ECLI:NL:RBOBR:2017:5389

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 oktober 2017
Publicatiedatum
12 oktober 2017
Zaaknummer
01/133380-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling, laster en belediging van politiefunctionaris met diverse ter zitting gevoegde dagvaardingen

In deze zaak staat de verdachte terecht voor meerdere ter zitting gevoegde dagvaardingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie in één van de zaken niet ontvankelijk is verklaard, omdat het slachtoffer niet zelf aangifte heeft gedaan van de klachtdelicten smaad en smaadschrift. De rechtbank heeft echter bewezen geacht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling, laster en belediging van een politiefunctionaris. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van drie jaar. De uitspraak is gedaan door de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, op 13 oktober 2017. De rechtbank heeft de zaken met de parketnummers 01/133380-14, 01/196622-15, 01/042721-14, 01/880336-16 en 01/820093-17 ter terechtzitting gevoegd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de argumenten van de verdediging in overweging genomen. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding en de bevoegdheid van de rechtbank bevestigd. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld en de verdachte uiteindelijk veroordeeld voor de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch,
Team strafrecht
Parketnummers: 01/133380-14, 01/196622-15, 01/042721-14, 01/880336-16, 01/820093-17 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 13 oktober 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1963] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van de politierechter van 24 december 2015 en van de meervoudige strafkamer van
29 september 2017.
Op de zitting van 24 december 2015 heeft de politierechter de zaken met parketnummers 01/133380-14, 01/196622-15 en 01/042721-14 gevoegd en verwezen naar de meervoudige strafkamer van deze rechtbank. Nadien heeft de officier van justitie ook de zaken met parketnummers 01/880336-16 en 01/820093-17 aanhangig gemaakt. Op de zitting van 29 september 2017 heeft de meervoudige strafkamer van de rechtbank alle tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01/133380-14:
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 2 oktober 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 oktober 2013 te 's-Hertogenbosch opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer 1] , een of meermalen in het gezicht heeft gestompt/geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01/196622-15:
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 30 september 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 oktober 2011 tot en met 24 september 2015 te 's-Hertogenbosch (telkens) opzettelijk, de eer en/of de goede naam van [slachtoffer 2] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften of afbeeldingen
verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht,
- door in de voornoemde periode één of meer flyers, waarop voornoemde [slachtoffer 2] aangeduid wordt als psychopaat, stalker, satanist en pedofiel, te verspreiden,
- door in of omstreeks de periodes van 25 januari 2015 tot en met 30 april 2015 en van 30 augustus 2015 tot en met 24 september 2015 één of meer posters, waarop voornoemde [slachtoffer 2] (met foto en adres) aangeduid wordt als psychopaat, stalker, satanist en pedofiel, op diverse plekken in 's-Hertogenbosch op te hangen en/of aan te plakken en/of
- door in of omstreeks de periode van 21 oktober 2011 tot en met 24 september 2015 op Youtube één of meer filmpjes en/of teksten, waarin die [slachtoffer 2] (met naam en adres) wordt aangeduid als psychopaat, stalker, satanist en pedofiel, te plaatsen.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01/042721-14:
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 30 september 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 oktober 2013 te Schijndel opzettelijk de eer en/of de goede naam van [slachtoffer 3] heeft aangerand door telastlegging van een of meer bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft hij met voormeld doel aan de werkgever van [slachtoffer 3] - zakelijk weergegeven - medegedeeld
- dat [slachtoffer 3] een psychopaat is en/of
- dat [slachtoffer 3] een groepstalker is;

terwijl verdachte wist dat dit telastgelegde feit in strijd met de waarheid was.

Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01/880336-16:
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 24 augustus 2017.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 oktober 2011 tot en met 14 september 2016 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk, de eer en/of de goede naam van [slachtoffer 4] , brigadier van politie Eenheid Oost-Brabant, heeft aangerand, door telastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften of afbeeldingen, verspreid, openlijk,
tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht,
- door in of omstreeks de periode van 21 oktober 2011 tot en met 14 september 2016 op Youtube één of meer filmpjes en/of teksten, waarin die [slachtoffer 4] wordt aangeduid als 'leugenaar' en/of 'corrupt' en/of 'groepstalker' en/of 'psychopaat' en/of 'de liegende wijkagent' en/of 'de corrupte wijkagent', te plaatsen

en/of

- door in of omstreeks de periode van 10 augustus 2016 tot en met 16 augustus 2016 één of meer posters met de tekst 'EEN CORRUPTE WIJKAGENT DIE AAN GROEPSTALKING DOET; DAT KAN IN DEN BOSCH! YouTube: Groepstalking in Nederland' op een pilaar bij de Arena te 's-Hertogenbosch op te hangen en/of aan te plakken;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 oktober 2016 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk [slachtoffer 4] , brigadier van politie Eenheid Oost-Brabant, gedurende en of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in het openbaar mondeling of bij geschrift of afbeelding heeft beledigd door
- tegen een of meer politie-ambtenaren -en daarbij sprekende over die [slachtoffer 4] ,- de woorden toe te voegen: ' [slachtoffer 4] is corrupt' en/of ' [slachtoffer 4] is een corrupte wijkagent', althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking, van welke woorden voornoemde [slachtoffer 4] in voornoemde periode te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, (telkens) in kennis werd gesteld

en/of

- tegen een of meer buurtbewoners van hem, verdachte, -en daarbij sprekende over die [slachtoffer 4] - de woorden toe te voegen: ' [slachtoffer 4] is corrupt' en/of ' [slachtoffer 4] is een corrupte wijkagent', althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking, van welke woorden voornoemde [slachtoffer 4] in voornoemde periode te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, (telkens) in kennis werd gesteld

en/of

- op of omstreeks 14 september 2016 een e-mail (met een drietal bijlagen) te verzenden aan een of meer leden van het wijkteam [naam 1] -en daarbij sprekende over die [slachtoffer 4] - met daarin (onder andere vermeld) de navolgende tekst: 'Ik ben er nu van overtuigd dat er een netwerk bestaat in 's-Hertogenbosch bestaande uit gewetenloze mensen met een dubbele agenda waartoe ik o.a. [slachtoffer 4] reken' en/of daarin (vervolgens) te verwijzen naar zijn, verdachte's, YouTube site en/of daarbij expliciet te vragen om de tekst

bij het filmpje te lezen waarin hij, verdachte, die [slachtoffer 4] , met naam en toenaam noemt en hem, [slachtoffer 4] , psychopaat en corrupt noemt, van welke inhoud/woorden voornoemde [slachtoffer 4] op of omstreeks 14 september 2016 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, in kennis werd gesteld.

Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01/820093-17:
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 24 augustus 2017.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 december 2016 te 's-Hertogenbosch [slachtoffer 5] heeft mishandeld door die [slachtoffer 5] (met kracht en/of gebalde vuist) in/tegen haar gezicht/hoofd te slaan/stompen, althans (met kracht) in/tegen haar gezicht te duwen met zijn, verdachtes, hand;
Voor zover in voornoemde tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

De geldigheid van de dagvaarding

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn.

De bevoegdheid van de rechtbank

De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.

