ECLI:NL:RBOBR:2017:6761

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 december 2017
Publicatiedatum
28 december 2017
Zaaknummer
01/845133-17
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot afpersing met geweld in de nachtelijke uren te 's-Hertogenbosch

Op 29 december 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een mededader in de nacht van 8 maart 2017 een slachtoffer heeft gedwongen om geld te pinnen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn mededader het slachtoffer met geweld hebben bedreigd, waarbij het slachtoffer met een mes in zijn bovenbeen is gestoken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De medeverdachte kreeg een zwaardere straf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk. Beide verdachten kregen een behandelverplichting opgelegd als onderdeel van hun voorwaardelijke straf. De rechtbank achtte de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar, ondanks dat hij onder invloed van alcohol was tijdens het incident. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar oordeelde dat de poging tot afpersing wettig en overtuigend bewezen was. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van €1.909,72 aan het slachtoffer, bestaande uit immateriële en materiële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht tot het betalen van de kosten van de benadeelde partij.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845133-17
Datum uitspraak: 29 december 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1986] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 december 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 17 mei 2017.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 08 maart 2017, gedurende voor de nachtrust bestemde tijd, te 's-Hertogenbosch, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, voornoemde [slachtoffer] meermalen heeft geslagen en/of gestompt en/of met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft gestoken/gesneden en/of heeft gesommeerd geld af te staan en/of te pinnen en/of (daarbij/vervolgens) heeft gezegd: "geef mij je geld, pinnen of wij maken je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 08 maart 2017, gedurende voor de nachtrust bestemde tijd, te 's-Hertogenbosch, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, voornoemde [slachtoffer] meermalen heeft geslagen en/of gestompt en/of met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft gestoken/gesneden en/of heeft gesommeerd geld af te staan en/of te pinnen en/of (daarbij/vervolgens) heeft gezegd: "geef mij je geld, pinnen of wij maken je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Partiële vrijspraak ten aanzien van het onder de eerste alinea ten laste gelegde.
De rechtbank acht met de officier van justitie en de verdediging niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder de eerste alinea is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de aan verdachte ten laste gelegde poging tot afpersing.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is onder meer aangevoerd dat de verklaringen van aangever niet betrouwbaar zijn aangezien aangever zijn eerste verklaring onder invloed van alcohol heeft afgelegd en hij later, door dat overmatig gebruik van alcohol voorafgaand aan de tijdstippen die van belang zijn, niet goed meer wist wat er precies is voorgevallen. Voor het door verdachte uitvoeren van de ten laste gelegde geweldshandelingen is geen bewijs en evenmin is er bewijs voor een nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte] .
Het oordeel van de rechtbank.
Betrouwbaarheid verklaring aangever.
De rechtbank acht de verklaringen van aangever betrouwbaar en zal deze bezigen voor het bewijs. Dat aangever in de nacht van 8 maart 2017 ernstig onder invloed van alcohol verkeerde staat niet ter discussie. Desondanks heeft aangever die nacht ten overstaan van verbalisanten op verstaanbare wijze onmiddellijk een verklaring afgelegd en deze later die dag herhaald en aangevuld. In de kern bezien zijn de verklaringen van aangever consistent. Daar waar deze weinig gedetailleerd zijn of waar de volgorde van tijd mogelijk niet past, lijkt dit juist te kunnen worden verklaard door het verkeren onder invloed van alcohol. Dat aangever er tijdens een van de latere verhoren blijk van heeft gegeven dat hij bij het afleggen van zijn verklaringen de nodige behoedzaamheid in acht wil nemen, draagt bij aan de betrouwbaarheid van die verklaringen.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De verklaring van aangever komt er in de kern op neer dat hij door twee mannen gedwongen is geld te pinnen en dat de dwang bestond uit het steken met een scherp voorwerp in zijn bovenbeen, het slaan in het gezicht en het meermaals zeggen dat hij hen geld moest geven omdat ze hem anders kapot zouden maken. Aangever heeft de twee mannen aan de politie aangewezen, terwijl hij en deze twee mannen zich in de directe nabijheid van een pinautomaat bevonden. Verdachte is een van de aangewezen mannen.
