklaard uit legale bron. De verklaring van verdachte is de rechtbank allerminst sluitend en slechts zeer beperkt verifieerbaar gebleken. Daarmee stelt de rechtbank vast dat verdachte er geenszins in is geslaagd een deugdelijke, min of meer sluitende verklaring te geven over de herkomst van de geldbedragen die contant zijn gestort op de verschillende bankrekeningen.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Bewijsoverwegingen
AlgemeenDe rechtbank is op grond van het hierna volgende van oordeel dat de betrokkenheid van verdachte bij [medeverdachte 4] (hierna ook: de BV) van zodanige aard en omvang was dat de conclusie is gerechtvaardigd dat hij zelf deze rechtspersoon vanaf de oprichting feitelijk geheel beheerste en hiermee rechtshandelingen verrichtte als ware het een verlengstuk van hem zelf. De rechtbank rekent daarom de aan [medeverdachte 4] betaalde en door [medeverdachte 4] ontvangen bedragen (tevens) toe aan verdachte, en gaat hiermee voorbij aan het standpunt van verdachte, dat hij hierin geen rol heeft gehad.
Derhalve: [medeverdachte 5] leende in 2010 door tussenkomst van verdachte geld van de leverancier van het restaurant om de BV te kunnen oprichten, en om de BV de inventaris van verdachte te kunnen laten overnemen; twee jaar later leent [medeverdachte 5] geld van verdachte en krijgt dat op zijn rekening gestort zonder dat hij hier zelf van weet, en betaalt een dag later de lening aan de vleesleverancier af, eveneens zonder dat hij daar weet van heeft. Opvallend in dit geheel is nog dat de lening van [betrokkene 1] 5% rente bedroeg, dat niet is gebleken dat [betrokkene 1] om de aflossing had gevraagd, en dat de lening van verdachte 10% rente bedraagt.
Hoewel deze leningen kennelijk aan [medeverdachte 5] privé zijn verstrekt is naar oordeel van de rechtbank de link naar [medeverdachte 4] en het daarin gedreven restaurant duidelijk aanwezig.
- de rekening van zijn partner, [medeverdachte 1] [rekeningnummer 5]
- zijn eigen rekeningen [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2]
- de rekening van [cafe 2] [rekeningnummer 4]
- de rekening van [cafe 1] [rekeningnummer 3]
de getuige [medeverdachte 3] heeft verklaard (p. 520-521) dat haar dochter de enige is die aan internetbankieren doet voor haar en dat haar dochter haar pincode heeft. Zij kan geen verklaring geven voor de storting van € 15.000,-. Verdachte heeft verklaard wel eens samen met zijn partner [medeverdachte 1] een overboeking te hebben gedaan van de bankrekening van [medeverdachte 3] .
De afzonderlijke gedachtenstreepjes van de tenlasteleggingDe rechtbank heeft voor de leesbaarheid een nummering aangebracht in de gedachten-streepjes in de tenlastelegging. Deze nummering zal telkens in de overwegingen tussen haakjes worden aangegeven.
storting van € 25.000,-(A.1.3) op rekening van verdachte en/of [cafe 1] nu de rechtbank het aannemelijk acht dat dit contante opbrengst betreft van het café zodat van witwassen geen sprake kan zijn.
gedeelte, groot € 23.815,-, van de ten laste gelegde storting van € 73.965,- (A.2) ten name van [cafe 2] , nu de rechtbank het aannemelijk acht dat het gedeelte van € 23.815,-, contante opbrengst betreft van het café. De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat de storting van geldbedragen die resteren, in totaal € 50.150,-, een witwashandeling betreft omdat dat bedrag geen legale herkomst heeft.
De rechtbank heeft hierbij tevens gewicht toegekend aan het feit dat de betreffende 5 stortingen van in totaal € 50.150,- allemaal hebben plaatsgevonden op 22 februari 2013, binnen een tijdsbestek van totaal 11 minuten, bij dezelfde automaat, met hetzelfde pasje.
storting van 870,-op de rekening van [medeverdachte 3] , de schoonmoeder van verdachte, omdat is gebleken dat zij dit bedrag tegoed had in verband met werkzaamheden in het Poolse restaurant.
overige stortingen(opgeteld
€ 1.019.180,-,A.1.1, A.1.2, A.2, A.3, A.4, A.5, A.6) oordeelt de rechtbank dat deze stortingen witwashandelingen betreffen die verdachte heeft gepleegd omdat door deze stortingen de herkomst is verhuld en eveneens is verhuld wie de rechthebbende is, terwijl van die geldbedragen is komen vast te staan dat deze geen legale herkomst hebben.
