ECLI:NL:RBOBR:2017:5133

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 september 2017
Publicatiedatum
28 september 2017
Zaaknummer
01/820155-17
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting door samenweefsel van verdichtsels met meerdere slachtoffers in Veldhoven en Eindhoven

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 29 september 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die meerdere personen heeft opgelicht door hen te misleiden met valse verhalen over geld dat hij in België zou hebben. De verdachte, geboren in 1944 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, heeft tussen 15 juni 2013 en 18 januari 2015 in Veldhoven en Eindhoven, meermalen geldbedragen van verschillende slachtoffers afhandig gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte door een samenweefsel van verdichtsels een onjuiste voorstelling van zaken heeft gecreëerd, waardoor de slachtoffers zijn bewogen tot de afgifte van geld. De verdachte vertelde dat hij een uitgeverij in België had gehad en dat hij veel geld had verdiend, maar dat hij tijdelijk niet bij dit geld kon komen. Hij vroeg de slachtoffers om geld te lenen voor transportkosten en opslagkosten, met de belofte dat zij hun geld met rente terug zouden krijgen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan oplichting en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft ook schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen, waarbij de vorderingen tot materiële schadevergoeding zijn toegewezen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/820155-17
Datum uitspraak: 29 september 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1944,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
Dit vonnis is
bij verstekgewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
15 september 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 30 augustus 2017.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 juni 2013 tot en met 18 januari 2015 te Veldhoven en/of Eindhoven, althans in Nederland
meermalen althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, na te noemen personen heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten:
-in of omstreeks de periode van 2 september 2014 tot en met 26 september 2014 te Veldhoven, [benadeelde 1] , een of meer geldbedragen tot een totaalbedrag van 1700 euro of daaromtrent (aangifte pag. 57 e.v. proces-verbaal)
en/of
-in of omstreeks de periode van 1 mei 2014 tot en met 27 november 2014 te Veldhoven, [benadeelde 2] , een of meer geldbedragen tot een totaalbedrag van 500 euro of daaromtrent (aangifte pag. 64 e.v. proces-verbaal)
en/of
-in of omstreeks de periode van 1 september 2014 tot en met 22 november 2014 te Veldhoven, [benadeelde 3] , een of meer geldbedragen tot een totaalbedrag van 2500 euro of daaromtrent (aangifte pag. 30 e.v. proces-verbaal)
en/of
-in of omstreeks de periode van 1 augustus 2014 tot en met 31 augustus 2014 te Veldhoven, [benadeelde 4] , een of meer geldbedragen tot een totaalbedrag van 200 euro of daaromtrent (aangifte pag. 69 e.v. proces-verbaal)
en/of
-in of omstreeks de periode van 9 augustus 2014 tot en met 16 augustus 2014 te Veldhoven, [benadeelde 5] , een of meer geldbedragen tot een totaalbedrag van 550 euro of daaromtrent (aangifte pag. 75 e.v. proces-verbaal)
en/of
-in of omstreeks de periode van 15 juli 2014 tot en met 18 januari 2015 te Veldhoven en/of Eindhoven, [benadeelde 6] , een of meer geldbedragen tot een totaalbedrag van 9640 euro of daaromtrent (aangifte pag. 78 e.v. proces-verbaal)
en/of
-in of omstreeks de periode van 19 juli 2013 tot en met 5 september 2013 te Eindhoven, [benadeelde 7] , een of meer geldbedragen tot een totaalbedrag van 805 euro of daaromtrent (aangifte pag. 95 e.v. proces-verbaal)
en/of
-in of omstreeks de periode van 15 juni 2013 tot en met 5 september 2013 te Eindhoven, [benadeelde 8] , een of meer geldbedragen tot een totaalbedrag van 4500 euro of daaromtrent (aangifte pag. 91 e.v. proces-verbaal)
hebbende verdachte toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