De verklaring van aangever wordt ondersteund door 1) de bevindingen van politie-ambtenaren die ter hoogte van de pinautomaat drie personen zagen waarvan één, zijnde aangever, zich omdraaide en onmiddellijk riep “Help me, ik ben bedreigd en ze willen mijn geld” en 2) het bij aangever aangetroffen letsel, waaronder een steekwond in het linker bovenbeen en een wond aan de neus en 3) de uitkomsten van een vergelijkend DNA-onderzoek die de conclusie rechtvaardigen dat aan de handen van de medeverdachte bloed van aangever kleefde.
Dat het daadwerkelijk om een beroving ging wordt voorts ondersteund door de verklaring die verdachte direct na het ter plaatse komen van de politie tegenover deze politie-ambtenaren aflegde. Verdachte zei toen “dat de man geld moest pinnen voor de Somalische jongen”. Ook in zijn latere verhoren bij de politie en de rechter-commissaris verklaarde verdachte dat zijn medeverdachte geld eiste van aangever.
Verdachte heeft ter terechtzitting - anders dan ten overstaan van politie en rechter-commissaris – een verklaring afgelegd die erop neer komt dat hij niets heeft gehoord of gezien waaruit zou kunnen blijken dat zijn medeverdachte aangever geld afhandig wilde maken. De rechtbank acht deze laatste verklaring ongeloofwaardig. Deze is niet in overeenstemming met de overige inhoud van het dossier en verdachte heeft geen aannemelijke verklaring kunnen geven voor het in een eerder stadium meermalen andersluidend hierover verklaren.
De rechtbank zal derhalve de door verdachte ten overstaan van de politie afgelegde verklaringen voor het bewijs bezigen.
Over zijn eigen rol bij de afpersing houdt de verklaring van verdachte in dat hij weliswaar ter plaatse in de nabijheid van aangever was maar dat hij geen opzet op de afpersing had. Hij was aanwezig ter bescherming van aangever en om tegelijkertijd te proberen zijn medeverdachte af te houden van de afpersing, aldus verdachte.
Deze verklaring van verdachte is echter onverenigbaar met de verklaring van aangever die verdachte duidelijk als een van de twee belagers/afpersers aanwijst en is bovendien onverenigbaar met de camerabeelden waarop te zien is dat niet alleen de medeverdachte maar ook verdachte de aangever op dwingende wijze naar de pinautomaat geleidt en daarbij overduidelijk naar de pinautomaat wijst. Uit deze handelingen blijkt de nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte. Dat niet is komen vast te staan dat het verdachte is geweest die aangever in het been heeft gestoken of in het gezicht heeft geslagen, leidt niet tot een ander oordeel omtrent de bewezenverklaring.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de aangehechte bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling samenhang bezien, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
op 08 maart 2017, gedurende voor de nachtrust bestemde tijd, te 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer] , voornoemde [slachtoffer] heeft geslagen en met een scherp of puntig voorwerp heeft gestoken en heeft gesommeerd geld af te staan en te pinnen en daarbij heeft gezegd: "geef mij je geld, pinnen of wij maken je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met daarbij toezicht door de reclassering, een meldplicht en indien nodig een gedragsbehandeling.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, acht de verdediging, gelet op de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden, van belang dat kan worden volstaan met een taakstraf in plaats van een gevangenisstraf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte in de voor de nachtrust bestemde uren schuldig gemaakt aan afpersing. Zij hebben een door overmatig alcoholgebruik kwetsbaar geworden slachtoffer gedwongen om te pinnen en om geld aan hen af te staan. Die dwang bestond uit ernstig geweld, onder andere het steken in het bovenbeen. Uit de schriftelijke verklaring van het slachtoffer komt naar voren dat zijn vertrouwen in de medemens is afgenomen en dat hij ook nu nog angst en woede voelt. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij ter terechtzitting geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn daad heeft willen tonen. De ernst van het feit rechtvaardigt zonder meer de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De raadsman heeft verzocht aan verdachte een taakstraf op te leggen. De rechtbank is echter van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf.
Voor een afpersing zoals onderhavige, in vereniging gepleegd en gepaard gaand met ernstig geweld, waaronder het steken in het been met een scherp voorwerp, zijn de LOVS-oriëntatiepunten ter zake van straatroof, waarbij een gevangenisstraf van 6 maanden het uitgangspunt is, niet passend. De rechtbank zal dan ook, mede gezien het toegepaste geweld, aansluiting zoeken bij de eis van de officier van justitie. Omdat niet is komen vaststaan dat het verdachte is geweest die het fysieke geweld heeft toegepast, zal de rechtbank een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf.