De ontvankelijkheid van de Openbaar Ministerie

Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie wordt het volgende overwogen.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01/196622-15
De raadsvrouwe heeft bepleit dat het Openbaar Ministerie in deze zaak niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Hiertoe heeft de raadsvrouwe - kort samengevat - aangevoerd dat niet is voldaan aan de vereisten voor het indienen van een klacht. De klacht is niet ingediend door de klachtgerechtigde zelf, maar door zijn moeder. Hoewel de moeder namens het slachtoffer schriftelijk gevolmachtigd had kunnen worden tot het doen van de klacht namens haar zoon, geeft het dossier geen blijk van een schriftelijke volmacht. Gelet op het voorgaande was de moeder van het slachtoffer niet bevoegd tot het doen van de klacht. Wegens het ontbreken van een uitdrukkelijk verzoek van de klachtgerechtigde zelf om over te gaan tot de vervolging van verdachte, dient het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op 16 maart 2015 en op 25 september 2015 heeft de moeder van het slachtoffer aangifte gedaan jegens verdachte met het uitdrukkelijke verzoek over te gaan tot vervolging. In de aangifte is telkens vermeld dat de moeder aangifte/klacht deed (mede) namens haar zoon, zijnde het slachtoffer in deze zaak. De rechtbank stelt vast dat geen aangifte dan wel klacht is gedaan door het slachtoffer zelf.
De ten laste gelegde gedragingen, smaad en smaadschrift, zijn - op grond van artikel 269 jo. 261 en 262 van het Wetboek van Strafrecht - aan te merken als klachtdelicten. Deze delicten worden niet vervolgd dan op klacht van degene tegen wie het misdrijf is gepleegd. Dit klachtvereiste sterkt ertoe dat het persoonlijk belang van het slachtoffer niet te worden geconfronteerd met eventuele negatieve gevolgen van een strafvervolging, de voorrang heeft boven het algemeen belang van strafvervolging. Met die gedachte strookt ook dat artikel 164 van het Wetboek van Strafvordering ertoe strekt te doen vaststaan dat de tot klacht gerechtigde persoon uitdrukkelijk heeft verzocht een strafvervolging in te stellen.
Ingevolge artikel 64 van het Wetboek van Strafrecht is degene tegen wie het delict is begaan gerechtigd tot de klacht. Van één van de in artikel 65 van het Wetboek van Strafrecht genoemde uitzonderingen op deze regel, waarbij een ander dan het slachtoffer klachtgerechtigd is, is geen sprake. Evenmin is gebleken van een schriftelijke, aan de akte gehecht volmacht, waaruit volgt dat de moeder namens het slachtoffer gerechtigd was tot het doen van klacht.
Nu het slachtoffer zelf geen aangifte en klacht heeft gedaan en niet is gebleken van bedoelde volmacht, kan niet worden vastgesteld dat het slachtoffer uitdrukkelijk heeft verzocht om strafvervolging, zodat niet aan het klachtvereiste is voldaan. Dat brengt met zich dat de
officier van justitie in de zaak met parketnummer 01/196622-15 niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01/880336-16, feit 1, 1e gedachtespreepje:
De raadsvrouwe heeft bepleit dat het Openbaar Ministerie ook in deze zaak, voor zover het betreft het onder het eerste gedachtenstreepje van feit 1 ten laste gelegde, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Hiertoe heeft de verdediging aangevoerd dat de klacht van aangever [slachtoffer 4] niet tijdig is ingediend. [slachtoffer 4] heeft op 8 september 2016 aangifte gedaan jegens verdachte wegens smaad [en belediging]. Smaad en smaadschrift zijn aan te merken als klachtdelicten en artikel 66 van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat de klacht ingediend moet worden binnen drie maanden na de dag waarop de klachtgerechtigde kennis heeft genomen van het gepleegde feit. [slachtoffer 4] heeft de klacht op 27 oktober 2016 ingediend, terwijl hij al in 2015 kennis heeft genomen van de filmpjes en teksten die sinds 21 oktober 2011 op YouTube stonden. Uit de aangifte van 8 september 2016 blijkt immers dat aangever verdachte anderhalf jaar eerder al heeft aangesproken op zijn gedrag. Hij heeft verdachte toen uitdrukkelijk verzocht hiermee te stoppen en hij heeft verdachte gewaarschuwd dat hij aangifte tegen hem zou doen als verdachte er desondanks mee zou doorgaan. Nu de klacht niet tijdig is ingediend, dient het Openbaar Ministerie ten aanzien van dit onderdeel van de tenlastelegging niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging.
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
Smaad en smaadschrift, zoals strafbaar gesteld in artikel 261 en 262 van het Wetboek van Strafrecht, zijn - op grond van artikel 269 van het Wetboek van Strafrecht - aan te merken als klachtdelicten. Ingevolge artikel 66 van het Wetboek van Strafrecht dient de klacht binnen drie maanden te worden ingediend na de dag waarop de klachtgerechtigde kennis heeft genomen van het gepleegde feit. De rechtbank stelt vast dat aangever [slachtoffer 4] op 8 september 2016 aangifte heeft gedaan jegens verdachte wegens smaad [en belediging] en dat hij op 27 oktober 2016 middels een klacht uitdrukkelijk heeft verzocht over te gaan tot de vervolging van verdachte.
In casu is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een voortdurend delict: verdachte heeft zich door het op You Tube plaatsen (en laten staan) van filmpjes en teksten niet eenmalig negatief uitgelaten over aangever, maar telkens weer, gedurende een lange periode. Aangever heeft verdachte op zijn gedrag aangesproken en gewaarschuwd aangifte te zullen doen indien verdachte niet zou stoppen met het doen van bedoelde uitlatingen. Nu verdachte aan dit verzoek geen gehoor heeft gegeven en zijn gedrag heeft voorgezet, heeft aangever uiteindelijk aangifte gedaan. Ten tijde van het doen van deze aangifte waren bedoelde filmpjes en teksten blijkens de aangifte van [slachtoffer 4] nog zichtbaar. Dit brengt met zich dat niet het moment van eerste kennisname van de filmpjes, maar het moment van aangifte (8 september 2016) als aanvangstijdtip van de klachttermijn van 3 maanden heeft te gelden. De klacht (op 27 oktober 2016) is mitsdien tijdig ingediend. De officier is derhalve ontvankelijk in de vervolging.
Ten aanzien van de overige (onderdelen van de) zaken met parketnummers 01/133380-14, 01/042721-14, 01/880336-16 feit 1, 2e gedachtestreepje en feit 2, 01/820093-17
De officier kan worden ontvangen in de vervolging.

