ECLI:NL:RBOBR:2018:2086

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 april 2018
Publicatiedatum
30 april 2018
Zaaknummer
C/01/331777 / KG ZA 18-133
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot uitkering van depotbedrag in kort geding na echtscheiding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, betreft het een kort geding waarin [eiser] vordert dat de rechtbank vervangende toestemming verleent voor de uitkering van een bedrag van € 28.877,00 dat bij notaris K.J.M. Schretlen in depot is gehouden. Dit bedrag is het resultaat van een echtscheidingsprocedure tussen [eiser] en [gedaagde], waarbij [eiser] verplicht was om alimentatie te betalen aan [gedaagde]. De alimentatieverplichting was oorspronkelijk vastgesteld op € 3.241,00 per maand, maar na een beschikking van het Hof 's-Hertogenbosch op 21 december 2017, werd vastgesteld dat [eiser] in totaal € 29.810,55 teveel aan alimentatie had betaald. Ondanks herhaalde verzoeken van [eiser] weigert [gedaagde] om medewerking te verlenen aan de uitbetaling van het depotbedrag.

De rechtbank heeft de procedure in conventie en reconventie beoordeeld. In conventie heeft de rechtbank geoordeeld dat [eiser] recht heeft op de uitkering van het depotbedrag, omdat hij niets meer verschuldigd is aan [gedaagde] ter zake van alimentatie. De rechtbank heeft bepaald dat [gedaagde] haar medewerking moet verlenen aan de uitkering van het bedrag, en als zij dit niet doet, treedt het vonnis in de plaats van haar toestemming. In reconventie heeft de rechtbank de vorderingen van [gedaagde] afgewezen, omdat zij onvoldoende belang heeft aangetoond bij de gevraagde informatie over de financiële situatie van [eiser].

De rechtbank heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en is openbaar uitgesproken op 26 april 2018.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/331777 / KG ZA 18-133
Vonnis in kort geding van 26 april 2018
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. A. Sanders-Maanurdin te Valkenswaard,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M. van Vliet te 's-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 maart 2018 met 9 producties
  • de brief van mr. Van Vliet van 13 april 2018 met een eis in reconventie en 5 producties
  • de brief van mr. Sanders-Maanurdin van 16 april 2018 met producties 10 tot en met 13
  • de mondelinge behandeling op 17 april 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn gehuwd geweest. Op 3 februari 2012 is de echtscheidingsbeschikking ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Hertogenbosch.
2.2.
Partijen hebben de afspraken over de gevolgen van hun echtscheiding vastgelegd in een echtscheidingsconvenant, dat deel uit maakt van de echtscheidingsbeschikking. Op grond van de echtscheidingsbeschikking was [eiser] gehouden om met ingang van 3 februari 2012 aan [gedaagde] voor haar levensonderhoud te betalen een bedrag van
€ 1.450,00 per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
2.3.
Bij vaststellingsovereenkomst van 8 mei 2014 is de hiervoor genoemde bijdrage gewijzigd in € 3.241,00 bruto per maand.
2.4.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 2 maart 2017, heeft [eiser] verzocht om wijziging van de overeenkomst van 8 mei 2014, in die zin dat de bijdrage in de kosten voor levensonderhoud van de [gedaagde] met ingang van 4 februari 2016, althans een nader te bepalen datum, wordt bepaald op nihil, althans op een zodanig bedrag als de rechtbank juist acht.
2.5.
Deze rechtbank heeft het verzoek van [eiser] bij beschikking van 11 oktober 2016 afgewezen. Op 9 januari 2017 heeft [eiser] hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking van de rechtbank.
2.6.
Bij beschikking van 9 mei 2017 heeft [gedaagde] verlof verkregen voor het leggen van conservatoir beslag ten laste van [eiser] op een onroerende zaak aan de [adres] , tot zekerheid van verhaal van een vordering van
€ 28.877,50, bestaande uit een bedrag van € 22.213,46 aan achterstallige alimentatie verhoogd met een percentage van 30 %.
2.7.
Omdat [eiser] de woning reeds had verkocht, heeft hij aangeboden vervangende zekerheid te stellen tot het bedrag van de vordering waarvoor [gedaagde] beslag heeft gelegd op de woning. Daartoe hebben partijen op 4 juli 2017 een depotovereenkomst gesloten. Deze overeenkomst luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
Depot
De ondergetekende sub 1 geeft bij de notaris in depot een bedrag groot achtentwintigduizend achthonderd zevenenzeventig euro (€ 28.877,00).
Partijen zullen de nog door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch te wijzen beschikking in hoger beroep met procedurenummer 200.207.039/01 binnen uiterlijk drie dagen na ontvangst van het gerechtshof toezenden aan de notaris . Indien uit voormelde beschikking blijkt dat mevrouw [gedaagde] nog een vordering heeft op de heer [eiser] , zullen partijen binnen voormelde termijn van drie dagen gezamenlijk aan de notaris mededelen welk bedrag van het in depot gestelde bedrag ad € 28.877,00 per omgaand door de notaris kan worden overgemaakt op een door mevrouw [gedaagde] aan te geven rekening. Indien de vordering van mevrouw [gedaagde] hoger zal zijn dan het in depot gestelde bedrag ad € 28.877,00, zal de notaris het volledige in depot gestelde bedrag uitkeren aan mevrouw [gedaagde] .
Indien mevrouw [gedaagde] geen vordering op de heer [eiser] zal hebben, zal de notaris het volledig in depot gestelde bedrag ad € 28.877,00 overmaken op de rekening van de heer [eiser] . Indien de vordering van mevrouw [gedaagde] op de heer [eiser] lager is dan het in depot gestelde bedrag ad € 28.877,00], zal de notaris het bedrag van de vordering van mevrouw [gedaagde] op de heer [eiser] rechtsreeks op een rekening van mevrouw [gedaagde] overmaken en het alsdan nog resterende gedeelte minus de kosten van depot overmaken op een rekening van de heer [eiser] .
(…) “
2.8.
Bij beschikking van 21 december 2017 heeft het Hof ’s-Hertogenbosch de beschikking van deze rechtbank vernietigd en opnieuw beschikkende - voor zover hier van belang - als volgt overwogen en beslist:

terugbetaling
5.18
Voor zover de man vanaf 1 maart 2016 tot heden meer heeft betaald en/of meer op hem is verhaald dan de onder 5.17 vermelde bijdrage(n), kan van de vrouw, mede gelet op haar inkomenspositie en het feit dat een dergelijke bijdrage van maand tot maand pleegt te worden verbruikt, in redelijkheid niet worden gevergd dat zij het meerdere terugbetaalt.

7.De beslissing

Het Hof:
(..)
wijzigt het echtscheidingsconvenant/verdelingsovereenkomst van 8 mei 2014 voor zover daarbij is overeengekomen dat [eiser] zal bijdragen met € 3.241,00 per maand zal bijdragen in de kosten van levensonderhoud van [gedaagde] en bepaalt dat [eiser] aan [gedaagde] als uitkering tot haar levensonderhoud zal voldoen:

€ 344,- per maand met ingang van 1 maart 2016 tot 5 juli 2017

€ 573,- per maand met ingang van 5 juli 2017, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
met dien verstande dat, voor zover [eiser] over de periode vanaf 1 maart 2016 tot heden meer heeft betaald en/of meer op hem is verhaald, de bijdrage tot heden wordt bepaald op hetgeen door [eiser] is betaald en/of op hem is verhaald.
(…)”
2.9.
[eiser] heeft over de periode van 1 maart 2016 tot en met december 2017 in totaal een bedrag van € 29.810,55 meer alimentatie betaald dan hij op grond van de beschikking van het hof ‘s-Hertogenbosch van 21 december 2017 verschuldigd was.
2.10.
Ondanks herhaalde verzoeken van [eiser] weigert [gedaagde] om medewerking te verlenen aan uitbetaling van het bij de notaris in depot gestelde bedrag aan [eiser] .

