ECLI:NL:RBOBR:2017:5176

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 oktober 2017
Publicatiedatum
3 oktober 2017
Zaaknummer
17_769
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van jeugdhulp aanvragen en procesbelang in bestuursrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 5 oktober 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van jeugdhulp aan eisers, twee kinderen met ADHD en autisme. De rechtbank oordeelt dat de aanvragen van eisers voor jeugdhulp in de bezwaarfase als nieuwe aanvragen moeten worden beschouwd. De rechtbank stelt vast dat de primaire besluiten van 19 juli 2016 en 29 juli 2016, waarin jeugdhulp werd toegekend, niet in geschil zijn. Eisers hebben echter in hun bezwaar hun aanvragen uitgebreid, wat de rechtbank als een nieuwe aanvraag beschouwt. Hierdoor is de rechtbank onbevoegd om kennis te nemen van het beroep tegen de afwijzing van deze uitbreiding en zal zij de beroepschriften doorzenden naar verweerder voor verdere behandeling.

De rechtbank vernietigt de besluiten van verweerder voor zover deze betrekking hebben op de afwijzing van de uitbreiding van de aanvragen en verklaart het bezwaar van eisers tegen de primaire besluiten alsnog niet-ontvankelijk. De rechtbank wijst op de noodzaak voor verweerder om bij jeugdhulp aanvragen voldoende kennis te vergaren over de hulpvraag en de bijbehorende problemen, zoals uiteengezet in eerdere uitspraken van de Centrale Raad van Beroep. De rechtbank oordeelt verder dat eisers geen procesbelang hadden bij hun bezwaar, aangezien hun oorspronkelijke aanvragen zijn gehonoreerd. De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van proceskosten en griffierechten aan eisers.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 17/769, SHE 17/768 en SHE 17/767

uitspraak van de meervoudige kamer van 5 oktober 2017 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres 1 (Amé), [eiseres] , eiseres 2 (Mare),

[eiser], eiser
(Stijn),
te [woonplaats] ,
tezamen aan te duiden als: eisers,
(gemachtigde: mr. T.H.G. Robbe),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Helmond, verweerder

(gemachtigde: mr. V.M.A. Routheut en M.L.A. Betorina).

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 19 juli 2016 en 29 juli 2016 (de primaire besluiten) heeft verweerder eisers op grond van de Jeugdwet in aanmerking gebracht voor individuele begeleiding en groepsbegeleiding voor de periode van 1 oktober 2016 tot en met 31 maart 2017 in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb).
Bij besluiten van 2 februari 2017, verzonden op 8 februari 2017, (de bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juni 2017. Eisers zijn ter zitting vertegenwoordigd door hun moeder, mevrouw [naam] , en door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1
Eisers wonen bij hun ouders op het adres [adres] . Eisers zijn gediagnosticeerd met ADHD en autisme, waarbij eiser (Stijn) en eiseres 2 (Mare) een taalontwikkelingsstoornis hebben en eiser bekend is met Gilles de la Tourette. Eisers ondervinden belemmeringen in de zelfredzaamheid en participatie als gevolg van deze stoornis.
1.2
Eisers ontvingen tot 1 januari 2015 een pgb voor zorg op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Dat pgb is door verweerder op grond van het overgangsrecht bij besluiten van 2 oktober 2015 ongewijzigd voortgezet tot in ieder geval 1 mei 2016. Uit deze besluiten blijkt dat de omvang van de ondersteuning en het totale pgb per jaar ongewijzigd blijft tot 1 mei 2016. Ook ná 1 mei 2016 hebben eisers deze zorg in de vorm van een pgb nog ongewijzigd ontvangen. In het kader van een herbeoordeling hebben eisers begin juli 2016 nieuwe aanvragen ingediend bij verweerder, waarin zij hebben aangegeven de bestaande situatie te willen voortzetten. In die aanvragen wordt gevraagd om een individuele voorziening “PGB particulier tarief” voor 14 uur per week voor de duur van 6 maanden, namelijk van 1 oktober 2016 tot 1 april 2017.
