ECLI:NL:RBOBR:2018:129

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 januari 2018
Publicatiedatum
11 januari 2018
Zaaknummer
17_1414
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Wajong 2015 en toekenning Indicatie Banenafspraak met betrekking tot arbeidsparticipatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 11 januari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R.C. van den Berg, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder), vertegenwoordigd door mr. T.P.A.W. Hanenberg. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, welke door verweerder was afgewezen. In plaats daarvan had verweerder een Indicatie banenafspraak aan eiseres toegekend. Eiseres betwistte de afwijzing van de Wajong-uitkering en stelde dat zij duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie had, onderbouwd door medische rapporten en haar persoonlijke situatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres, ondanks haar beperkingen, mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en dat de besluitvorming van verweerder zorgvuldig was. De rechtbank concludeerde dat de rapportages van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen voldoende onderbouwd waren en dat er geen aanleiding was om een onafhankelijke deskundige te benoemen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de afwijzing van de Wajong-uitkering, terwijl de Indicatie banenafspraak terecht was verleend.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 17/1414

uitspraak van de meervoudige kamer van 11 januari 2018 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. T.P.A.W. Hanenberg)

Procesverloop

Bij besluit van 12 september 2016 (het primaire besluit I) heeft verweerder geweigerd eiseres in aanmerking te brengen voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong 2015).
Bij afzonderlijke besluit van 12 september 2016 (het primaire besluit II) heeft verweerder een Indicatie banenafspraak aan eiseres toegekend.
Bij besluit van 5 april 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de primaire besluiten I en II ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft nadere stukken ingediend. Verweerder heeft hierop gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 november 2017
.Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en [persoon A] , werkzaam bij Cello. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiseres is geboren op 2 november 1998. Zij heeft op 7 juni 2016 een Wajong-uitkering aangevraagd.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen) heeft en daarom geen recht heeft op een Wajong-uitkering. Tevens heeft verweerder bij het bestreden besluit geoordeeld dat eiseres terecht in aanmerking is gebracht voor een Indicatie banenafspraak.
3. Eiseres heeft – kort gezegd – aangevoerd dat zij duurzaam geen arbeidsmogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Verweerder had derhalve moeten afzien van het afgeven van een Indicatie banenafspraak en aan eiseres een Wajong-uitkering moeten verlenen. Eiseres kan niet gedurende een uur aaneengesloten werken en is niet voor vier uur per dag belastbaar. Zij is weliswaar gedurende vier uur op haar stageplaatsen aanwezig geweest, maar zij heeft daar niet goed kunnen functioneren. Verder heeft eiseres naar voren gebracht dat zij niet in staat is een taak in een arbeidsorganisatie te verrichten, ook niet de door verweerder uitgelichte voorbeeldtaak. Eiseres heeft op haar stageplaatsen telkens problemen ondervonden. Zij heeft een specifieke begeleidingsbehoefte en wordt snel overvraagd. Ten slotte voert eiseres aan dat zij vanwege haar autismespectrum stoornis en verstandelijke beperking niet beschikt over basale werknemersvaardigheden. Volgens eiseres is onvoldoende acht geslagen op de door haar overgelegde rapporten. Bij aanvullend beroepschrift heeft eiseres met een beroep op het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 8 oktober 2015 (ECLI:CE:ECHR:2015:1008JUD007721212, Korošec) verzocht een deskundige te benoemen, omdat uit de stukken onder meer blijkt (genoemd wordt gedingstuk 29.5, het rapport van de gedragskundige Van Bussel) dat geadviseerd wordt een gedragskundige te benoemen, gelet op de aard en omvang van de begeleidingsbehoefte
.Desgevraagd heeft eiseres ter zitting verklaard de medische beperkingen in relatie tot de vraag of eiseres arbeidsvermogen heeft door een onafhankelijke deskundige te willen laten beoordelen. Eiseres is tevens van oordeel dat de verzekeringsartsen geen belang hebben bij een toekenning van een uitkering, omdat ze in dienst zijn van het Uwv en daarom sprake is van ongelijkheid van partijen.
4. De rechtbank ziet, zoals hierna onder 14 tot en met 20 zal blijken, geen aanleiding een medisch deskundige te benoemen als verzocht onder 3.
Het in deze zaak toepasselijke wettelijke kader is als volgt.
5. Ingevolge artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong 2015 is de jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen de ingezetene die:
op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
6. Ingevolge artikel 1a, aanhef, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten heeft betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, van de Wajong, indien hij:
geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
7. Voor de beoordeling van de vraag of eiseres aan de hierboven genoemde voorwaarden voldoet, maakt verweerder gebruik van de Sociaal Medische Beoordeling Arbeidsvermogen (SMBA)-systematiek. Bij deze beoordeling staat de ‘International Classification of Functioning, Disability and Health’ centraal. Voor het toepassen van de SMBA-systematiek heeft verweerder het ‘Compendium Participatiewet’ vastgesteld. Blijkens de toelichting betreft dit Compendium deels een werkinstructie/naslagwerk en deels een beschrijving van verweerders beleid. De rechtbank is niet gebleken van redenen om de SMBA-systematiek in beginsel niet rechtens aanvaardbaar te achten als ondersteunend systeem en methode bij de beoordeling of iemand mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft in de zin van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wajong. Gelet op de systematiek en inhoud van de Wajong-regelgeving kan het Uwv bij de concrete invulling van de in artikel 1a, aanhef, eerste lid, van het Schattingsbesluit genoemde voorwaarden, enige beoordelingsruimte niet worden ontzegd.
8. Verweerder heeft zich voor zijn standpunt dat eiseres arbeidsvermogen heeft, gebaseerd op een rapport van de primaire verzekeringsarts van 31 augustus 2016, een rapport van de primaire arbeidsdeskundige van 6 september 2016, een rapport van de verzekeringsarts B&B van 29 maart 2017 en een rapport van de arbeidsdeskundige B&B van 1 april 2017
.Op de in de loop van de beroepsprocedure door eiseres ingebrachte nadere gegevens heeft verweerder gereageerd door middel van rapporten van de verzekeringsarts B&B van 24 augustus 2017 en 13 september 2017 en van de arbeidsdeskundige B&B van 28 augustus 2017.
9. Het uitgangspunt is dat verweerder zijn besluitvorming mag baseren op rapportages van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen, mits deze blijk geven van een zorgvuldig onderzoek en deugdelijk gemotiveerd, inzichtelijk en consistent zijn. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet het onderzoek van verweerder aan deze eisen. De verzekeringsarts heeft dossierstudie verricht en eiseres gezien op het spreekuur van 29 augustus 2016, waarbij een anamnese is afgenomen en een psychisch onderzoek is verricht. Naar aanleiding van het bezwaar heeft de verzekeringsarts B&B eveneens het dossier bestudeerd en de hoorzitting bijgewoond. Tevens heeft zij de in bezwaar aangeleverde informatie uit de behandelend sector, waaronder het rapport van gedragsdeskundige L. van Bussel, van december 2016, bij haar beoordeling betrokken. De rechtbank acht dit onderzoek als geheel voldoende zorgvuldig. Bovendien hebben de verzekeringsarts (B&B) en arbeidsdeskundige (B&B) hun bevindingen op deugdelijke en inzichtelijke wijze gemotiveerd en de rechtbank is niet gebleken dat de rapportages inconsistenties bevatten. De rapportages voldoen dus aan de daaraan te stellen eisen.
10. De verzekeringsarts B&B heeft op basis van de bevindingen van de primaire verzekeringsarts, de waarnemingen tijdens de hoorzitting en de aanwezige informatie geconcludeerd dat bij eiseres weliswaar sprake is van beperkingen, maar dat zij met die beperkingen een uur aaneengesloten kan werken en vier uur per dag belastbaar is. Bij hun oordeel hebben zij betrokken dat bij eiseres sprake is van een lichtverstandelijke beperking en een autismespectrum stoornis (PDD-NOS). De verzekeringsartsen hebben voldoende inzichtelijk in kaart gebracht welke (te objectiveren) beperkingen hieruit voortvloeien. Zij hebben een aantal beperkingen opgenomen, die op het vlak van persoonlijk en sociaal functioneren zijn gelegen. Eiseres is aangewezen op taken die voorspelbaar zijn en volgens een vaste bekende werkwijze worden verricht. Hiervan is sprake bij taken met routine en veel structuur. Eiseres is verder aangewezen op enkelvoudige taken, oftewel één taak per opdracht, en taken waarin geen sprake is van tijdsdruk zoals deadlines, productiepieken of verhoogd werktempo. Ook dient geen sprake te zijn van taken, waarbij het hanteren van conflicten voorkomt. Dit betreft dus werk waarbij geen sprake is van veelvuldig klantencontact of intensief samenwerken. Eiseres kan wel samenwerken indien de taken vooraf zijn verdeeld. Verder dient sprake te zijn van intensieve begeleiding op de werkvloer.
De primaire verzekeringsarts heeft in zijn rapport van 31 augustus 2016 nader toegelicht dat eiseres tijdens het spreekuur voldoende haar aandacht kon vasthouden. Vervolgens heeft de verzekeringsarts B&B in haar rapport van 29 maart 2017 vastgesteld dat eiseres zich tijdens de hoorzitting (ongeveer een uur) goed kon concentreren en actief deelnam. Verder heeft de verzekeringsarts B&B erop gewezen dat eiseres in staat is om met vriendinnen een film te kijken en dat zij zelfstandig kan reizen naar haar werkplek (een reis van ongeveer 50 minuten). Gezien de beperkingen van eiseres dient een taak duidelijk te zijn en niet te ingewikkeld. Daarnaast moet eiseres in de gelegenheid zijn om te werken in een prikkelarme omgeving, waarbij afleiding door anderen tot het minimum wordt beperkt. Indien aan die voorwaarden is voldaan, acht de verzekeringsarts B&B eiseres in staat ten minste een uur aaneengesloten met een taak bezig te zijn. Verder heeft de verzekeringsarts B&B geconcludeerd dat eiseres minimaal vier uur per dag belastbaar is, omdat zij tijdens diverse stages langer dan vier uur aanwezig was. Tijdens haar stages heeft zij gebruik gemaakt van de reguliere pauzes, waarbij zij geen klachten heeft ontwikkeld vanwege de duurbelasting. Daarnaast acht die verzekeringsarts niet aannemelijk dat sprake is van een energetische beperking, terwijl het dagverhaal evenmin aannemelijk maakt dat eiseres niet vier uur per dag belastbaar zou zijn. De rechtbank ziet geen reden om aan de conclusies van de verzekeringsarts B&B te twijfelen. De bevindingen van de verzekeringsartsen bieden naar het oordeel van de rechtbank voldoende grondslag voor verweerders conclusie dat eiseres ondanks haar beperkingen een uur aangesloten kan werken en vier uur per dag belastbaar is.
11. In beroep heeft de verzekeringsarts B&B in haar rapporten van 24 augustus 2017 en 13 september 2017, in reactie op de door eiseres ingediende gronden, aangegeven dat de evaluatieverslagen van de stageplaatsen en de zorgboerderij geen nieuwe medische informatie bevatten. De verzekeringsarts B&B geeft daarbij aan dat uit het evaluatieverslag van de zorgboerderij volgt dat eiseres veel begeleiding nodig heeft bij het aanzetten tot werk, maar dat het goed gaat als zij eenmaal bezig is. Hieruit blijkt niet dat dat eiseres niet een uur aangesloten kan werken. Ook blijkt uit dit verslag niet dat eiseres tijdens haar aanwezigheid op de zorgboerderij medisch noodzakelijke rustmomenten nodig had. Dat eiseres periodes vrij heeft genomen, door niet naar de zorgboerderij te komen, betekent niet dat er een medische noodzaak is om vrij te zijn. Op grond van de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid voldoet eiseres niet aan de criteria om voor verminderde duurbelastbaarheid in aanmerking te komen. De verzekeringsarts B&B licht verder toe dat ook de informatie van M. van Kalmthout, arts voor verstandelijk gehandicapten, van 22 augustus 2017, waaruit blijkt dat eiseres zich moe voelt, niet leidt tot een ander standpunt, omdat de vermoeidheidsklachten van eiseres niet medisch zijn geobjectiveerd. In de verklaring van die arts valt verder onvoldoende steun te vinden voor het standpunt dat bij eiseres geen sprake is van arbeidsvermogen, terwijl uit die verklaring evenmin blijkt dat het feit dat eiseres niet naar haar stageplaats gaat een gevolg is van een medische stoornis. De rechtbank volgt de verzekeringsarts B&B in deze conclusies.
