ECLI:NL:RBOBR:2017:6511

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 december 2017
Publicatiedatum
14 december 2017
Zaaknummer
17_3206
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de voorzieningenrechter in bestuursrechtelijke voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 14 december 2017 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door verzoekster, vertegenwoordigd door mr. F.K. van den Akker, tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Reusel-De Mierden, dat werd bijgestaan door mr. P.M.H.M. Bakermans en A.H.A. Kluijtmans. De zaak betreft een omgevingsvergunning die eerder was verleend aan vergunninghouder voor de bouw van een eetcafé met een bedrijfswoning. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, wat leidde tot een procedure bij de rechtbank. De voorzieningenrechter oordeelde dat hij onbevoegd was om het verzoek om voorlopige voorziening te behandelen, omdat er inmiddels hoger beroep was ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De voorzieningenrechter heeft het verzoekschrift op grond van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) doorgezonden naar de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak. De uitspraak benadrukt het belang van de bevoegdheid van de juiste bestuursrechter in dergelijke procedures en de noodzaak om verzoeken tijdig door te sturen naar de bevoegde instantie. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 17/3206
uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 december 2017 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster], verzoekster,

(gemachtigde: mr. F.K. van den Akker),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Reusel-De Mierden, verweerder,
(gemachtigden: mr. P.M.H.M. Bakermans en A.H.A Kluijtmans).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[vergunninghouder], te Reusel (vergunninghouder),
(gemachtigde: mr. J. van Groningen).

Procesverloop

Bij besluit van 25 september 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit "bouwen" en "afwijken van het bestemmingsplan", ten behoeve van het oprichten van een eetcafé aan [adres], met een bedrijfswoning aan [adres 1].
Bij besluit van 19 april 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster tegen het primaire besluit ongegrond verklaard en dat besluit aangevuld met een nadere motivering.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (SHE 16/1671).
Bij tussenuitspraak van 19 april 2017 heeft de rechtbank geoordeeld dat het bestreden besluit gebreken bevat. Verweerder is in de gelegenheid gesteld om de gebreken te herstellen. Verweerder heeft op 1 juni 2017 een herstelbesluit genomen.
Op 10 november 2017 heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Bij uitspraak van 15 november 2017 (SHE 17/3080) heeft de voorzieningenrechter het bestreden besluit, het herstelbesluit en het primaire besluit geschorst.
Bij uitspraak van 20 november 2017 (SHE 16/1671E) heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en de besluiten van 19 april 2016 en 1 juni 2017 vernietigd.
Op 22 november 2017 heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om het primaire besluit te schorsen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 december 2017. Verzoekster en haar gemachtigde zijn verschenen. De gemachtigden van verweerder zijn verschenen. Vergunninghouder en zijn gemachtigde zijn verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Ter zitting heeft de gemachtigde van vergunninghouder laten weten op 11 december 2017 in de middag hoger beroep te hebben ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 20 november 2017. Hoewel de voorzieningenrechter niet beschikt over een afschrift van dit hoger beroep, noch over een bevestiging van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van het instellen van hoger beroep tegen de uitspraak van
20 november 2017, gaat de voorzieningenrechter bij de beoordeling van de bevoegdheid kennis te nemen van het verzoek om een voorlopige voorziening uit van de juistheid van de mededeling van de gemachtigde van vergunninghouder. Hieruit volgt dat de Afdeling bevoegd is in de hoofdzaak. Gelet op het bepaalde in artikel 8:81, eerste lid van de Awb, is de voorzitter van de Afdeling dan ook bevoegd om het onderhavige verzoek in behandeling te nemen. De voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant moet zich, gegeven de bevoegdheid van de voorzitter van de Afdeling, daarom onbevoegd verklaren.
3. Hoewel het verzoek om een voorlopige voorziening op 22 november 2017 bij de juiste bestuursrechter - want op dat moment bevoegd - is ingediend, zal de voorzieningenrechter het verzoekschrift op de voet van artikel 6:15 van de Awb zo spoedig mogelijk doorzenden naar de voorzitter van de Afdeling.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter
-verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het verzoek om een voorlopige voorziening.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.D. Streefkerk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.J. van der Meiden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
14 december 2017.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.