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiser] vordert samengevat - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
primair:aan [eiser] vervangende toestemming te verlenen om alle rechtshandelingen te verrichten die nodig zijn om te bewerkstelligen dat het geldbedrag ad € 28.877,00 bij notaris K.J.M. Schretlen, kantoorhoudende te Mierlo aan de Dorpsstraat 127 in depot wordt gehouden aan [eiser] op een door [eiser] aan te geven bankrekening wordt overgemaakt en om indien [gedaagde] niet op zijn eerste verzoek medewerking verleent te bepalen dat dat dit vonnis in de plaats zal treden van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [gedaagde] , zodat uitkering van het depotbedrag aan [eiser] kan worden gerealiseerd,
subsidiair:om [gedaagde] te veroordelen om de depotovereenkomst d.d. 4 juli 2017 na te komen door haar volledige medewerking te verlenen aan uitkering van het geldbedrag ad
€ 28.877,00 dat bij notaris K.J.M. Schretlen in depot wordt gehouden aan [eiser] op een door [eiser] aan te geven bankrekening wordt overgemaakt, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2.
[eiser] legt daaraan het volgende ten grondslag. Hij is op grond van het arrest van het Hof ’s-Hertogenbosch niets (meer) verschuldigd aan [gedaagde] terzake (achterstallige) alimentatie. Integendeel hij heeft een bedrag van € 29.810,55 teveel aan alimentatie betaald. Nu hij niets meer verschuldigd is aan [gedaagde] terzake achterstallige alimentatie, dient het bedrag van € 28.877,00 dat bij notaris Schretlen in depot wordt gehouden aan [eiser] te worden betaald.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagde] vordert samengevat - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
1.
primair:aan [gedaagde] vervangende toestemming te verlenen om alle rechtshandelingen te verrichten die nodig zijn om te bewerkstelligen dat het geldbedrag ad € 28.877, bij notaris K.J.M. Schretlen, kantoorhoudende te Mierlo aan de Dorpsstraat 127 in depot wordt gehouden aan [gedaagde] op een door [gedaagde] aan te geven bankrekening wordt overgemaakt en om indien [eiser] niet op haar eerste verzoek medewerking verleent te bepalen dat dit vonnis in de plaats zal treden van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [eiser] , zodat uitkering van het depotbedrag aan [gedaagde] kan worden gerealiseerd,
subsidiair:om [eiser] te veroordelen om de depotovereenkomst d.d. 4 juli 2017 na te komen door zijn volledige medewerking te verlenen aan uitkering van het geldbedrag ad € 28.877,00 dat bij notaris K.J.M. Schretlen in depot wordt gehouden aan [gedaagde] op een door [gedaagde] aan te geven bankrekening wordt overgemaakt, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
2. [eiser] te veroordelen om binnen twee weken na het te wijzen vonnis zijn actuele overzicht van de inkomsten over 2017, jaarrekening over 2017, zowel uit de eenmanszaak, de VOF als uit het vermogen te verstrekken, de aangiftes IB 2014, 2015 en 2016 en daarbij de aanslagen van de belastingdienst over de jaren 2014, 2015 en 2016 aan [gedaagde] te overleggen op straffe van verbeurte van een dwangsom,
met veroordeling van [eiser] in de werkelijke kosten van deze procedure, begroot op een bedrag van € 2.500,00.
4.2.
[gedaagde] legt hieraan ten grondslag dat zij met het gelegde conservatoire beslag en de gesloten depotovereenkomst het geld op [eiser] heeft verhaald. [eiser] heeft immers geen beschikking over het geld gehad. Nu zij het geld reeds op [eiser] heeft verhaald, is zij op grond van de beschikking van het hof ’s-Hertogenbosch van 21 december 2017 niet gehouden het bedrag aan [eiser] terug te betalen. Het in depot gehouden bedrag dient derhalve aan haar te worden uitgekeerd. Voorts is [gedaagde] zeer recent gebleken dat [eiser] een onjuiste (valse) verklaring heeft afgegeven over zijn inkomsten in de procedure bij het hof ‘s-Hertogenbosch, waarbij de alimentatieverplichting van [eiser] veel lager is vastgesteld. Anders dan [eiser] in de procedure bij het hof heeft verklaard, doet hij nog altijd de sponsoring van het Concours Hippique Mierlo. Uit een zeer recnt boekje van de Nederlandse Kampioenschappen voor Springruiters 2018-2010 Concours Hippique Mierlo staat [eiser] immers vermeld als contactpersoon. [gedaagde] heeft er dan ook recht en belang bij om de recente jaarcijfers van [eiser] te ontvangen om na te kunnen gaan wat het huidige inkomen van [eiser] is.
4.3.
[eiser] voert verweer.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
Niet in geschil is dat uit de beschikking van het hof ’s-Hertogenbosch volgt dat [eiser] een bedrag ad € 29.810,55 teveel aan alimentatie heeft voldaan aan [gedaagde] . Op grond van de overweging van het hof ’s-Hertogenbosch in r.o. 5.18 van deze beschikking hoeft [gedaagde]
hetgeen [eiser] meer heeft betaald en/of meer op hem is verhaald niet terug te betalen aan [eiser] , omdat van haar, mede gelet op haar inkomenspositie en het feit dat een dergelijke bijdrage van maand tot maand pleegt te worden verbruikt, in redelijkheid niet kan worden gevergd dat zij het meerdere terugbetaalt.
5.2.
