ECLI:NL:RBGEL:2017:4072
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Tegemoetkoming in schade aan appels en peren door kleine zangvogels en de onverbindendheid van beleidsregels faunaschade
In deze uitspraak heeft de Rechtbank Gelderland zich gebogen over de tegemoetkoming in schade die fruittelers lijden door kleine zangvogels, met name mezen, die schade toebrengen aan appels en peren. De rechtbank heeft in 27 zaken geoordeeld dat de provincies Gelderland, Noord- en Zuid-Holland, Zeeland, Utrecht en Limburg de vergoedingen aan fruittelers niet hadden mogen afbouwen. De rechtbank verklaarde artikel 9, aanhef en onderdeel g, aanhef en onder II en III van de Beleidsregels tegemoetkoming faunaschade onverbindend, omdat de afbouw niet voorzienbaar was voor de fruittelers en niet tot het normaal maatschappelijk risico behoort. De rechtbank oordeelde dat er geen effectieve en bedrijfseconomisch verantwoorde middelen zijn om de schade te voorkomen. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, waarbij verweerder werd opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser.
De zaak begon met een verzoek van eiser om een tegemoetkoming voor schade die door mezen aan zijn peren was toegebracht. Het primaire besluit van verweerder had een tegemoetkoming van € 1.634 verleend, maar het bestreden besluit verklaarde het bezwaar gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk ongegrond. Eiser stelde dat de afbouw van de tegemoetkoming onredelijk was, omdat fruittelers geen effectieve maatregelen konden treffen om de schade te voorkomen. De rechtbank concludeerde dat de afbouw van de tegemoetkomingen niet redelijk was en dat de fruittelers onevenredig werden getroffen door de beleidsregels. De rechtbank oordeelde dat de afbouw van de tegemoetkomingen niet in overeenstemming was met het evenredigheidsbeginsel en dat verweerder ten onrechte het bezwaar van eiser niet inhoudelijk had behandeld.