In deze zaak gaat het om een deelgeschil in het kader van letselschade, waarbij verzoeker, een racefietser, betrokken was bij twee valpartijen tijdens een gezamenlijke fietstocht met vrienden op 28 augustus 2016. De eerste valpartij vond plaats toen verzoeker door een van zijn fietsmaten rechts werd ingehaald en daarbij met de schouder werd aangeraakt, wat leidde tot een val en ernstige schaafwonden. De tweede valpartij volgde kort daarna, toen een andere fietsmate verzoeker bemoedigend op de schouder aanraakte, waardoor verzoeker uit balans raakte en opnieuw viel, met ernstig schouderletsel als gevolg. De rechtbank oordeelt dat de fietsmaten niet aansprakelijk zijn voor de schade die verzoeker heeft geleden. Tijdens de eerste valpartij was er sprake van een sport- en spelsituatie, wat betekent dat er een verhoogde aansprakelijkheidsdrempel geldt. De rechtbank concludeert dat de aanraking door de eerste fietsmate geen onrechtmatig handelen opleverde. Bij de tweede valpartij was er geen sportieve context meer, maar de rechtbank oordeelt dat de aanraking door de tweede fietsmate, hoewel gevaarzettend, niet onrechtmatig was. De rechtbank wijst alle verzoeken van verzoeker af, omdat er geen onrechtmatig handelen is vastgesteld van de betrokken fietsmaten.