ECLI:NL:RBOBR:2017:56

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 januari 2017
Publicatiedatum
4 januari 2017
Zaaknummer
16_3089
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake verkeersbesluit tot intrekking van afsluiting Soeterbeek voor motorvoertuigen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 5 januari 2017 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekers, die bezwaar hebben gemaakt tegen een verkeersbesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nuenen. Dit verkeersbesluit, genomen op 15 maart 2016, houdt in dat het eerdere besluit van 6 juni 2012, waarbij de Soeterbeek werd afgesloten voor motorvoertuigen, wordt ingetrokken. Verzoekers, die in de nabijheid van de Soeterbeek wonen, hebben verzocht om schorsing van het bestreden besluit totdat er een beslissing op hun bezwaar is genomen.

Tijdens de zitting op 22 december 2016 hebben verzoekers aangevoerd dat het college zich niet aan bestuurlijke afspraken houdt en dat de kans op afsluiting van de Soeterbeek steeds kleiner wordt naarmate de tijd verstrijkt. Verweerder heeft echter betoogd dat het openhouden van de Soeterbeek geen onomkeerbare situatie creëert en dat het niet mogelijk is om vooruit te lopen op de resultaten van het nog uit te voeren verkeersonderzoek.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de belangen van verzoekers niet zodanig zwaarwegend zijn dat het verzoek om voorlopige voorziening moet worden toegewezen. De rechter heeft geconcludeerd dat de motivering van het bestreden besluit kan worden hersteld en dat de belangen van de weggebruikers ook meegewogen moeten worden. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 16/3089
uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 januari 2017 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

1. [verzoeker] en

2. [verzoeker],beide te Eindhoven,
hierna tezamen te noemen: verzoekers
(gemachtigde: mr. drs. A.A.P.M. Theunen),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nuenen, verweerder

(gemachtigden: C.M.G. Schoof en A.J.C. van Dijk)

