ECLI:NL:RBOBR:2017:968
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van opslag-/distributieruimte in Veghel
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 28 februari 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde waarde van een onroerende zaak, een opslag-/distributieruimte in Veghel, voor het kalenderjaar 2015. De heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant had de waarde vastgesteld op € 5.101.000 per waardepeildatum 1 januari 2014. Eiseres, als rechtsopvolgster van een andere B.V., heeft beroep ingesteld tegen deze vaststelling, waarbij zij een lagere waarde van € 4.702.000 bepleitte, onderbouwd met een taxatierapport van N. Dreierink.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde van de onroerende zaak met behulp van de huurwaardekapitalisatiemethode dient te worden bepaald. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar met de door hem overgelegde gegevens en taxatierapporten de gehanteerde kapitalisatiefactor van 10,9 aannemelijk heeft gemaakt. Eiseres heeft de door verweerder gebruikte verkoopcijfers van vergelijkingsobjecten niet weersproken, maar betwistte de hoogte van de kapitalisatiefactor. De rechtbank concludeerde dat de door de heffingsambtenaar vastgestelde waarde niet te hoog was en dat het beroep ongegrond was.
De uitspraak benadrukt het belang van de onderbouwing van taxaties en de rol van de huurwaardekapitalisatiemethode in het vaststellen van WOZ-waarden. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.