ECLI:NL:CRVB:2008:BE9525
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- B.J. van der Net
- G. van der Wiel
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mogelijkheid tot aanvullen van een aanvraag voor korting op de basispremie WAO
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 3 oktober 2007, waarin de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaarde. Appellante had in 2002 een aanvraag ingediend voor korting op de basispremie WAO voor de jaren 1998 en 1999. Het Uwv had in zijn besluiten van 13 februari 2006 vastgesteld dat appellante voor 1998 niet in aanmerking kwam voor korting, terwijl zij voor 1999 wel een korting van € 25.972,61 kreeg. Appellante stelde in haar bezwaarschrift dat zij meer arbeidsgehandicapte medewerkers in dienst had dan in haar aanvraag vermeld, en voegde lijsten met namen van deze medewerkers toe. Het Uwv verklaarde de bezwaren ongegrond, omdat appellante eerder een volledige aanvraag had moeten indienen.
De rechtbank bevestigde het standpunt van het Uwv en oordeelde dat appellante niet kon stellen dat zij pas na de besluiten van 13 februari 2006 in staat was om haar aanvraag aan te vullen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante met de bij haar bezwaarschrift gevoegde lijsten feitelijk een nieuwe aanvraag had ingediend, wat niet mogelijk was binnen de bezwaarprocedure. De Raad benadrukte dat de besluiten van het Uwv op basis van de oorspronkelijke aanvraag genomen waren en dat er geen toezegging was gedaan dat appellante haar aanvraag mocht aanvullen. De Raad oordeelde verder dat de berekeningswijze van het Uwv correct was en dat appellante geen basispremie verschuldigd was over de uitkeringen die rechtstreeks aan betrokkenen werden uitbetaald. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak.