In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 1 maart 2017 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eisers, wonende te [woonplaats], en de Gemeente Cuijk. De eisers vorderden schadevergoeding van de gemeente wegens wateroverlast op hun perceel, veroorzaakt door het afstromen van rioolwater van een hoger gelegen gemeentelijk perceel. De rechtbank oordeelde dat de Gemeente Cuijk aansprakelijk is voor een deel van de schade die eisers op 28 juli 2012 hebben geleden. De aansprakelijkheid is gebaseerd op artikel 5:39 van het Burgerlijk Wetboek, dat de gemeente verplicht om zorg te dragen voor een deugdelijk rioolstelsel.
In het tussenvonnis van 6 juli 2016 had de rechtbank al geoordeeld dat de gemeente aansprakelijk was voor de schade, maar de exacte hoogte van de schade was nog niet vastgesteld. De rechtbank stelde eisers in de gelegenheid om bewijsstukken over de geleden schade over te leggen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende inzicht was in de daadwerkelijk geleden schade, maar dat het aannemelijk was dat eisers schade hadden geleden door het onrechtmatig afstromen van rioolwater. Daarom werd de gemeente veroordeeld tot vergoeding van schade, nader op te maken bij staat.
Eisers hadden ook vorderingen ingediend voor het treffen van maatregelen om toekomstige wateroverlast te voorkomen, maar deze vorderingen werden afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de verantwoordelijkheid voor het treffen van maatregelen om wateroverlast te beperken in belangrijke mate bij eisers zelf ligt. De rechtbank compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.