ECLI:NL:RBOBR:2017:5386

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 oktober 2017
Publicatiedatum
12 oktober 2017
Zaaknummer
16_2269
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toepassing van beleidsregels voor tegemoetkoming in faunaschade aan fruittelers

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd op 12 oktober 2017, wordt de toepassing van beleidsregels voor tegemoetkoming in faunaschade aan fruittelers beoordeeld. Eiseres, een fruitteler, had een verzoek ingediend voor schadevergoeding van € 2.318,60, veroorzaakt door mezen aan haar peren. Het Faunafonds had haar een tegemoetkoming van € 1.337,00 verleend, maar dit besluit werd door eiseres bestreden. De rechtbank oordeelt dat het Faunafonds in het bestreden besluit onterecht toepassing heeft gegeven aan artikel 9 van de Beleidsregels, omdat deze bepaling in strijd is met de Flora- en faunawet (Ffw) en de rechtszekerheid. De rechtbank stelt vast dat er op het moment van de beleidswijziging onvoldoende middelen beschikbaar waren voor fruittelers om schade te voorkomen, en dat de wijziging van het beleid niet voorzienbaar was voor de fruittelers. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en verplicht het Faunafonds om een nieuw besluit te nemen, waarbij het griffierecht en proceskosten aan eiseres worden vergoed. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van belangen bij het vaststellen van beleidsregels en de verplichting van bestuursorganen om adequaat in te spelen op de situatie van de betrokkenen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 16/2269

uitspraak van de meervoudige kamer van 12 oktober 2017 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.P. Cornelissen),
en
het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord Brabant,voorheen
het bestuur van het Faunafonds, verweerder
(gemachtigde: mr. M.J.T.M. Hehenkamp).

Procesverloop

Bij besluit van 23 december 2015 (het primaire besluit) heeft het bestuur van het Faunafonds aan eiseres een tegemoetkoming van € 1.337,00 verstrekt voor schade die mezen aan peren hebben toegebracht.
Bij besluit van 14 juni 2016 (het bestreden besluit) heeft het bestuur van het Faunafonds het hiertegen gemaakte bezwaar van eiseres gedeeltelijk niet-ontvankelijk, gedeeltelijk ongegrond en gedeeltelijk gegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.
Het bestuur van het Faunafonds heeft een verweerschrift ingediend. Met ingang van 1 januari 2017 is de procedure door het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant voortgezet met toepassing van artikel 9.12, zevende lid van de Wet natuurbescherming. Beide bestuursorganen worden hierna als verweerder aangeduid.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 25 september 2017. Namens eiseres is verschenen [persoon] , bijgestaan door zijn gemachtigde en [persoon] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [persoon] .

Overwegingen

1.1
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiseres teelt peren en heeft op 16 augustus 2015 verzocht om een tegemoetkoming in schade die door vogels aan haar teelt is toegebracht. Deze is getaxeerd op een bedrag van € 2.318,60. Volgens het taxatierapport is de schade voor 96% veroorzaakt door mezen en voor 4% door Vlaamse gaaien. De tegemoetkoming van € 1.337,00 die aan eiseres is verleend, bedraagt zestig procent van de getaxeerde schade als gevolg van mezen. Geen tegemoetkoming is verleend in de schade veroorzaakt door Vlaamse gaaien omdat er geen ontheffing is aangevraagd voor het doden van deze schadeveroorzakende diersoort.
1.2
De gemachtigde van eiseres heeft namens andere eisers meerdere beroepen aanhangig gemaakt met dezelfde problematiek. Door de rechtbank Gelderland zijn in totaal 18 zaken afgedaan. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 2 augustus 2017 (ECLI:NL:RBGEL:2017:4072).