De reclassering adviseert de verdachte een gedeeltelijke voorwaardelijke gevangenisstaf op te leggen met als bijzondere voorwaarden dat verdachte zich meldt bij Reclassering en dat verdachte zal meewerken aan een gedragsonderzoek.
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de reclassering, begeleiding en behandeling noodzakelijk en zal ook om die reden een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met voorwaarden die hierna worden genoemd. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Het standpunt van de verdediging.
Voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij met betrekking tot de immateriële schade verzoekt de raadsman deze te matigen, voor wat betreft het materieel gedeelte refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.Ter zake van de gevorderde materiële schade acht de rechtbank de posten broek, polo en eigen risico geheel toewijsbaar. Voor zover de vordering betrekking heeft op herstel van het horloge acht de rechtbank deze toewijsbaar met uitzondering van een bedrag van ad EUR 12,95 omdat dit niet als rechtstreekse schade kan worden aangemerkt. De reparatiekosten ad EUR 85,00 zullen derhalve worden toegewezen en het restant van € 12,95 zal worden afgewezen. De rechtbank kan gelet op de vordering van de benadeelde partij niet anders concluderen dan dat tijdens het gebruikte geweld aangevers horloge kapot is gegaan. De rechtbank gaat voorbij aan de mogelijkheid dat het horloge al kapot was ten tijde van het incident. De rechtbank is van oordeel dat ten gevolge een kennelijke schrijffout in de aangifte op bladzijde 14 tussen de woorden ‘incident’ en ‘kapot’ op de vierde regel van onder een komma is weggevallen.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank naar billijkheid en gelet op schadevergoedingen die soortgelijke zaken worden toegekend, een bedrag van EUR 1.500,00 toewijzen.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van het overige gevorderde.
De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 45,
317.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor denachtrust bestemde tijd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen

verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

legt op de volgende straf en maatregel.
BESLISSING:
Gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen gegeven door de reclassering;
- dat veroordeelde zich zo spoedig mogelijk doch uiterlijk op de vijfde dag na de dag van vrijlating daartoe telefonisch zal melden bij de reclassering, Eekbrouwersweg 6 te 's-Hertogenbosch (telefoonnummer 088 8041504) en zich daarna gedurende een door die reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden zo lang en zo frequent de reclassering dit noodzakelijk acht;
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd of zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zich zal laten behandelen door de Reinier van Arkelgroep of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, waarbij veroordeelde zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling (het innemen van medicijnen kan een onderdeel van de behandeling zijn);
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd of zolang de reclassering dit noodzakelijk acht medewerking blijft verlenen aan de begeleiding van Linc naar Zorg of een soortgelijke instelling.
Waarbij de Reclassering Nederland, Regio Zuid, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden zolang als de reclassering noodzakelijk acht.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 1909,72 subsidiair 29 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van EUR 1.909,72 (zegge: duizendnegenhonderdnegen euro en tweeënzeventig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 29 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van door de rechtbank op EUR 1.500,00 gewaardeerde immateriële schade en EUR 409,72 aan materiële schade (alle opgegeven schade minus de opgevoerde EUR 12,95 die geen betrekking heeft op onderhavige zaak en derhalve niet gezien kan worden als rechtstreekste schade).
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van EUR 1.909,72 (zegge: duizendnegenhonderdnegen euro en tweeënzeventig cent), te weten de door de rechtbank op EUR 1.500,00 immateriële schade en EUR 409,72 aan materiële schade (alle opgegeven schade minus de opgevoerde EUR 12,95 die geen betrekking heeft op onderhavige zaak en derhalve niet gezien kan worden als rechtstreekste schade).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Wijst de vordering voor wat betreft de opgevoerde EUR 12,95 aan materiële kosten af.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.C.P.M. Valckx, voorzitter,
mr. T. Dompeling en mr. C.P.C. Kuijs, leden,
in tegenwoordigheid van N.J.M. van Rooij, griffier,
en is uitgesproken op 29 december 2017.
mr. T. Dompeling is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.