Schorsing van de vervolging

Voorts is niet gebleken van gronden voor schorsing van de vervolging.

De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01/880336-16 heeft de officier van justitie opgemerkt dat onder feit 1 tenlaste is gelegd dat het feit is gepleegd in de periode van 21 oktober 2011 tot en met 14 september 2016. Aangezien het slachtoffer, wijkagent [slachtoffer 4] , heeft verklaard dat het ergens in 2012 is begonnen, dient de rechtbank bij de bewezenverklaring uit te gaan van een periode vanaf 1 januari 2013.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich in de zaken met parketnummers 01/042721-14 en 01/880336-16, feit 2, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
In de zaken met parketnummers 01/133380-14, 01/820093-17 en 01/880336-16, feit 1, 2e gedachtestreepje is vrijspraak bepleit. Daartoe heeft de verdediging - kort samengevat - het volgende aangevoerd.
Wat betreft de zaak met parketnummer 01/133380-14 stelt de raadsvrouwe zich op het standpunt dat wel sprake is van wettig, maar niet van overtuigend bewijs. Het is het woord van aangever tegenover verdachte, terwijl is nagelaten de camerabeelden op te vragen en medewerkers van Gamma te horen.
Wat betreft de zaak met parketnummer 01/820093-17 is de raadsvrouwe van mening dat de verklaring van aangeefster niet wordt ondersteund door de verklaringen van getuigen, noch door het op de foto’s waarneembare letsel, waarbij geldt dat onduidelijk is wanneer deze foto’s zijn gemaakt.
In de zaak met parketnummer 01/880336-16, feit 1, 2e gedachtestreepje dient ten slotte vrijspraak te volgen omdat de naam van aangever niet op de posters wordt genoemd.
Het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01/820093-17 (Vrijspraak)
De rechtbank acht evenals de raadsvrouwe niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het feit zoals ten laste gelegd onder de zaak met parketnummer 01/820093-17. De rechtbank overweegt hiertoe dat de aangifte en de verklaringen van getuigen niet met elkaar overeenkomen, terwijl ook in de bij de aangifte gevoegde foto’s onvoldoende steunbewijs kan worden gevonden, nu de aangifte een week na het voorval is opgenomen en uit het dossier niet blijkt wanneer de foto’s zijn gemaakt. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte van dit feit vrijspreken.
Ten aanzien van de zaken met parketnummers 01/133380-14, 01/042721-14 en
01/880336-16:
Gelet op de inhoud van na te noemen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de feiten zoals ten laste gelegd onder de parketnummers 01/133380-14, 01/042721-14 en 01/880336-16.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouwe ten aanzien van de zaak met parketnummer 01/133380-14. De rechtbank overweegt dat de aangifte van [slachtoffer 1] wordt ondersteund door de opmerking van de verbalisant, inhoudende dat hij tijdens het opnemen van de aangifte een gezwollen wang heeft waargenomen bij aangever. Ook heeft de verbalisant waargenomen dat aangever bloed aan zijn handen had tijdens het verhoor. Daarnaast vindt de verklaring van [slachtoffer 1] steun in de verklaring van [getuige] , nu [getuige] heeft waargenomen dat [slachtoffer 1] een bloedlip had toen hij de Gamma uitgelopen kwam.
De rechtbank verwerpt eveneens het verweer van de raadsvrouwe met betrekking tot het tweede gedachtenstreepje van feit 1, zoals ten laste gelegd onder parketnummer 01/880336-16. Hiertoe overweegt de rechtbank dat door verdachte op de posters is verwezen naar zijn eigen YouTube kanaal, alwaar wijkagent [slachtoffer 4] met naam en toenaam in filmpjes en teksten wordt genoemd. Gelet op het voorgaande overweegt de rechtbank dat het voor een ieder volkomen duidelijk was dat met de aanduiding ‘wijkagent’ op de posters wijkagent [slachtoffer 4] werd bedoeld.
De bewijsmiddelen.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is als bijlage bij dit vonnis gevoegd en de inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
Ten aanzien van de zaak met parketnummer: 01/133380-14:
op 21 oktober 2013 te 's-Hertogenbosch opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer 1] , meermalen in het gezicht heeft gestompt/geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Ten aanzien van de zaak met parketnummer: 01/042721-14:
op 13 oktober 2013 te Schijndel opzettelijk de eer en de goede naam van [slachtoffer 3] heeft aangerand door telastlegging van bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft hij met voormeld doel aan de werkgever van [slachtoffer 3] - zakelijk weergegeven - medegedeeld:
- dat [slachtoffer 3] een psychopaat is en
- dat [slachtoffer 3] een groepstalker is;

terwijl verdachte wist dat dit ten last gelegde feit in strijd met de waarheid was.

Ten aanzien van de zaak met parketnummer: 01/880336-16:
1.

op tijdstippen in de periode van 1 januari 2013 tot en met 14 september 2016 te 's-Hertogenbosch telkens opzettelijk de eer en de goede naam van [slachtoffer 4] , brigadier van politie Eenheid Oost-Brabant, heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften of afbeeldingen, verspreid, openlijk, tentoongesteld of aangeslagen en door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht,