1.3
Voor de toepasselijke bepalingen uit de Natuurbeschermingswet (Nbw), de Flora- en faunawet (Ffw) en de Beleidsregels tegemoetkoming faunaschade (gepubliceerd in de Staatscourant van 31 juli 2014 nummer 22309, in werking getreden op 2 augustus 2014 en geldig tot 1 juli 2016, hierna aangeduid met: de Beleidsregels) verwijst de rechtbank naar de bijlage behorend bij deze uitspraak.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres, voor zover dat is gericht tegen de Beleidsregels in afwijking van het advies van de bezwaarschriftencommissie, niet-ontvankelijk verklaard. Het bezwaar, voor zover dat betrekking heeft op de vraag of zich bijzondere omstandigheden voordoen die nopen tot afwijken van de Beleidsregels, is ongegrond verklaard. In het primaire besluit was abusievelijk een eigen risico van 5% toegepast. In het primaire besluit was evenmin duidelijk hoe het bedrag van de verleende tegemoetkoming tot stand is gekomen. Op deze onderdelen is het bezwaar gegrond verklaard en is het primaire besluit met verbetering van de motivering gehandhaafd.
3. Op de zitting heeft eiseres gezegd dat haar beroep niet ziet op de afwijzing van de gevraagde tegemoetkoming voor schade door Vlaamse gaaien.
4.1
Volgens eiseres heeft verweerder het bezwaar, voor zover gericht tegen (de toepassing van) de Beleidsregels, ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard, omdat dit niet rechtstreeks is gericht tegen de Beleidsregels, maar tegen het besluit waarin toepassing is gegeven aan de Beleidsregels.
4.2
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat op grond van artikel 8:3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen bezwaar en beroep kan worden ingesteld tegen de Beleidsregels en dat de bezwaren tegen de Beleidsregels daarom terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard.
4.3
De rechtbank oordeelt daarover als volgt. Het is juist dat tegen de Beleidsregels geen bezwaar kan worden gemaakt. Verweerder heeft evenwel miskend dat het bezwaar van eiseres zich niet richt tegen de Beleidsregels zelf, maar tegen de toepassing van de Beleidsregels. De rechtbank verstaat dit als een verzoek om exceptieve toetsing van de Beleidsregels. Exceptieve toetsing houdt in dat aan een algemeen verbindend voorschrift slechts verbindende kracht kan worden ontzegd, als het in strijd is met een hoger wettelijk voorschrift, dan wel als het in strijd is met een algemeen rechtsbeginsel. Het is aan het regelgevend bevoegd gezag om de verschillende belangen die bij het nemen van een besluit inhoudende algemeen verbindende voorschriften betrokken zijn, tegen elkaar af te wegen. De rechter heeft daarbij niet tot taak om de waarde of het maatschappelijk gewicht dat aan de betrokken belangen moet worden toegekend naar eigen inzicht vast te stellen. Artikel 8:3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb staat aan een dergelijke toetsing niet in de weg. Verweerder had inhoudelijk moeten ingaan op het bezwaar van eiseres tegen de toepassing van de Beleidsregels.
5.1
Eiseres merkt ook op dat zij niet heeft gesteld dat onevenredige gevolgen door bijzondere omstandigheden verweerder noodzaken tot afwijken van de beleidsregels.
5.2
Verweerder heeft het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard omdat zij niet heeft aangetoond dat sprake is van bijzondere omstandigheden.
5.3
Deze passage in het bestreden besluit is niet te volgen. Eiseres heeft geen beroep op bijzondere omstandigheden gedaan. Een toetsing aan artikel 4:84 van de Awb is dan ook niet aan de orde. Verweerder had inhoudelijk moeten ingaan op het bezwaar van eiseres tegen de toepassing van de Beleidsregels.
6.1
Eiseres is van mening dat de Beleidsregels kennelijk onredelijk zijn. Zij voert hiervoor verschillende redenen aan. Fruittelers kunnen de schade niet voorkomen. Zij kunnen geen maatregelen treffen die effectief genoeg zijn en ook bedrijfseconomisch verantwoord kunnen worden toegepast. In de beleidsregels wordt ten onrechte geen onderscheid gemaakt tussen pik- en vraatschade aan appels en peren enerzijds en pik- en vraatschade aan klein- en zacht fruit anderzijds. Ten onrechte wordt een onderscheid gemaakt tussen pik- en vraatschade door zangvogels enerzijds en door ganzen anderzijds. Ook wordt ten onrechte een onderscheid gemaakt tussen schade aan appels en peren enerzijds en schade aan andere gewassen. Eiseres merkt tot slot op dat appel- en perentelers onevenredig zwaar worden getroffen door de afbouw en het stoppen van de vergoeding. De stopzetting van de tegemoetkoming was voor eiseres niet voorzienbaar. Zij is bereid om maatregelen te treffen maar vindt het onredelijk dat de tegemoetkoming wordt afgebouwd voordat effectieve en kostenefficiënte maatregelen voorhanden zijn.