Procesverloop

Bij besluit van 15 maart 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder een verkeersbesluit genomen dat strekt tot het intrekken van het verkeersbesluit van 6 juni 2012, waardoor de Soeterbeek opengesteld wordt voor motorvoertuigen.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Ook hebben verzoekers de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat het bestreden besluit wordt geschorst totdat een beslissing op het bezwaar is genomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 december 2016. Verzoeker sub 1 is verschenen in persoon, bijgestaan door de gemachtigde van verzoekers. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
Verzoekers wonen aan de [adres], in de nabijheid van de kruising met de Soeterbeek.
Op 6 juni 2012 neemt verweerder een verkeersbesluit dat – voor zover van belang – inhoudt dat de Soeterbeek wordt afgesloten voor gemotoriseerd verkeer.
In oktober 2013 stelt verweerder de Soeterbeek weer open voor gemotoriseerd verkeer, met als doel het uitvoeren van een verkeersonderzoek. Alvorens (definitief) te besluiten over het wel of niet afsluiten van de Soeterbeek voor gemotoriseerd verkeer, worden de resultaten van dit verkeersonderzoek afgewacht.
Verzoekers zijn het niet eens met de wederopenstelling van de Soeterbeek en starten een civielrechtelijk kort geding. Bij vonnis van 20 januari 2014 (ECLI:NL:RBOBR:2014:342) heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van verzoekers afgewezen.
Op 8 april 2014 neemt verweerder het ontwerp-verkeersbesluit, waarbij het verkeersbesluit van 6 juni 2012 is ingetrokken. Aan dit ontwerpbesluit ligt ten grondslag het verkeersonderzoek met de verkeerstellingen in september 2013 en november 2013. Hierop geven verzoekers hun zienswijze.
Op 15 maart 2016 neemt verweerder het bestreden besluit, waartegen verzoekers bezwaar maken.
Op 18 juli 2016 adviseert de commissie voor de bezwaarschiften (hierna: de commissie) het bezwaar gegrond te verklaren, omdat het bestreden besluit is gebaseerd op onderzoeksgegevens die gedateerd zijn, nu dit besluit is genomen op 15 maart 2016, terwijl de onderzoeksgegevens waarop dit besluit is gebaseerd, uit 2013 zijn. Daarbij acht de commissie van belang dat de verkeerssituatie op de Sterrenlaan en de Europalaan inmiddels is gewijzigd en nog zal wijzigen.
Verweerder ziet in voormeld advies aanleiding om een nieuw verkeersonderzoek te laten verrichten. Het verkeersonderzoek zal naar verwachting medio februari 2017 van start gaan. Tot die tijd heeft verweerder het nemen van een besluit op het bezwaar uitgesteld.
Op 7 oktober 2016 dienen verzoekers het onderhavige verzoek in.
2. Verzoekers voeren – kort gezegd – aan dat verweerder het besluit van 6 juni 2012 zo spoedig mogelijk moet uitvoeren, wat betekent dat verweerder de Soeterbeek weer moet afsluiten voor gemotoriseerd verkeer. Verzoekers achten de kans dat de Soeterbeek ooit nog wordt afgesloten met de dag onwaarschijnlijker, naarmate de tijd verstrijkt waarin het besluit van 6 juni 2012 niet wordt uitgevoerd. Volgens verzoekers stelt verweerder zich weigerachtig op, houdt hij zich niet aan de bestuurlijke afspraken met de gemeente Eindhoven, overschrijdt hij beslistermijnen ruimschoots en legt hij ingebrekestellingen wegens te late (of geen) besluitvorming en het vonnis van de voorzieningenrechter van 20 januari 2014, waaruit blijkt dat snelle besluitvorming noodzakelijk is, naast zich neer. Volgens verzoekers noopt het advies van de commissie tot het afsluiten van de Soeterbeek en is dit bovendien nodig voor een representatief onderzoek omdat met de afsluiting een zogenaamde “steady state” wordt gecreëerd. Pas daarna kan een goede nulmeting worden verricht. Volgens verzoekers dient hun belang bij afsluiting van de Soeterbeek zwaarder te wegen dan het belang dat verweerder heeft bij het openhouden van de Soeterbeek.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen omdat het opengesteld blijven van de Soeterbeek tijdens de bezwaarprocedure volgens hem geen onomkeerbare situatie voor verzoekers met zich brengt. Volgens verweerder kan niet vooruit worden gelopen op de resultaten van het nog uit te voeren verkeersonderzoek. Het zal er volgens verweerder bovendien voor de weggebruiker niet duidelijker op worden als de verkeerssituatie op de Soeterbeek nu wordt gewijzigd.
4. De voorzieningenrechter beoordeelt of het bestreden besluit naar voorlopig oordeel rechtmatig is en maakt aan de hand daarvan zo nodig een belangenafweging maken, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoekers een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang. Deze beoordeling is voorlopig van aard, en de rechtbank die in een later stadium in een eventuele bodemprocedure over de zaak beslist, wordt door dat voorlopige oordeel niet gebonden.
5. De voorzieningenrechter stelt voorop dat verweerder gebreken in de motivering van het bestreden besluit in de bezwaarfase, waarin hij dit besluit heroverweegt, kan herstellen. Dit betekent dat verweerder met een verbeterde motivering zijn standpunt kan handhaven dat de Soeterbeek opengesteld moet worden voor motorvoertuigen. De commissie heeft weliswaar geconcludeerd dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd omdat daaraan een gedateerd verkeersonderzoek ten grondslag ligt, maar daar staat tegenover dat verweerder een nieuw verkeersonderzoek laat uitvoeren en de resultaten daarvan in zijn heroverweging zal betrekken. De voorzieningenrechter kan niet vooruitlopen op de resultaten van dit onderzoek. Evenmin kan de voorzieningenrechter beoordelen of, zoals verzoekers stellen, afsluiting van de Soeterdijk nodig is voor het goed uitvoeren van het onderzoek, welke noodzaak verweerder tijdens de zitting gemotiveerd heeft betwist. Voor zover het al zo zou zijn dat de Soeterbeek moet worden afgesloten voor het bereiken van een “steady state” in het kader van het verkeersonderzoek, rechtvaardigt die omstandigheid niet zonder meer dat de Soeterbeek wordt afgesloten voor de duur van de gehele bezwaarprocedure. Het belang dat verzoekers hebben gesteld bij toewijzing van het verzoek – namelijk de beperking van verkeershinder en de negatieve gevolgen daarvan op hun leefomgeving – is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet een zodanig spoedeisend en zwaarwegend belang dat het ertoe noopt dat, vooruitlopend op de beslissing op bezwaar, de Soeterbeek wordt afgesloten, waarbij de kans bestaat dat de Soeterbeek naar aanleiding van de resultaten van het verkeersonderzoek weer wordt opengesteld. Wat betreft de vrees van verzoekers, dat, hoe langer de Soeterbeek open blijft, hoe minder kans er is op afsluiting – wat daar ook van zij –geldt dat de onderhavige procedure niet de aangewezen weg is voor het bespoedigen van de besluitvorming door verweerder. Tegenover de belangen van verzoekers staat een algemeen belang. De weggebruikers die gebruik willen maken van de verbindingswegen waartoe de Soeterbeek op dit moment behoort, zullen door een telkens veranderende verkeerssituatie worden geschaad en in verwarring gebracht. De Soeterbeek is al ruim drie jaar open voor gemotoriseerd verkeer, waarmee toewijzing van het verzoek een wijziging van een reeds lang bestaande toestand zou betekenen, waaraan overigens niet afdoet dat dat buiten de invloedssfeer van verzoekers heeft gelegen. In aanmerking genomen dat op basis van de nu beschikbare informatie niet kan worden beoordeeld of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft en in aanmerking genomen de betrokken belangen als hiervoor vermeld, dient het verzoek om een voorlopige voorziening te worden afgewezen.
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van den Brink, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.C.J. Kohl, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
5 januari 2017.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.