overboeking van € 50.000,- op 13 augustus 2012 van de rekening van verdachte naar de rekening van [medeverdachte 5]sprake is van witwassen. Met deze overboeking ten titel van (uit-)lening, en daarmee in een vervolgtraject de schijn wekkend van een legale herkomst, is de herkomst van dat geld verhuld, terwijl gelet op de omstandigheid dat verdachte – zoals hiervoor aangegeven – onder andere op zijn eigen rekeningen meer gelden heeft gestort dan hij legaal voorhanden heeft gehad, het niet anders kan zijn dan dat dit geld afkomstig is van enig misdrijf. De rechtbank komt verder ten aanzien van dit bedrag tot de slotsom dat deze geen dubbeltelling inhoudt omdat al rekening was gehouden met de stortingen, nu deze enkel zijn berekend aan de hand van de door verdachte volgens hem contant genoten huuropbrengsten, en het verstrekken van de lening niet is aangemerkt als een uitgaaf daaruit.
overboeking van € 50.000,- op 14 augustus 2012 van de rekening van [medeverdachte 5] naar de rekening van getuige [betrokkene 1] (B.1.2)ten titel van aflossing lening d.d. 1 september 2010, eveneens dient te worden aangemerkt als witwassen, nu daags daarvoor op deze rekening van [medeverdachte 5] eenzelfde bedrag is ingekomen, waarvan de rechtbank heeft bevonden dat dit van misdrijf afkomstig is. Hieraan doet niet af dat [betrokkene 1] indertijd daadwerkelijk – in verband met de overname van de inboedel en de oprichting van de BV – een dergelijk bedrag had geleend aan [medeverdachte 5] en de onderhavige overboeking de terugbetaling van die lening betreft.
overboeking van € 45.000,- van de rekening van [medeverdachte 2] naar de rekening van [medeverdachte 5](B.1.3: zoals hiervoor reeds overwogen gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte zelf deze overboekingen verrichtte, met gebruikmaking van de bankrekening van [medeverdachte 2] . Hierbij is ten aanzien van de onderhavige overboekingen tevens nog van belang dat deze hebben plaatsgevonden in januari 2016, terwijl de [medeverdachte 2] toen al met onbekende bestemming was vertrokken. De vermelding “lening” wordt niet door enig stuk onderbouwd. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte met deze overboeking heeft verhuld dat hijzelf de rechthebbende was van de gelden op de rekening van [medeverdachte 2] , en hiermee de herkomst heeft verhuld, terwijl ze niet anders dan van enig misdrijf afkomstig kunnen zijn.
overboeking van € 21.150,80 van de rekening van [medeverdachte 4] naar die van [betrokkene 2](B.2.1)
en die van € 20.000,- van [betrokkene 2] naar de partner van verdachte(B.2.2):
Verdachte beschikte over de bankpas van [betrokkene 2] en voornoemde stortingen vonden beide plaats op 12 juli 2013, terwijl de heer [betrokkene 2] op 22 juli 2012 al was overleden.
De rechtbank verwijst voor wat betreft deze overboekingen naar hetgeen zij reeds hierover heeft opgemerkt onder het kopje ‘Algemeen’, waarin de rechtbank tot de conclusie komt dat verdachte de rechtspersoon [medeverdachte 4] beschouwde als een verlengstuk van zichzelf. Verder merkt de rechtbank nog op dat [betrokkene 2] geen pand huurde van de partner van verdachte, zodat de vermelding “achterstallige huur” bij de overboeking van € 20.000,- ook al om die reden de waarheid bemantelt. Voorts blijkt uit het dossier dat verdachte gebruik maakte van de rekening van zijn partner en van daar uit bedragen overmaakte naar op zijn eigen naam staande rekeningen.
- € 22.577,29 naar de partner van verdachte(B.3.1): de rechtbank zal vrijspreken van het gedeelte van € 2.698,29 nu de rechtbank het aannemelijk acht dat dit geld een salarisbetaling en betaling van vakantiegeld betreft, zoals ook in de vermelding staat, aan [medeverdachte 1] . Met betrekking tot het overboeken van het overige bedrag van € 19.879,- concludeert de rechtbank dat dit een witwashandeling betreft van verdachte en de medeverdachte en dat hij door deze overboeking onder de vermelding “all connections” heeft verhuld dat hijzelf rechthebbende was.