6.2
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat van strijd met een wettelijk voorschrift geen sprake is. Er is met artikel 9, aanhef en onderdeel g, aanhef en onder II en III van de Beleidsregels invulling gegeven aan de open begrippen ‘redelijkerwijs’ en ‘billijkheid’ als bedoeld in artikel 84, eerste lid, van de Ffw. Welke schade redelijkerwijs ten laste moet blijven van de fruitteler en wat tot het normale maatschappelijke risico behoort, valt onder de beoordelingsruimte van verweerder. Volgens verweerder waren de afbouw en het uiteindelijk stopzetten van de tegemoetkoming voor fruittelers voorzienbaar maar hebben zij desondanks het areaal appels en peren uitgebreid. Volgens verweerder zijn er wel effectieve maatregelen mogelijk. Verweerder wijst in het bijzonder op de mogelijkheid van hagelnetten. Volgens verweerder is hij in dat soort gevallen niet langer gehouden tot het verstrekken van tegemoetkomingen. In dit verband verwijst verweerder naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder: Afdeling) van 19 augustus 2009 (ECLI:NL:RVS: 2009:BJ5513). Er is volgens verweerder geen onrechtmatig onderscheid gemaakt tussen hard fruit en zacht fruit en ook de vergelijking met vraatschade door ganzen of schade door dassen aan andere gewassen gaat mank.
6.3
Ter onderbouwing van de effectiviteit van de middelen heeft verweerder verder verwezen naar de volgende rapporten:
“Overzicht preventieve maatregelen ter voorkoming mezenschade aan fruit” van 11 april 2016 (hierna: het rapport Van Bommel);
“Inventarisatie en beoordeling van vogelwerende maatregelen in perenteelt” van CLM Onderzoek en Advies, van februari 2014 (hierna: het CLM-rapport 2014).
“Hagelnetten in de Nederlandse perenteelt” uit 2013 (hierna: het CLM-rapport 2013).
verslag expertmeeting vogelschade in het fruit in de Betuwe van 30 januari 2013 (hierna: verslag expertmeeting)
“Overkappingen in de teelt van steenfruit en houtig klein fruit” uit 2006.
6.4
Eiseres heeft in reactie op de hiervoor aangehaalde rapporten het rapport “Kosten hagelnetten in appel en peer en regenkappen in kersen” van Delphy, van mei 2017, ingediend alsmede een toets door ABAB Agro advies B.V. (hierna: ABAB) van 18 mei 2017. Eiseres heeft daarnaast gesteld dat het plaatsen van hagelnetten met afscherming aan de zijkant verboden is omdat deze constructies als gebouw moeten worden aangemerkt. Ter onderbouwing heeft zij bepalingen uit het bestemmingsplan overgelegd.
6.5
Op basis van de stukken en wat op de zitting is besproken stelt de rechtbank vast dat de fruittelers niet eerder dan op het moment van publicatie van de Beleidsregels, dus op 31 juli 2014, van de afbouw van de tegemoetkomingen op de hoogte zijn gebracht. Niet gebleken is dat hierover eerder is gecommuniceerd. Wel hebben de fruittelers en het Faunafonds gezamenlijk vanaf 2012 onderzoek laten doen naar effectieve en kostenefficiënte maatregelen. Dit onderzoek was op 31 juli 2014 nog niet gereed. De enkele omstandigheid dat verweerder en de organisatie van fruittelers overleg met elkaar hebben gehad, wil nog niet zeggend dat de leden van de organisatie van alle ins en outs van dit overleg op de hoogte waren of hadden moeten zijn. Daarnaast is niet aannemelijk geworden dat de organisatie van fruittelers door verweerder van te voren tijdig was geïnformeerd over de wijziging van de beleidsregels op 31 juli 2014.
