ECLI:NL:RBOBR:2017:862

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 februari 2017
Publicatiedatum
17 februari 2017
Zaaknummer
15_2896
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak na twee tussenuitspraken inzake omgevingsvergunning voor pluimveehouderij en stierenstal in Veghel

Deze uitspraak betreft de einduitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant na twee tussenuitspraken in een bestuursrechtelijke procedure over een omgevingsvergunning voor een pluimveehouderij en het oprichten van een stierenstal in Veghel. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geconstateerd dat er gebreken waren in de bestreden besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Veghel. In de einduitspraak van 20 februari 2017 heeft de rechtbank vastgesteld dat deze gebreken zijn hersteld door het college, dat een nieuw besluit heeft genomen na de tweede tussenuitspraak. De rechtbank heeft de beroepen van eiser 1 en eisers 2 tegen het bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij geen procesbelang meer hadden. De beroepen tegen het bestreden besluit 2 zijn ongegrond verklaard, terwijl de beroepen tegen het herstelbesluit gegrond zijn verklaard. De rechtbank heeft enkele voorschriften van het herstelbesluit vernietigd, maar de beroepen tegen het wijzigingsbesluit zijn ongegrond verklaard. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot vergoeding van griffierechten en proceskosten aan eiser 1 en eiser 2. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 15/2896 E
SHE 15/2946
SHE 16/2147
SHE 16/2148

uitspraak van de meervoudige kamer van 20 februari 2017 in de zaak tussen

[eiser 1] , te [woonplaats] , eiser 1,

(gemachtigde: mr. D. van de Weerdt),

[eisers 2] te [woonplaats] , eisers 2,

[vergunninghoudster] , te [plaats] , eiseres (vergunninghoudster),

(gemachtigde: mr. J. van Groningen),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veghel, verweerder

(gemachtigde: A.L. van Hoof en E.G.J. Reintjes).
Vergunninghoudster heeft deelgenomen als derde-partij in de zaken van eiser 1 en eisers 2.

Procesverloop

Bij besluit van 18 augustus 2015 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder:
de aangevraagde omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen, planologische afwijking en milieu op het perceel [perceel] gedeeltelijk verleend, voor zover de aangevraagde activiteiten betrekking hebben op het veranderen van een pluimveehouderij en het oprichten van stofbakken;
de aangevraagde omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen, planologische afwijking en milieu gedeeltelijk geweigerd, voor zover de activiteiten betrekking hebben op het oprichten van een stierenstal.
Eiser 1, eisers 2 en vergunninghoudster hebben hiertegen beroep ingesteld. Het beroep van eiser 1 is geregistreerd onder zaaknummer SHE 15/2896, dat van eisers 2 onder zaaknummer SHE 15/2946 en dat van vergunninghoudster onder zaaknummer
SHE 15/2934.
Eiser 1 en eisers 2 hebben een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. De voorzieningenrechter heeft in een uitspraak van 17 november 2015 (zaaknummers
SHE 15/3027 en SHE 15/2945) de verzoeken afgewezen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft op 28 januari 2016 een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten bouwen en milieuneutraal wijzigen van de inrichting van vergunninghoudster ten behoeve van het plaatsen van vier warmtewisselaars. Eisers 1 en 2 hebben hiertegen bezwaar gemaakt (het bestreden besluit 2).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 maart 2016. Eiser 1 is verschenen, bijgestaan door ir. A.K.M. van Hoof in plaats van mr. D. van de Weerdt. Eisers 2 zijn verschenen. Vergunninghoudster is verschenen in de persoon van [persoon] , vergezeld van ir. J. de Groot alsmede de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Bij tussenuitspraak van 26 april 2016 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen acht weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, de geconstateerde gebreken in bestreden besluit te herstellen.
Vergunninghoudster heeft de aanvraag voor de gevraagde vergunning ingetrokken voor zover deze betrekking heeft op het oprichten van een vleesstierenstal. Zij heeft tevens haar beroep tegen het bestreden besluit 1 (bij deze rechtbank bekend onder zaaknummer SHE 15/2934) ingetrokken.
Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak op 7 juni 2016 een nieuw besluit genomen (het herstelbesluit). Daarbij heeft hij, onder intrekking van het bestreden besluit 1 alsmede intrekking van het bestreden besluit 2 voor zover dit betrekking heeft op de activiteit milieuneutraal wijzigen van de inrichting, omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten bouwen, planologisch afwijken en milieu (voor zover de hiertoe strekkende aanvraag niet is ingetrokken).
Verweerder heeft op 16 juni 2016 de bezwaarschriften van eisers 1 en 2 tegen het bestreden besluit 2, voor zover dit betrekking heeft op de activiteit bouwen, doorgezonden naar de rechtbank. De rechtbank heeft deze bezwaarschriften als beroepschrift in behandeling genomen. Het beroep van eiser 1 is geregistreerd onder zaaknummer SHE 16/2147, dat van eisers 2 onder zaaknummer SHE 16/2148.
Eisers hebben schriftelijke zienswijzen (de zienswijzen) gegeven op het herstelbesluit
De rechtbank heeft de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB) ingeschakeld. De StAB heeft op 4 augustus 2016 advies uitgebracht. Eiser 1 heeft op 26 augustus 2016 op dit advies gereageerd. Verweerder heeft aanvullende reacties gegeven op 30 augustus 2016.
Het onderzoek ter zitting in alle zaken heeft plaatsgevonden op 13 september 2016. Eisers zijn verschenen bijgestaan door hun gemachtigden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Vergunninghoudster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en ir. J. de Groot, ing. J. Koedoot, ing. E.P. Feringa en drs. E.H.J. de Rooij MBA (adviseurs van de StAB) zijn gehoord als deskundige.
Na de zitting heeft de StAB een nader advies uitgebracht. Verweerder heeft de resultaten van een meting van het totaalstof ingebracht. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om op deze stukken te reageren. Daarna is het onderzoek met instemming van partijen gesloten.
Bij tussenuitspraak van 6 december 2016 (de tweede tussenuitspraak) heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen acht weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, de geconstateerde gebreken in bestreden besluit te herstellen.
Verweerder heeft op 15 december een wijzigingsbesluit genomen (het wijzigingsbesluit), waarbij het herstelbesluit is gewijzigd door een aanpassing van de voorschriften. Eisers hebben, nadat zij hiertoe in de gelegenheid zijn gesteld, geen zienswijzen kenbaar gemaakt.