- € 198.355,58 naar de rekening van verdachte(B.3.2): zoals de rechtbank onder het kopje ‘Algemeen’ heeft opgemerkt acht zij de betrokkenheid van verdachte bij [medeverdachte 4] van zodanige aard en omvang dat de conclusie is gerechtvaardigd dat hij zelf deze rechtspersoon vanaf de oprichting feitelijk geheel beheerste en hiermee rechtshandelingen verrichtte als ware het een verlengstuk van hem zelf. Om die reden rekent de rechtbank de aan [medeverdachte 4] betaalde en door [medeverdachte 4] ontvangen bedragen (tevens) toe aan verdachte en gaat hiermee voorbij aan het standpunt van verdachte, dat hij hierin geen rol heeft gehad. De rechtbank miskent hiermee niet dat op de rekening van [medeverdachte 4] mogelijk ook bedragen zijn gestort die terug te voeren zijn op het IT-advieswerk van [medeverdachte 5] . [medeverdachte 5] heeft hieromtrent echter verklaard dat hij vanaf het begin niet de beschikking heeft gehad over deze bankrekening, en ook niet heeft geweten hoeveel geld daarop binnenkwam en waarvoor, en dat hij financieel gesproken onder curatele stond van verdachte. In aanmerking genomen het tijdsverloop waarbinnen de stortingen zich hebben voorgedaan, en de vermenging die dit met zich meegebracht heeft met de andere hierop ingekomen gelden in dezelfde periode, acht de rechtbank het gehele bedrag van witwassen afkomstig.
- € 49.500,- naar [betrokkene 3](B.3.3): de rechtbank zal van dit onderdeel in de tenlastelegging vrijspreken omdat de rechtbank niet kan uitsluiten dat deze bedragen daadwerkelijk huurpenningen betreffen waarop de begunstigde recht had.
- € 55.100,- naar [betrokkene 3](B.3.4): de rechtbank zal van dit onderdeel in de tenlastelegging vrijspreken omdat de rechtbank niet kan uitsluiten dat deze bedragen daadwerkelijk huurpenningen betreffen waarop de begunstigde recht had.
- € 72.471,14 naar [betrokkene 4](B.3.5): er is geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden dat hier sprake is van een witwas-handeling nu [betrokkene 4] daadwerkelijk de rekeninghouder is van de bankrekening vermeld in de tenlastelegging en hij ook daadwerkelijk heeft gewerkt in de shoarmazaak waarvan [medeverdachte 4] eigenaar was.
- € 10.377,86 naar de schoonmoeder van verdachte, [medeverdachte 3](B.3.6): de rechtbank zal vrijspreken voor dit onderdeel van de tenlastelegging nu zij het aannemelijk acht dat [medeverdachte 3] in het Poolse restaurant heeft gewerkt en salaris tegoed had van [medeverdachte 4] .
- € 27.600,41 naar [medeverdachte 2](B.3.7): de rechtbank zal vrijspreken voor het gedeelte van € 4.497,41 nu aannemelijk is geworden dat [medeverdachte 2] in de restaurants van [medeverdachte 4] heeft gewerkt en de vermelding “salaris, loon, vakantiegeld” daarmee aldus overeenkomen. Met betrekking tot het resterende bedrag van € 23.103,- concludeert de rechtbank dat wettig en overtuigend bewezen is dat dit een witwas-handeling betreft nu deze overboekingen zijn gedaan toen [medeverdachte 2] al uit Nederland was vertrokken met onbekende bestemming zodat van door hem gemaakte reiskosten geen sprake kan zijn geweest en ook overigens geen bewijsstuk voorhanden is waaruit volgt dat sprake was van een lening waarover rente en aflossing moest worden betaald.
- € 56.080,- naar [medeverdachte 2](B.3.8): op 31 december 2015, de datum van de overboeking was [medeverdachte 2] al uit Nederland was vertrokken met onbekende bestemming. Als omschrijving bij de overboeking staat vermeld: “ [interieurbouw] ” met een factuurnummer, dit terwijl verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte 2] geen verbouwing heeft gedaan voor de BV, zodat de rechtbank van oordeel is dat met deze overboeking de ware aard van de geldoverdracht is verhuld. Verdachte had de beschikking over de bankpas van de bankrekening van [medeverdachte 2] en ruim een maand later wordt er een groot bedrag van deze bankrekening overgeboekt naar de rekening van verdachte. Op grond hiervan acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van een witwashandeling van verdachte.