6.6
Eiseres teelt al sinds 1995 peren op haar perceel. De afbouw van de tegemoetkoming is voor haar in ieder geval niet voorzienbaar. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de uitbreiding van het totaal areaal Conference-peren tussen 1997 en 2014 in Nederland van 3.445 naar 6.447 hectare, ook heeft plaatsgevonden voor de publicatie van de Beleidsregel en de fruittelers dit dus niet kan worden tegengeworpen.
6.7
Ten aanzien van de vraag of er effectieve maatregelen voorhanden zijn die de fruittelers kunnen toepassen overweegt de rechtbank het volgende. In het rapport Van Bommel staat in de bijbehorende tabel 1 dat de visuele en akoestische middelen om mezen te verjagen beperkt tot matig effectief zijn. De akoestische maatregel, genaamd Alcetsound, is weliswaar effectief bevonden bij een proef met kraaien, maar niet met mezen. Het zogenoemde Krekelsysteem resulteerde in een afname van de schade met 56 %, maar daarbij is vermeld dat dit systeem tijdens de proef onbetrouwbaar was en zeer arbeidsintensief. Ook voor de overige maatregelen en de combinatie van maatregelen geldt, met uitzondering van de hierna te bespreken vogel- en hagelnetten, dat de effectiviteit onbekend, matig of (zeer) beperkt is en, voor zover effectief, nog niet toepasbaar. In het rapport is over vogel- en hagelnetten vermeld dat deze methode zeer effectief is. De kosten van de investering en van het beheer en onderhoud zijn hoog. Ook de arbeidsintensiviteit is hoog. De duurzaamheid is onbekend. De praktische toepasbaarheid op bedrijfsniveau, gebaseerd op kosten, onderhoud, arbeidsintensiteit en kennisniveau is laag. Het CLM-rapport 2014 is een onderzoek naar visuele, akoestische en andere maatregelen tegen schade door kleine zangvogels aan Conference-peren. Het onderzoek is indicatief, omdat van veel maatregelen is niet wetenschappelijk vastgesteld wat het bereik of de effectiviteit is, zo is op pagina 5 van het rapport vermeld. Uit de aanvraag voor een tegemoetkoming van eiseres blijkt dat eiseres zelf ook enkele preventieve maatregelen genomen. Zij heeft stokken met linten geplaatst en zij heeft enkele malen vogels verjaagd. Dit heeft niet mogen baten want de schade werd desondanks geleden. Op basis van de stukken en wat op de zitting is besproken is de rechtbank is van oordeel dat ten tijde van de beleidswijziging onvoldoende duidelijk was of de fruittelers visuele en akoestische maatregelen konden treffen om vraat- en pikschade te voorkomen. Ook op dit moment heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat de beschreven visuele en akoestische maatregelen voldoende effectief zijn om de schade te voorkomen.