1.3
Eisers hebben ter onderbouwing van hun aanvragen een PGB-plan overgelegd en op
17 mei 2016 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen opvoedondersteuner [naam] , de ouders van eisers en enkele hulpverleners. Verweerder heeft vervolgens advies gevraagd aan de Expertpool. Dat is een regionaal team dat bestaat uit gedragswetenschappers en andere professionele jeugdzorgspecialisten. De Expertpool geeft advies aan bestuursorganen op casusniveau over het bieden van adequate jeugdhulp. Van de Expertpool maken deel uit een jeugdarts, pedagoog en/of orthopedagoog en een psycholoog. De Expertpool heeft op
20 mei 2016 advies uitgebracht en geconcludeerd dat de ingediende PGB-plannen met de informatie die voorhanden is, niet zorgvuldig zijn te beoordelen. Zo is volgens de Expertpool tijdens het indicatieproces niet duidelijk geworden:
  • hoe (met welke methodiek) aan welke doelen gewerkt wordt en wat de resultaten daarvan zijn;
  • hoe de verdeling is in pgb-uren uitgevoerd door student Kurt en door de moeder van eisers;
  • hoe men aan het gevraagde aantal van 14 uren pgb voor individuele begeleiding per kind is gekomen.
Het advies van de Expertpool is om de bestaande indicatie die eisers hebben voor nog een half jaar te verlengen, zodat (de ouders van) eisers – indien gewenst met assistentie van een opvoedondersteuner – nieuwe aanvragen kunnen indienen die wel op inhoud kunnen worden beoordeeld.
1.4
Bij afzonderlijke besluiten van 19 juli 2016 en 29 juli 2016 (de primaire besluiten) heeft verweerder eisers op grond van de Jeugdwet in aanmerking gebracht voor individuele begeleiding en groepsbegeleiding voor de periode van 1 oktober 2016 tot en met 31 maart 2017 in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb).
Amé
Stijn
Mare
Individuele begeleiding:2016: € 465,962017: € 460,85
Individuele begeleiding:2016: € 2.563,432017: € 2.535,29
Individuele begeleiding:2016: € 465,962017: € 460,85
Groepsbegeleiding:
2016: € 1.935,44
2017: € 1.914,17
Groepsbegeleiding:2016: € 645,222017: € 638,14
Groepsbegeleiding:2016: € 1.935,442017: € 1.914,17
Blijkens de primaire besluiten is dit budget gebaseerd op hetgeen eisers reeds vanuit het overgangsrecht ontvangen. Dit omdat de exacte omvang van de zorgbehoefte nog niet kan worden vastgesteld, aldus verweerder.
1.5
Eisers hebben tegen de primaire besluiten bezwaar gemaakt. In bezwaar is - onder meer - aangevoerd dat de opvoedondersteuner en jeugdarts van de Expertpool niet de expertise hebben die nodig is om te bepalen welke zorg en begeleiding nodig is. Voorts is gesteld dat er 3 jeugdconsulenten zijn die wel expertise hebben over de beperkingen van eisers, maar dat die niet zijn ingeschakeld waardoor de procedure nodeloos langzaam loopt. Ook is aangevoerd dat pas na meerdere gesprekken en een voorlopig besluit, ondersteuning is aangeboden voor de volgende aanvraag. In bezwaar is verder gesteld dat er extra uren moeten worden toegekend. Het gaat dan om in totaal 18 uur per week voor begeleiding thuis, 8 uur per week voor begeleiding bij de zorgboerderij, 4 keer 4 dagdelen logeerbegeleiding thuis, en in de vakantie 10 weken 18 uur per week begeleiding Krakenburg.
1.6
Op 7 november 2016 heeft verweerder met de moeder van eisers gesproken over de gronden van bezwaar.
1.7
Naar aanleiding van het bezwaar van eisers heeft verweerder opnieuw gevraagd om advies van de Expertpool. De Expertpool heeft op 5 december 2016 advies uitgebracht. Daarin is aangegeven dat geen reden wordt gezien om van het eerder gegeven advies af te wijken. De Expertpool heeft daarbij overwogen dat het goed in kaart brengen van de hulpvragen en de concrete doelen en middelen om hieraan te werken de basis is van het toekennen van beschikkingen vanuit de Jeugdhulp. Het bezwaar tegen het niet afgeven van de gevraagde beschikkingen wordt niet onderbouwd met nieuwe informatie over concrete doelen en middelen om de benodigde hulp te realiseren. De periode van verlenging van de lopende indicaties was bedoeld om dit goed in kaart te brengen. Hierbij kunnen ouders wanneer zij dat willen een onafhankelijke cliëntondersteuner inschakelen.