- € 5.898,03 naar [medeverdachte 5](B.3.9): de rechtbank zal vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging omdat [medeverdachte 5] in het kader van zijn IT-werkzaamheden daadwerkelijk reiskosten maakte die ten laste kwamen van [medeverdachte 4] .
Met betrekking tot de overboekingen van en naar de rekening van [medeverdachte 3] :
- € 20.408,98(B.4.1): verdachte heeft zelf verklaard dat geen sprake is geweest van een lening aan zijn schoonmoeder (p. 431) en dat hij de overboeking samen met zijn partner heeft uitgevoerd. De getuige, [medeverdachte 3] , kan deze overboekingen niet verklaren. De rechtbank concludeert dat sprake is van witwassen omdat verdachte verhuld heeft dat hij de rechthebbende was van dat geld.
- Dat geldt evenzeer voor
- € 57.994,60(b.4.3) overboekingen naar de rekening van de partner van verdachte, [medeverdachte 1] : de rechtbank zal vrijspreken van het gedeelte van € 27.994,60 nu aannemelijk is geworden dat de ouders van [medeverdachte 1] een woning huurden van verdachte en zijn partner en deze betalingen telkens in porties plaatsvonden van bedragen tussen de € 700,- en € 1.500,-.
Ten aanzien van het overige bedrag, groot
€ 30.000,-, concludeert de rechtbank dat wettig en overtuigend bewezen is dat sprake is van witwassen. Hiertoe overweegt zij dat bij deze overboeking van 11 april 2013 staat vermeld (DOC-096, p 1088 van het dossier) ‘achterstallige huur t/m juni 2013 plus inventaris’, terwijl uit hetzelfde document blijkt dat maandelijks huur werd overgemaakt, terwijl niet uit het dossier is op te maken noch anderszins aannemelijk is geworden dat een dergelijk bedrag ook daadwerkelijk betrekking had op inventaris. De rechtbank heeft hierbij mede in aanmerking genomen dat de partner van verdachte zich ter zake van deze ontvangsten op haar rekening heeft beroepen op haar zwijgrecht, terwijl zij niet alleen verhuurder was maar ook de bankzaken voor haar moeder [medeverdachte 3] regelde.
- € 124.575,-(B.5.1): de rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat dit witwas-handelingen betreffen nu deze overboekingen aan verdachte zijn gedaan toen [medeverdachte 2] al uit Nederland was vertrokken met onbekende bestemming; de omschrijvingen lening tbv huis kopen, een debiteurnummer en achterstallige huur worden niet gestaafd door middel van een bewijsstuk en zijn dermate ongeloofwaardig dat de conclusie gerechtvaardigd is dat verdachte op deze wijze heeft verhuld dat hij de rechthebbende van het geld was.
- € 63.500,-(B.5.2): voor deze overboeking gelden dezelfde overwegingen.
- € 20.000,-(B.5.3): de rechtbank kan niet uitsluiten dat [betrokkene 5] , vermoedelijk een familielid van verdachte, een rechtsverhouding had met [medeverdachte 2] , op grond waarvan laatstgenoemde een betalingsverplichting had, ook al is deze overboeking gedaan op een moment dat [medeverdachte 2] al uit Nederland was vertrokken. De [rekeningnummer 16] stond daadwerkelijk op naam van [betrokkene 5] en niet is komen vast te staan dat verdachte in concreto de begunstigde was. De rechtbank zal daarom verdachte hiervan vrijspreken.
- € 20.018,55(B.5.4): dit betreft een overboeking op 22 februari 2013, met als omschrijving ‘huur achterstand’.
[medeverdachte 2]is niet gehoord kunnen worden omdat hij onvindbaar is, verdachte heeft verklaard zeer geregeld contact met hem te hebben en te weten waar hij zich bevindt maar weigert hieromtrent verder te verklaren, en verdachtes partner [medeverdachte 1] , naar wier rekening het geld is overgeboekt, beroept zich op haar zwijgrecht. Gelet hierop in onderling verband en samenhang bezien, en in aanmerking genomen dat verdachte niet alleen de beschikking had over de bankpas van [medeverdachte 2] , maar ook kon beschikken over de bankrekening van zijn partner, acht de rechtbank bewezen dat verdachte deze overboekingen zelf heeft uitgevoerd en verhuld dat hij de rechthebbende was.
- 330.500,- naar de rekening van verdachte(B.6.1): verdachte heeft toegegeven dat hij deze overboekingen zelf heeft uitgevoerd en dat de omschrijvingen onzin waren. Wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte heeft verhuld dat hij de rechthebbende was.