6.8
Niet in geschil is dat hagelnetten met afscherming aan de zijkanten schade kunnen voorkomen. Partijen verschillen wel van mening over de vraag of deze maatregel bedrijfseconomisch verantwoord is. Uit de aanvraag voor de tegemoetkoming leidt de rechtbank af dat de geleden schade minder dan € 1.000,00 per hectare bedraagt. Hierin verschilt de schade niet van de schades die zijn behandeld in de uitspraken van de rechtbank Gelderland van 2 augustus 2017. In de paragrafen 5.1 en 5.2 van het CLM-rapport 2013 staat dat de totale gemiddelde jaarlijkse kosten voor een hagelnetconstructie met vogelnetten aan de zijkanten, arbeidskosten en onderhoud € 2.740,00 per hectare per jaar bedragen. Deze berekening is bestreden in het rapport van Delphy. In dat rapport wordt berekend dat de totale gemiddelde jaarlijkse kosten € 4.850,00 per hectare bedragen. Het rapport van Delphy heeft verweerder tijdens de zitting niet bestreden. De rechtbank laat in het midden of hagelnetten met zijnetten als gebouw zijn aan te merken. Uit de bestemmingsplannen leidt de rechtbank wel af dat hagelnetten moeten worden aangemerkt als tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en dat deze voorzieningen niet langer dan zes maanden in het veld aanwezig mogen zijn. Dat betekent dat de hagelnetten jaarlijks moeten worden gebouwd en moeten worden afgebroken. Dit volgt overigens ook uit een uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 29 augustus 2017 met zaaknummer SHE 17/2113) (gehecht aan deze uitspraak). Overigens ging het in deze uitspraak om palen bij bomen, maar niet valt in te zien dat voor constructies om hagelnetten op te hangen iets anders zou gelden. De bestemmingsplannen in Noord-Brabant zijn op dit onderdeel eenduidig omdat in de Verordening Ruimte Noord-Brabant de bouw van permanente teeltondersteunende voorzieningen is beperkt (naar gelang de aard van het gebied). Uit het CLM-rapport van 2013 noch het rapport van Delphy blijkt of voldoende is onderkend dat permanent aanwezige constructies om hagelnetten op te hangen wel planologisch zijn toegelaten en, als dit niet het geval is, wat dan de totale gemiddelde jaarlijkse kosten bedragen. De rechtbank concludeert dat verweerder op basis van de overgelegde rapporten niet deugdelijk heeft onderbouwd dat het toepassen van vogel- en hagelnetten ter voorkoming van schade aan fruit bedrijfseconomisch verantwoord is. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze maatregel daarom niet in redelijkheid van de fruitteler worden gevergd. Verweerder verwijst in dit verband ten onrechte naar de hierboven genoemde uitspraak van de Afdeling van 19 augustus 2009 waarin de Afdeling oordeelde dat het verweerder vrijstaat om de tegemoetkoming in schade aan blauwe bessen te beëindigen indien de struiken niet met netten worden afgedekt. De kans op pik- en vraatschade aan appels en peren is niet zo evident aanwezig als de kans op schade aan blauwe bessen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat eiseres ter zitting heeft opgemerkt dat hij de afgelopen twee jaar geen noemenswaardige pik- en vraatschade heeft geleden. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder heeft verzuimd te onderbouwen of de mogelijke bestrijdingsmaatregelen bij blauwe bessen even bedrijfseconomisch zijn verantwoord (of juist niet) als de mogelijke bestrijdingsmaatregelen bij appels en peren.
6.9
Verweerder maakt terecht onderscheid tussen deze schade enerzijds en schade aan andere gewassen of schade door andere soorten anderzijds. Binnen de hem toekomende beoordelingsvrijheid ingevolge artikel 6.1, tweede lid, van de Wnb en daarvoor artikel 84, eerste lid, van de Ffw staat het verweerder vrij om onderscheid te maken en per gewas of diersoort te bezien of schade kan worden voorkomen door maatregelen of door bestrijding van de diersoort. Dat volgt wel met zoveel woorden uit rechtsoverweging 2.3.1 in de hierboven genoemde uitspraak van de Afdeling van 19 augustus 2009.
7. Dit brengt de rechtbank tot de volgende conclusie. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit geen toepassing had mogen geven aan artikel 9, aanhef en onderdeel g, aanhef en onder II en III van de Beleidsregels omdat deze bepaling in strijd is met artikel 84, eerste lid, van de Ffw en in strijd met de rechtszekerheid. Dit artikel en artikel 6.1, tweede lid, van de Wnb verplichten verweerder niet om alle schade te vergoeden. Maar op het moment van de vaststelling van de Beleidsregels waren geen middelen voorhanden waarmee fruittelers op een efficiënte of bedrijfseconomisch verantwoorde wijze de schade aan de appels en peren zouden kunnen voorkomen. Er was op dat moment onvoldoende onderzoek gedaan. Bovendien was niet voorzienbaar dat verweerder zijn beleid zou wijzigen in de loop van een onderzoekstraject van verweerder en de organisatie van fruittelers. De fruittelers, laat staan eiseres, kan het planten of uitbreiden van het areaal appels en peren voor de beleidswijziging niet worden tegengeworpen. Maar dan geeft verweerder onvoldoende invulling aan de op hem rustende verplichting ingevolge artikel 84, eerste lid, van de Ffw en artikel 6.1, tweede lid, van de Wnb, temeer omdat in de voorgaande jaren de betreffende schade wel is vergoed. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat artikel 9, aanhef en onderdeel g, aanhef en onder II en III van de Beleidsregels kennelijk onredelijk is.
8. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding zelf in de zaak te voorzien, omdat de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming een bevoegdheid van verweerder is en hij daarbij beoordelingsvrijheid heeft. Verweerder zal, voor zover het besluit wordt vernietigd, een nieuw besluit op bezwaar moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak en met toepassing van artikel 7, eerste lid, van de Beleidsregels.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495,00 en een wegingsfactor 1). De overige door eiseres genoemde kosten (de deskundigenkosten) komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat verweerder in de eerder genoemde uitspraken van de rechtbank Gelderland van 2 augustus 2017 al is veroordeeld tot de vergoeding voor deskundigenkosten en de rechtbank niet is gebleken dat bijkomende deskundigenkosten zijn gemaakt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,00 aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 990,00:
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M. Verhoeven, voorzitter, en mr. J. Lie en
mr. J.H.G van den Broek, leden, in aanwezigheid van A.J.H. van der Donk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2017.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Bijlage wettelijk kader

Op 1 januari 2017 is de Nbw in werking getreden en is de Ffw ingetrokken.
In artikel 9.10, derde lid, van de Nbw, voor zover hier van belang, is bepaald dat beroepszaken, gericht tegen besluiten krachtens de Ffw die zijn bekendgemaakt voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, worden behandeld en beslist overeenkomstig de bepalingen van die desbetreffende wetten.
In artikel 9.12, eerste en zevende lid van de Nbw is bepaald dat het Faunafonds ophoudt te bestaan. Gedeputeerde staten zijn bevoegd tot het nemen van besluiten die samenhangen met besluiten over het verlenen van tegemoetkomingen als bedoeld in artikel 83, eerste lid, onderdeel b, van de Ffw.
In het achtste lid is bepaald dat wettelijke procedures en rechtsgedingen waarbij het Faunafonds betrokken is, worden voortgezet door gedeputeerde staten.
In artikel 84, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 83, eerste lid, aanhef en onder b, van de Ffw, is bepaald, voor zover hier van belang, dat het Faunafonds een tegemoetkoming slechts verleent voor zover een belanghebbende schade lijdt of zal lijden aangericht door dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, en die schade redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven.
Een tegemoetkoming wordt naar billijkheid bepaald.
In het tweede lid is bepaald dat voor de behandeling van een aanvraag voor een tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid een vergoeding van kosten kan worden gevraagd overeenkomstig een bij ministeriële regeling te bepalen tarief.
In het derde lid is bepaald dat bij ministeriële regeling, in overeenstemming met gedeputeerde staten van de provincies, regels kunnen worden gesteld met inachtneming waarvan het Faunafonds beslist over een aanvraag voor een tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid.
De kleine zangvogels die in de onderhavige zaak schade aan fruit hebben toegebracht (onder meer mezen) zijn aangewezen als beschermde inheemse soorten (Lijsten beschermde inheemse soorten, Staatscourant 2001, 220).
In artikel 7, eerste lid, van de Beleidsregels is bepaald dat het bestuur een tegemoetkoming slechts zal verlenen, indien en voor zover naar zijn oordeel de aanvrager de schade niet had kunnen voorkomen en beperken door het treffen van maatregelen of inspanningen waartoe hij naar eisen van redelijkheid en billijkheid was gehouden.
In artikel 9, aanhef en onderdeel g, aanhef en onder II van de Beleidsregels is bepaald dat met ingang van 1 januari 2017 geen tegemoetkoming wordt verleend voor schade door vogels aan zacht fruit en pit- en steenvruchten.
In artikel 9, aanhef en onderdeel g, aanhef en onder III van de Beleidsregels is bepaald dat de tegemoetkomingen voor vogelschades, bedoeld onder II, voor het jaar 2015 worden bepaald op 60 % en voor het jaar 2016 op 30 % van de getaxeerde schade.