1.8
Op 21 december 2016 heeft de moeder van eisers de bezwaren toegelicht bij de bezwarencommissie. Op diezelfde datum heeft de bezwarencommissie geadviseerd om het bezwaar van eisers ongegrond te verklaren. De commissie is van oordeel dat het onderzoek dat aan de primaire besluiten ten grondslag heeft gelegen, getuige de gesprekverslagen, e-mails en het inschakelen van de Expertpool, zorgvuldig is geweest. Op grond van de beschikbare informatie kon evenwel geen maatwerkbesluit worden genomen. Aan de gemachtigde is uitgelegd welke informatie zij nog moet aanleveren en er is haar een redelijke termijn gegund om die aan te leveren, aldus de bezwarencommissie.
1.9
Eisers hebben ook aanvragen ingediend voor de periode van ná 31 maart 2017 - dus na afloop van de indicaties waarop de primaire en de bestreden besluiten zien. Daarop heeft verweerder bij besluiten van 4 april 2017 beslissingen genomen. In die besluiten is aan eisers voor de duur van één jaar individuele begeleiding toegekend voor 2 uur per week ter ontlasting van het gezin. Voor Mare is ook 2 uur per week begeleiding groep toegekend. Voor alle eisers is in die besluiten aangegeven dat de Expertpool ook heeft geadviseerd dat 2 uur gespecialiseerde hulp gewenst is maar dat hierover geen overeenstemming is bereikt met de ouders. Verder is in die besluiten een afbouwregeling opgenomen, waarin eisers de eerste 6 maanden (dus van 1 april 2017 – 1 oktober 2017) nog 50% van het pgb-budget ontvangen en de laatste 6 maanden (dus van 1 oktober 2017 – 1 april 2018) nog 25%.
2. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard en de primaire besluiten gehandhaafd.
3. Eisers kunnen zich niet verenigen met de bestreden besluiten.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
Inhoud aanvraag
5. Eisers hebben in hun aanvraag gevraagd om een individuele voorziening “PGB particulier tarief” voor 14 uur per week voor de duur van 6 maanden, namelijk van
1 oktober 2016 tot 1 april 2017. Niet in geschil is dat hetgeen eisers in hun aanvragen hebben gevraagd bij de primaire besluiten is toegekend.
Vermeerdering aanvraag in bezwaar
6. De rechtbank stelt vast dat eisers hun aanvraag in het bezwaar tegen de primaire besluiten hebben vermeerderd of uitgebreid. Uit de bestreden besluiten leidt de rechtbank af dat verweerder niet aan de verzochte vermeerdering of uitbreiding tegemoet is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank moet de door eisers in het bezwaar tegen de primaire besluiten gedane vermeerdering of uitbreiding van de aanvraag worden gezien als een nieuwe aanvraag. De rechtbank vindt hiervoor onder meer steun in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 21 augustus 2008 (ECLI:NL:CRVB:2008:BE9525). De bestreden besluiten dienen dan ook te worden aangemerkt als primaire besluiten voor zover daarbij op die vermeerdering of uitbreiding van de aanvragen is ingegaan en besloten. De rechtbank is onbevoegd kennis te nemen van de beroepschriften voor zover die zich richten tegen de (impliciete) afwijzing van de in het bezwaar tegen de primaire besluiten van 19 juli 2016 en 29 juli 2016 gevraagde vermeerdering of uitbreiding van de aanvragen, en zal die beroepschriften dan ook doorzenden naar verweerder om te worden afgedaan als bezwaarschrift.