Anders dan [gedaagde] stelt kan ten aanzien van het door [eiser] in depot gestelde bedrag ad € 28.877,00 niet worden aangenomen dat [gedaagde] dit bedrag heeft verhaald op [eiser] . Het bedrag is in depot gesteld bij de notaris in afwachting van de uitkomst van de procedure bij het hof en daarmee nog gewoon beschikbaar voor partijen. Daar komt bij dat de strekking van de overwegingen van het hof is dat in redelijkheid niet van [gedaagde] kan worden gevergd dat zij de daadwerkelijk reeds door haar ontvangen bijdragen
gelet op het feit dat een dergelijke bijdrage van maand tot maand plaagt te worden verbruikt,dient terug te betalen. Nu [gedaagde] niet de beschikking heeft gehad over de gelden en het in depot gestorte bedrag gewoon nog beschikbaar is, valt niet in te zien dat dit bedrag, waarop [gedaagde] op grond van de beschikking van het hof ’s-Hertogenbosch geen aanspraak kan maken, aan [gedaagde] dient te worden uitgekeerd.
5.3.
Het voorgaande brengt mee dat de vordering van [eiser] kan worden toegewezen als na te melden. Daarbij zal de voorzieningernechter [gedaagde] in de gelegenheid stellen zelf aan het vonnis te voldoen, door mee te werken aan uitkering van het depotbedrag aan [eiser] . Bij gebreke van de medewerking van [gedaagde] , zal worden bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van de toestemming van [gedaagde] tot uitkering van het geldbedrag ad € 28.877,00 uit het depot bij notaris K.J.M. Schretlen. Daarmee komt het belang te ontvallen aan het opleggen van een dwangsom.
5.4.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
Gelet op hetgeen hiervoor in conventie is overwogen, ligt de vordering in reconventie onder 1 voor afwijzing gereed.
6.2.
Ook de door [gedaagde] in reconventie onder 2 op grond van artikel 22 Rv gevorderde afgifte van de financiële gegevens van [eiser] zal worden afgewezen, nu onvoldoende is gebleken welk belang [gedaagde] toekomt bij deze vordering. [gedaagde] stelt dat [eiser] een onjuiste verklaring heeft afgelegd in de alimentatieprocedure bij het hof ’s-Hertogenbosch ten aanzien van het verlies van een sponsorcontract. De enkele constatering echter dat [eiser] als contactpersoon staat vermeld in de brochure van de Nederlandse Kampioenschappen voor Springruiters 2018-2010 Concours Hippique Mierlo betekent nog niet dat hij heeft gelogen over het verlies van het sponsorcontract. [eiser] heeft dit ter zitting uitdrukkelijk betwist. Daarbij is nog maar de vraag, als al zou moeten worden aangenomen dat [eiser] op dit punt een onjuiste verklaring heeft afgelegd, welke consequenties dit zou moeten hebben voor de door het hof ’s-Hertogenbosch vastgestelde alimentatie. [gedaagde] heeft daartoe niets gesteld. Dit betekent dat de enkele constatering dat [eiser] als contactpersoon staat vermeld in de brochure van de Nederlandse Kampioenschappen voor Springruiters 2018-2010 Concours Hippique Mierlo naar het oordeel van de voorzieningenrechter thans onvoldoende grondslag biedt voor de afgifte van de gevorderde financiële gegevens over de afgelopen jaren, waarover het hof s’-Hertogenbosch zeer recent heeft beslist. Vast staat dat de termijn voor het instellen van cassatie tegen de beschikking van het hof van 21 december 2017 inmiddels is verstreken en [gedaagde] heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid in cassatie te gaan. Niet goed valt dan ook in te zien welk belang [gedaagde] thans heeft bij het overleggen van de financiële gegevens over de afgelopen jaren. Dit nog daargelaten dat het in de eerste plaats aan het hof was in de procedure die heeft geleid tot de beschikking van 21 december 2017 om [eiser] op grond van artikel 22 Rv te bevelen bepaalde bescheiden over te leggen.
6.3.
Voor zover [gedaagde] stelt belang te hebben bij afgifte van de gegevens, omdat zij mogelijk een wijzigingsprocedure wenst op te starten, overweegt de voorzieningenrechter dat dit thans onvoldoende grond biedt voor het overleggen van alle financiële gegevens van [eiser] over de jaren 2014, 2015 en 2016. Nu [eiser] ter zitting heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen het overleggen van de aanslagen over de jaren 2014, 2015 en 2016, zal de vordering in zoverre worden toegewezen.
6.4.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
veroordeelt [gedaagde] haar medewerking te verlenen aan uitkering van het geldbedrag ad € 28.877,00 dat bij notaris K.J.M. Schretlen in depot wordt gehouden aan [eiser] op een door [eiser] aan te geven bankrekening,
7.2.
bepaalt dat, indien [gedaagde] niet binnen 5 dagen na betekening van het vonnis aan deze veroordeling heeft voldaan, het vonnis in de plaats treedt van de toestemming van [gedaagde] tot uitkering van het geldbedrag ad € 28.877,00 uit het depot bij notaris K.J.M. Schretlen aan [eiser] op een door [eiser] aan te geven bankrekening,
7.3.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
7.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
7.6.
veroordeelt [eiser] binnen twee weken na betekening van het vonnis de aanslagen van de belastingdienst over de jaren 2014, 2015 en 2016 af te geven aan [gedaagde] ,
7.7.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.8.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
7.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2018.