- door in de periode van 1 januari 2013 tot en met 14 september 2016 op Youtube filmpjes en teksten, waarin die [slachtoffer 4] wordt aangeduid als 'leugenaar' en 'corrupt' en 'groepstalker' en 'psychopaat' en 'de liegende wijkagent' en 'de corrupte wijkagent', te plaatsen en
- door in de periode van 10 augustus 2016 tot en met 16 augustus 2016 posters met de tekst 'EEN CORRUPTE WIJKAGENT DIE AAN GROEPSTALKING DOET; DAT KAN IN DEN BOSCH! YouTube: Groepstalking in Nederland' op een pilaar bij de Arena te 's-Hertogenbosch op te hangen en/of aan te plakken;
2.
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 oktober 2016 te ’s-Hertogenbosch telkens opzettelijk [slachtoffer 4] , brigadier van politie Eenheid Oost-Brabant, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in het openbaar mondeling of bij geschrift of afbeelding heeft beledigd door:
- tegen politie-ambtenaren - en daarbij sprekende over [slachtoffer 4] - de woorden toe te voegen: ' [slachtoffer 4] is corrupt' en ' [slachtoffer 4] is een corrupte wijkagent', van welke woorden voornoemde [slachtoffer 4] in voornoemde periode te 's-Hertogenbosch telkens in kennis werd gesteld en
- tegen buurtbewoners van hem, verdachte, -en daarbij sprekende over [slachtoffer 4] - de woorden toe te voegen: ' [slachtoffer 4] is corrupt' en ' [slachtoffer 4] is een corrupte wijkagent' , van welke woorden voornoemde [slachtoffer 4] in voornoemde periode te ’s-Hertogenbosch telkens in kennis werd gesteld en
- op 14 september 2016 een e-mail (met een drietal bijlagen) te verzenden aan leden van het wijkteam [naam 2] - en daarbij sprekende over [slachtoffer 4] - met daarin (onder andere vermeld) de navolgende tekst: 'Ik ben er nu van overtuigd dat er een netwerk bestaat in 's-Hertogenbosch bestaande uit gewetenloze mensen met een dubbele agenda waartoe ik o.a. [slachtoffer 4] reken' en daarin vervolgens te verwijzen naar zijn, verdachtes, YouTube site en daarbij expliciet te vragen om de tekst bij het filmpje te lezen waarin hij, verdachte, die [slachtoffer 4] , met naam en toenaam noemt en hem, [slachtoffer 4] , psychopaat en corrupt noemt, van welke inhoud/woorden voornoemde [slachtoffer 4] op of omstreeks 14 september 2016 te ’s-Hertogenbosch in kennis werd gesteld.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straffen.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 150 uur alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van 3 jaar. Aan het voorwaardelijke strafdeel dient de bijzondere voorwaarde te worden verbonden dat verdachte zich dient te onthouden van het opzoeken van de openbaarheid over andere mensen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft, mede gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, de over hem uitgebrachte rapportages, de ouderdom van de feiten en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, om matiging van de strafeis verzocht. Daarbij is opgemerkt dat kan worden volstaan met een proeftijd van twee jaar en dat de gevorderde bijzondere voorwaarde niet uitvoerbaar is en de vrijheid van meningsuiting raakt.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Voorts houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Daarnaast heeft de rechtbank bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Strafverzwarende omstandigheden
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een willekeurige jongen, aan smaad jegens een vriend van een buurtgenote en aan smaadschrift en belediging van een wijkagent. De rechtbank rekent verdachte deze feiten ernstig aan.
Daarbij overweegt de rechtbank ten aanzien van de misdrijven smaad(schrift) en belediging dat weliswaar iedere burger het recht op vrije meningsuiting toekomt, maar dat dit recht niet onbegrensd is. Het recht kan, gezien artikel 10, tweede lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en Fundamentele Vrijheden onder meer worden beperkt ter bescherming van de goede naam of de rechten van anderen. Met de bewezen verklaarde uitingen jegens [slachtoffer 3] en wijkagent [slachtoffer 4] heeft verdachte die grens telkens ruimschoots overschreden. Met name de wijkagent heeft hiervan, gezien ook zijn functie en de lange periode waarover de feiten zich hebben voorgedaan, veel hinder ondervonden in zijn dagelijks functioneren.
Strafmatigende omstandigheden
In strafmatigende zin houdt de rechtbank rekening met de inhoud van de omtrent verdachte uitgebrachte pro justitia rapportages van psychiater C.J. van Gestel d.d. 5 mei 2016 en van psycholoog H.E.W. Koornstra d.d. 8 april 2016. Uit deze rapportages, die betrekking hebben op de zaken met (voor zover thans, in verband met de niet-ontvankelijkheid in de zaak met parketnummer 01/196622-15, nog van belang) parketnummers 01/133380-14, en 01/042721-14, volgt dat bij verdachte sprake is van een waanstoornis. Geadviseerd wordt verdachte ten aanzien van de zaak met parketnummer 01/042721-14 verminderd toerekeningsvatbaar te achten. De rechtbank neemt de bevindingen en conclusies van de deskundigen over, met dien verstande dat de rechtbank deze doortrekt naar de feiten zoals ten laste gelegd en bewezen verklaard onder de parketnummers 01/133380-14 en 01/880336-16. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking de aard van de feiten, de periode waarin deze zich hebben afgespeeld en de gedachtegang van verdachte terzake. De rechtbank is mitsdien van oordeel dat, gelet op de inhoud van voornoemde rapportages, de door verdachte gepleegde delicten in verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend.