- € 1.500,- naar de rekening van [medeverdachte 2](B.6.2): zoals hiervoor reeds overwogen was betrokkene op het moment van de overboeking op 22 april 2014 reeds vertrokken onbekend waarheen en beschikte verdachte over diens bankpasje. Wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich ook hier schuldig heeft gemaakt aan witwassen door te verhullen dat hij zelf de rechthebbende was van het geldbedrag.
- € 43.200,- naar de rekening van [betrokkene 6] (B.6.3) en € 28.800,- van de rekening van [betrokkene 6] naar de rekening van [medeverdachte 1] (B.6.4):de rechtbank zal verdachte vrijspreken van deze beide onderdelen van de tenlastelegging omdat uit het dossier naar voren komt dat verdachte en zijn partner daadwerkelijk een pand hebben gehuurd van deze [betrokkene 6] in verband met toen bestaande toekomstplannen voor het opstarten van een onderneming door de partner van verdachte.
- € 131.00,- naar de rekening van verdachte(B.6.5): verdachte heeft verklaard dat hij
€ 50.145,35 van de rekening van [cafe 2] naar de rekening van [medeverdachte 1](B.6.6): verdachte heeft ter terechtzitting van 16 april 2018 verklaard dat hij het bedrag van € 50.145,35 op deze wijze heeft overgeboekt om zo min mogelijk te laten opvallen dat het geld naar hemzelf toe ging. De rechtbank acht dit onderdeel van de tenlastelegging aldus wettig en overtuigend bewezen.
1. (Stortingen op de rekening van [verdachte] en [cafe 1] ): - geldbedragen (totaal (circa) 421.320,- euro) contant gestort en/of doen of laten storten, op rekening ten name van [verdachte] met [rekeningnummer 1] en
2. (Stortingen op de rekening van [cafe 2] )
3. (Stortingen op de rekening van [medeverdachte 1] )
5. (Stortingen op de rekening van [medeverdachte 3] )
6. (Stortingen op de rekening van [medeverdachte 4] ) - geldbedragen (totaal (circa) 55.000,- euro) contant gestort en/of doen of laten storten, op rekening ten name van [medeverdachte 4] met [rekeningnummer 8] en
1. (Overboekingen [medeverdachte 5] , [rekeningnummer 9] )
-een geldbedrag (50.000,- euro) overgeboekt/overgemaakt en/of doen of laten overboeken/overmaken, van de rekening ten name van [verdachte] met [rekeningnummer 1] naar de rekening ten name van [medeverdachte 5] met rekeningnummer [rekeningnummer 9] , onder vermelding van "lening tegen 10% rente" en
2. (Overboekingen [betrokkene 2] , [rekeningnummer 11] )
3. (Overboekingen [medeverdachte 4] [rekeningnummer 8] )
4. (Overboekingen [medeverdachte 3] , [rekeningnummer 7] )
5. (Overboekingen [medeverdachte 2] , [rekeningnummer 6] )
6. (Overboekingen [medeverdachte 1] , [rekeningnummer 5] )
7. (Overboekingen [verdachte] , [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2] )
- de banktegoeden ad € 92.530,86
- het effectendepot ad € 546.310,16
- het contante geld ad € 39.864,-
- het horloge ad € 2,-
- het pand [adres 3] / [adres 2] , aangeschaft in 2013.
Door zijn gedragingen heeft verdachte bijgedragen aan het verhullen en daarmee aan het zicht van de opsporingsautoriteiten onttrekken van verdiensten uit criminele activiteiten. Dit opsporingsbelang is tevens een breed gedragen maatschappelijk belang en raakt daarmee de samenleving als zodanig. Dit verhullen vindt plaats op zodanige wijze dat daar een maatschappij-ontwrichtende werking van uit gaat. Het vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer ernstig aan.
Daarbij lijkt verdachte uitsluitend en ongeremd gedreven door eigen materieel gewin, zonder zich te bekommeren om de gevolgen van zijn gedragingen voor de samenleving waar hij deel van uitmaakt.
Vereist voor de verbeurdverklaring is in beginsel dat de voorwerpen aan de verdachte toebehoren (artikel 33a, lid 1 en 2, Sr). Dit is niet betwist.
gevangenisstrafvoor de duur van
9 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht;
verbeurdverklaringvan het in beslag genomen goed, te weten: het contante geld, ter waarde van
EUR 39.864,-; -
verbeurdverklaringvan de banktegoeden met een geschatte waarde van
EUR 92.530,86en het effectendepot met een geschatte waarde van
EUR 546.310,16;