12. De rechtbank ziet voorts geen aanleiding voor het oordeel dat eiseres niet beschikt over basale werknemersvaardigheden of dat zij (met intensieve begeleiding) de haar voorgehouden taak scannen (van documenten) (taak 1502) niet kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie. Het gaat om eenvoudig, routinematig werk. De arbeidsdeskundigen hebben in hun rapporten duidelijk uiteengezet dat eiseres in staat is instructies van de werkgever te begrijpen, te onthouden en uit te voeren en ook in staat is afspraken met de werkgever na te komen. Daarbij is gewezen op de conclusie van de verzekeringsarts B&B dat er geen medische argumenten zijn om te veronderstellen dat eiseres niet beschikt over basale werknemersvaardigheden
.De verzekeringsarts B&B heeft dit afgeleid uit de omstandigheid dat eiseres zichzelf kan kleden en verzorgen en zelfstandig met de bus kan reizen. Mede gezien de gedragingen van eiseres tijdens de hoorzitting heeft de verzekeringsarts B&B geen argumenten om te veronderstellen dat eiseres eenvoudige opdrachten niet zou begrijpen of niet zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige B&B heeft verder uit het feit dat eiseres in staat is gebleken praktijkonderwijs te volgen, afgeleid dat eiseres over voldoende begrip beschikt om instructies van de werkgever te begrijpen en uit te voeren. Het standpunt dat eiseres beschikt over basale werknemersvaardigheden, heeft verweerder terecht doen steunen op zowel een medische als arbeidskundige beoordeling. Wat betreft de door eiseres bij brief van 15 augustus 2017 ingebrachte bezwaren tegen de voorbeeldtaak scannen, verenigt de rechtbank zich met hetgeen de arbeidsdeskundige B&B in zijn rapportage van 28 augustus 2017 hierover vermeld heeft. De rechtbank ziet geen aanleiding de conclusies van de arbeidsdeskundige B&B voor onjuist te houden. Daarbij wijst de rechtbank er nog op dat, gelet op het Compendium, de noodzaak voor intensieve begeleiding niet in de weg staat aan de aanname dat sprake is van mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen). De rechtbank wijst er in dit verband op dat artikel 10b van de Participatiewet juist in die gevallen voorziet in de mogelijkheid van een zogeheten ‘Participatievoorziening beschut werk’. Het gaat daarbij om situaties waarin de werknemer een zodanig intensieve begeleiding nodig heeft, dat niet van een werkgever verwacht kan worden dat hij dergelijke personen, zelfs met extra voorzieningen, in dienst neemt.
13. Wat betreft het verzoek van eiseres als vermeld onder 3 om een onafhankelijke medische deskundige te benoemen, overweegt de rechtbank als volgt.
14. In de uitspraak van 30 juni 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:2226) heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) de uitgangspunten uiteengezet voor de toetsing door de bestuursrechter van de beoordeling door verzekeringsartsen van het Uwv. Het beroep van eiseres op het arrest Korošec is aanleiding te oordelen over de in die uitspraak te onderscheiden stappen. Allereerst dient de zorgvuldigheid van de besluitvorming te worden beoordeeld: rapporten van verzekeringsartsen moeten blijk geven van een zorgvuldig onderzoek en moeten deugdelijk gemotiveerd, inzichtelijk en consistent zijn. Vervolgens moet worden bezien of er evenwicht bestaat tussen partijen met betrekking tot de mogelijkheid om bewijsmateriaal aan te dragen (equality of arms) en zo nee, hoe dat evenwicht hersteld moet worden. Indien er sprake is van evenwicht dient tenslotte een inhoudelijke beoordeling plaats te vinden. Als eiseres door haar gemotiveerde betwisting twijfel heeft doen ontstaan aan de verzekeringsgeneeskundige beoordeling en deze, na een eventuele reactie van verweerder, niet is weggenomen, kan daarin aanleiding bestaan een (medisch) deskundige te benoemen.
15. Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is gebaseerd op onderzoeken van zowel de primaire verzekeringsarts als de verzekeringsarts B&B. Het onderzoek is gebaseerd op anamnese, eigen (psychisch) onderzoek, informatie uit de behandelende sector, het gestelde in bezwaar en ter hoorzitting en de in bezwaar ingebrachte gegevens. De rechtbank is van oordeel dat de onderzoeken voldoende zorgvuldig zijn geweest. De rapporten zijn, zoals overwogen onder 9, deugdelijk gemotiveerd, inzichtelijk en consistent.
16. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen concrete gronden heeft aangevoerd, waaruit (vrees voor) afhankelijkheid en partijdigheid van de verzekeringsarts (B&B) blijkt, anders dan dat deze in dienst is van verweerder. In het arrest van het EHRM van 8 oktober 2015 leest de rechtbank niet dat het enkele feit dat verzekeringsartsen in dienst zijn van een bestuursorgaan, maakt dat sprake is van partijdigheid. Uit rechtsoverweging 54 van genoemd arrest volgt dat een dergelijke (ver strekkende) conclusie pas kan worden getrokken indien er sprake is van concrete, objectieve omstandigheden die de vrees rechtvaardigen dat de adviseurs onvoldoende onpartijdig hebben gehandeld. Dergelijke omstandigheden zijn niet gesteld, noch is gebleken van dergelijke omstandigheden.
17. Voor zover met het beroep op het Korošec arrest beoogd wordt te stellen dat geen sprake is van equality of arms overweegt de rechtbank dat in het licht van genoemde uitspraak van de CRvB in dit kader van belang is of eiseres voldoende ruimte heeft gehad voor betwisting van de medische bevinden van de verzekeringsartsen. De rechtbank overweegt dat eiseres voldoende gelegenheid heeft gehad en deze gelegenheid ook heeft benut (de rechtbank verwijst naar het uitstel van de behandeling ter zitting, de door eiseres in geding gebrachte nadere stukken, waaronder de brief van de arts voor verstandelijk gehandicapten Van Kalmthout van 22 augustus 2017 en de brief van de gedragsdeskundige Van Bussel van 24 augustus 2017) om weerwoord te bieden aan wat de verzekeringsgeneeskundigen hebben aangevoerd. Van een schending van equality of arms is dan ook geen sprake, zodat er evenmin aanleiding is om die reden een deskundige te benoemen.
18. Wat eiseres in beroep verder heeft aangevoerd, geeft onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan het medische oordeel dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt. Ook op deze grond bestaat geen aanleiding een deskundige te benoemen.
19. De rechtbank merkt in dit verband tenslotte nog op dat eiseres in eerste instantie, onder verwijzing naar hetgeen onder 3 is overwogen, het verzoek om een deskundige te benoemen gebaseerd heeft op het rapport van de gedragskundige. In genoemd rapport wordt geadviseerd een gedragskundige te betrekken om ambulante begeleiders en ouders te ondersteunen. De rechtbank kan hierin evenmin voldoende steun vinden om een deskundige te benoemen om de medische beperkingen te beoordelen in relatie tot de vraag of eiseres arbeidsvermogen heeft.
20. Gezien het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiseres mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Gelet hierop heeft verweerder terecht geweigerd eiseres in aanmerking te brengen voor de gevraagde Wajong-uitkering.
21. De arbeidsdeskundige en de arbeidsdeskundige B&B hebben in hun rapporten geoordeeld dat eiseres niet in staat is een drempelfunctie te verrichten, omdat eiseres begeleiding nodig heeft voor het succesvol inzetten van haar arbeidsvermogen. Dit betreft zowel functionele als persoonlijke begeleiding. In dit verband wordt verwezen naar het rapport van de verzekeringsarts B&B van 29 maart 2017, waarin de verzekeringsarts B&B heeft geconcludeerd dat eiseres zeer specifieke en intensieve begeleiding nodig heeft. Volgens verweerder kan eiseres niet het wettelijk minimumloon verdienen, zullen de beperkingen vanaf het moment van beoordeling nog minimaal zes maanden voortduren en is geen vorm van ondersteuning mogelijk, waardoor zij alsnog het minimumloon kan verdienen. Eiseres behoort daarom tot de doelgroep van de banenafspraak.
22. De rechtbank ziet, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, in de enkele stelling van eiseres dat zij duurzaam niet beschikt over mogelijkheden tot arbeidsparticipatie, geen aanleiding om verweerders standpunt voor onjuist te houden.
23. Eiseres heeft daarom terecht een indicatie banenafspraak gekregen.
24. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.A. Poelman, voorzitter, en mr. F.M. Rijnbeek en
mr. E.L. Benetreu, leden, in aanwezigheid van mr. F.C. Meulemans, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2018.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.