Tevens houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
De strafsoort, strafmaat en strafmodaliteit
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zal verklaren in de vervolging in de zaak met parketnummer 01/196622-15 en verdachte zal vrijspreken van het feit zoals ten laste gelegd onder de zaak met parketnummer 01/820093-17. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat de straf die zij zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend, is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een taakstraf van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte reeds heeft doorgebracht in verzekering, alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaar, passend en geboden is. Met het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf beoogt de rechtbank enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking te brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegen te gaan. In dat verband acht de rechtbank het - mede gelet op de aard en de ernst van de feiten alsmede de omstandigheden waaronder deze zijn begaan - een proeftijd voor de duur van drie jaar aangewezen.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor oplegging van een bijzondere voorwaarde zoals door de officier van justitie gevorderd. Enerzijds vanwege de onbepaaldheid van deze vordering, anderzijds omdat een en ander wordt ondervangen door de algemene voorwaarde geen strafbare feiten te plegen.
De vordering van de benadeelde partij de heer [slachtoffer 2] inzake parketnummer: 01/196622-15.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden toegewezen, met dien verstande dat hij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de hoogte van het toe te wijzen bedrag. Het toegewezen bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente en kosten, waarbij aan de verdachte de verplichting dient te worden opgelegd tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Het standpunt van de verdediging.
Nu het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vervolging van verdachte in de zaak met parketnummer 01/196622-15, heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat ook de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering tot schadevergoeding. Bovendien volgt uit de vordering niet dat de ouders van het slachtoffer gemachtigd waren tot het indienen van de vordering. Ook om die reden dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu het Openbaar Ministerie niet kan worden ontvangen in de vervolging in de zaak met parketnummer 01/196622-15, zijnde het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft.
De rechtbank zal de kosten van partijen, als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering, compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57, 261, 262, 266, 267, 300.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
o
Ten aanzien van de zaak met parketnummer: 01/196622-15:
Verklaart het
Openbaar Ministerie niet-ontvankelijkin de vervolging van verdachte.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :

Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.

Compenseert de kosten van partijen aldus, dat
elke partij de eigen kosten draagt.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer: 01/820093-17:
Verklaart het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte
vrijvan het ten laste gelegde.
Ten aanzien van de zaken met parketnummers: 01/133380-14, 01/042721-14 en 01/880336-16, feit 1 en feit 2:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven onder de parketnummers 01/133380-14, 01/042721-14 en 01/880336-16 (feit 1 en 2).
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. 01/133380-14:

mishandeling
T.a.v. 01/042721-14:

laster
T.a.v. 01/880336-16, feit 1:

smaadschrift, meermalen gepleegd
T.a.v. 01/880336-16, feit 2:

eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
T.a.v. 01/133380-14, 01/042721-14, 01/880336-16 [feit 1 en feit 2]:

Taakstrafvoor de duur van
120 urensubsidiair 60 dagen hechtenis
met aftrekovereenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
De rechtbank waardeert een in verzekering doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid.

Gevangenisstrafvoor de duur van
3 maanden voorwaardelijkmet een
proeftijdvan
3 jaren
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. Senden, voorzitter,
mr. T. Dompeling en mr. C.P.C. Kuijs, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F.E.M. de Haas, griffier,
en is uitgesproken op 13 oktober 2017.