Overwegingen

Deze uitspraak bouwt voort op de beide tussenuitspraken. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen.
In het wijzigingsbesluit worden naar aanleiding van de tweede tussenuitspraak een drietal wijzigingen aangebracht in de voorschriften die in het herstelbesluit zijn gesteld met betrekking tot de activiteit milieu.
De beroepen van eisers hebben op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van rechtswege mede betrekking op bestreden besluit 2, nu partijen daarbij voldoende belang hebben.
In de tweede tussenuitspraak is een aangepaste bedrijfsvoering besproken, teneinde tot een acceptabele geluidsbelasting te komen in de incidentele bedrijfssituatie. Deze aangepaste bedrijfsvoering is voldoende vastgelegd in voorschrift 5.1.17. De aangepaste bedrijfsvoering had wel een overschrijding van de geluidsnorm bij een andere woning tot gevolg. In de tweede tussenuitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat op voorhand vast staat dat (in de aangepaste bedrijfsvoering tijdens de incidentele bedrijfssituatie) de inrichting niet aan voorschrift 5.3.1 kan voldoen. Voorschrift 5.3.1 is in het wijzigingsbesluit aangevuld met een norm in de nachtperiode voor [adres] van 36 dB(A). Hiermee kan in de aangepaste bedrijfsvoering in de incidentele bedrijfssituatie worden voldaan aan de geluidsvoorschriften en is het gebrek hersteld. De rechtbank maakt uit het wijzigingsbesluit op dat deze wijziging is besproken met de eigenaar van de betreffende woning en dat deze hiertegen geen bezwaar heeft.
In de tweede tussenuitspraak is verder geoordeeld dat verweerder de te ruime normstelling in de avondperiode op referentiepunt R02 onvoldoende heeft gemotiveerd. In het wijzigingsbesluit is een lagere norm opgenomen in de avondperiode op referentiepunt R02. Dit gebrek is hersteld.
Verweerder heeft tot slot voorschrift 8.1.1 aangevuld met de verplichting dat de vernevelingsinstallatie altijd moet aanstaan als de eindgevelventilatoren in werking zijn. Uit oogpunt van handhaving heeft dit de voorkeur. De rechtbank stelt vast dat eisers noch vergunninghouder hiertegen bezwaren hebben.
De rechtbank concludeert dat door het wijzigingsbesluit alle resterende gebreken in de tweede tussenuitspraak zijn hersteld.
Verweerder heeft in het herstelbesluit het bestreden besluit 1 ingetrokken. Eisers hebben niet gesteld schade te hebben geleden ten gevolge van het bestreden besluit 1. De rechtbank zal daarom de beroepen tegen het bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk verklaren wegens het ontbreken van procesbelang.
Uit de tweede tussenuitspraak volgt dat de beroepen tegen het herstelbesluit gegrond zijn. De rechtbank zal voorschriften 5.3.1, 5.1.4 en 8.1.1 van het herstelbesluit vernietigen. De beroepen tegen het wijzigingsbesluit zijn ongegrond. Uit de tweede tussenuitspraak volgt ook dat de beroepen tegen het bestreden besluit 2 ongegrond zijn.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht in de zaken SHE 15/2896 en SHE 15/2946 vergoedt.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser 1 gemaakte proceskosten in de zaak SHE 15/2896. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 2.227,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus, 1 punt voor het twee maal indienen van zienswijzen op een ingewonnen deskundigenbericht en 1 punt voor het verschijnen ter nadere zitting na de tussenuitspraak met een waarde per punt van € 495,00 en een wegingsfactor 1). Eiser 1 kan ook aanspraak maken op een vergoeding van deskundigenkosten. Deze stelt de rechtbank op basis van de ingediende specificatie (in totaal 4,5 uur à € 90,00 excl. BTW) vast op € 405,00. Eiser 1 heeft aanspraak gemaakt op een vergoeding van verletkosten maar deze niet gespecificeerd. De rechtbank stelt deze vergoeding, onder verwijzing naar vaste jurisprudentie van de Afdeling, bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2017:260, vast op € 21,00 per zitting. Eisers 1 en 2 krijgen ook een reiskostenvergoeding van € 10,40 (op basis van tarieven openbaar vervoer, tweede klasse) per zitting.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart de beroepen tegen het bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk;
 verklaart de beroepen tegen het bestreden besluit 2 ongegrond;
 verklaart de beroepen tegen het herstelbesluit gegrond;
 vernietigt voorschriften 5.3.1, 5.1.4 en 8.1.1 van het herstelbesluit;
 verklaart de beroepen tegen het wijzigingsbesluit ongegrond;
 draagt verweerder op de betaalde griffierechten van € 167,00 aan eisers afzonderlijk te vergoeden;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser 1 tot een bedrag van
€ 2.695,30;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser 2 tot een bedrag van € 20,80.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, voorzitter, mr. J.D. Streefkerk en mr. S. Ketelaars-Mast, leden, in aanwezigheid van mr. H.J. van der Meiden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraken kan binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State