Uitspraak CRvB over beoordelingskader Jeugdwetzaken
7. De rechtbank hecht er in dat verband aan om mede in het licht van het streven naar finale geschilbeslechting en gelet op het beeld dat uit de stukken naar voren komt over de behandeling door verweerder van de aanvragen van eisers, te wijzen op de uitspraak van de CRvB van 1 mei 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:1477). Uit die uitspraak volgt dat bij Jeugdwetzaken het volgende beoordelingskader geldt. Uit artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht in samenhang met artikel 2.3 van de Jeugdwet volgt dat het bestuursorgaan voldoende kennis dient te vergaren over de voor het nemen van een besluit over jeugdhulp van belang zijnde feiten en af te wegen belangen. Dit brengt met zich mee dat wanneer een jeugdige of een ouder zich meldt met een vraag voor jeugdhulp het college allereerst moet vaststellen wat de hulpvraag van de jeugdige of zijn ouder is. Vervolgens zal het college moeten vaststellen of sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en zo ja, welke problemen en stoornissen dat zijn. Eerst wanneer de problemen en stoornissen zijn vastgesteld, kan worden bepaald welke hulp naar aard en omvang nodig is voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren. Nadat de noodzakelijke hulp in kaart is gebracht, moet worden onderzocht of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) en van het sociale netwerk toereikend zijn om zelf de nodige hulp en ondersteuning te kunnen bieden. Slechts voor zover die mogelijkheden ontoereikend zijn dient het college een voorziening van jeugdhulp te verlenen. Voor zover het onderzoek naar de nodige hulp, dan wel jeugdhulp specifieke deskundigheid vereist zal een specifiek deskundig oordeel en advies niet mogen ontbreken. De vorenbedoelde verschillende stadia van onderzoek vragen op die stadia aangepaste deskundigheid. Het college dient ervoor zorg te dragen dat die deskundigheid gewaarborgd is en dat deze naar discipline van deskundigheid concreet kenbaar is voor de hulpvrager.
Procesbelang bij bezwaar tegen primaire besluiten van 19 juli 2016 en 29 juli 2016
8. Voor zover verweerder in de bestreden besluiten heeft beslist op het bezwaar van eisers tegen de primaire besluiten van 19 juli 2016 en 29 juli 2016 rijst vervolgens de vraag of eisers een procesbelang hadden bij hun bezwaar. Die vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend. Vast staat immers dat bij de primaire besluiten van 19 juli 2016 en 29 juli 2016 is toegekend hetgeen eisers in hun aanvragen hebben verzocht. Gelet hierop had verweerder eisers in hun bezwaar tegen de primaire besluiten 19 juli 2016 en 29 juli 2016 niet-ontvankelijk dienen te verklaren. Dat heeft verweerder niet gedaan. Het beroep is in zoverre gegrond. De rechtbank zal de bestreden besluiten voor zover daarin is beslist op het bezwaar van eisers tegen de primaire besluiten van 19 juli 2016 en 29 juli 2016 dan ook vernietigen. De rechtbank ziet aanleiding om vervolgens zelf in de zaak te voorzien door dat bezwaar alsnog niet-ontvankelijk te verklaren en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van de bestreden besluiten.
Proceskosten
9. De rechtbank ziet verder grond voor een proceskostenveroordeling op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.237,50. Daarbij is de rechtbank uitgegaan van 1,5 punt voor de drie vrijwel gelijkluidende beroepschriften tezamen en 1 punt voor het verschijnen van de gemachtigde ter zitting, met een waarde per punt van € 495,00 en een wegingsfactor 1.
10. Nu de beroepen gegrond worden verklaard zal de rechtbank voorts bepalen dat verweerder aan ieder van eisers het griffierecht van € 46,00 vergoedt.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart de beroepen tegen de bestreden besluiten gegrond voor zover in die besluiten is beslist op het bezwaar van eisers tegen de primaire besluiten van 19 juli 2016 en
  • vernietigt de bestreden besluiten in zoverre;
  • verklaart het bezwaar van eisers tegen de primaire besluiten van 19 juli 2016 en
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van de bestreden besluiten;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.237,50;
  • draagt verweerder op om aan ieder van eisers het griffierecht van € 46,00 te vergoeden;
  • verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van de beroepschriften van eisers voor zover die zich richten tegen de bestreden besluiten voor zover daarbij de in het bezwaar van eisers tegen de primaire besluiten van 19 juli 2016 en 29 juli 2016 gevraagde vermeerdering of uitbreiding van de aanvragen is afgewezen en bepaalt dat de griffier die beroepschriften zal doorzenden naar verweerder teneinde door verweerder te worden behandeld als bezwaarschrift.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L.M. Dohmen, voorzitter, en mr. A.F.C.J. Mosheuvel en mr. R.A. de Wit, leden, in aanwezigheid van H.J. Renders, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2017.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.