-aan die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] medegedeeld/verteld dat hij, verdachte, een uitgeverij/drukkerij heeft gehad in België welke uitgeverij/drukkerij hij, verdachte, had verkocht waarmee hij, verdachte veel geld had verdiend
en/of
-aan die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7] en/of [benadeelde 8] medegedeeld/verteld dat hij, verdachte, veel (zwart) geld in België had en/of welk geld was opgeslagen hetgeen veel kosten met zich meebracht en/of met betrekking tot welk geld hij, verdachte, transportkosten en/of andere kosten moest maken om dat geld naar Nederland te vervoeren en/of om daadwerkelijk over dat geld te kunnen beschikken en/of zelf die kosten niet (meer) op te kunnen brengen
en/of
-aan die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7] en/of [benadeelde 8] gevraagd/verzocht om hem, verdachte, voor die opslagkosten en/of transportkosten en/of andere kosten met betrekking tot dat van hem, verdachte, in België aanwezige geld te lenen en/of daarbij medegedeeld dat hij, verdachte, buiten de lening extra geld zou terugbetalen
en/of
-aan die [benadeelde 7] en/of [benadeelde 8] gevraagd hem, verdachte, geld te lenen omdat hij, verdachte, nog niet over zijn in België aanwezige geld kon beschikken
en/of -(daarbij) aan die [benadeelde 6] medegedeeld/verteld dat als hij, verdachte, over zijn in België aanwezige geld kon beschikken , hij, verdachte, hem, [benadeelde 6] , financieel zou helpen,
waardoor die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7] en/of [benadeelde 8] (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Nadat [belanghebbende] namens haar vriend [benadeelde 3] bij de politie melding heeft gedaan van oplichting door verdachte en nadat [benadeelde 3] zelfmoord heeft gepleegd, heeft in totaal een negental personen aangifte van oplichting gedaan tegen verdachte. Het merendeel van de aangevers heeft verdachte leren kennen in het café “ [naam 1] ” in Veldhoven.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft betoogd dat de wijze van handelen door verdachte kan worden gekwalificeerd als oplichting als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht en dat verdachte zichzelf heeft bevoordeeld door het geld in ontvangst te nemen en het niet terug te betalen. De officier van justitie acht van belang dat aangevers gewone burgers zijn en geen mensen van hoge leeftijd of met een beperkt verstandelijk vermogen. De verdachte vertelde hen, zoals hij heeft toegegeven, een onwaar verhaal. Zij leenden hem geld omdat ze een veelvoud van het geleende bedrag zouden terugkrijgen. Nadat echter verdachte het geleende bedrag niet met rente terugbetaalde maar juist om meer geld vroeg, hadden aangevers moeten doorzien dat hij de afspraak niet na zou komen. Van oplichting is dan geen sprake meer volgens de officier van justitie en zij concludeert dat de oplichting telkens beperkt is gebleven tot de eerste afgifte van geld door de slachtoffers aan verdachte
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Vooraf.
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van oplichting is vereist dat de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen teneinde daarvan misbruik te maken.
Daartoe moet de verdachte een of meer van de in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt, door welk gebruik die ander is bewogen tot de afgifte van een goed.
Het antwoord op de vraag of in een concreet geval het slachtoffer door een oplichtingsmiddel dat door de verdachte is gebruikt, is bewogen tot een van voornoemde handelingen, is in sterke mate afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In algemene zin kunnen tot die omstandigheden behoren enerzijds de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid het beoogde slachtoffer aanleiding had moeten geven die onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen, en anderzijds de persoonlijkheid van het slachtoffer, waarbij onder meer de leeftijd en de verstandelijke vermogens van het slachtoffer een rol kunnen spelen. Bij een samenweefsel van verdichtsels behoren tot die omstandigheden onder meer de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) leugenachtige mededelingen in hun onderlinge samenhang.
De bewijsmiddelen.
Proces-verbaal aangifte door [benadeelde 1] , wonende [adres 1] , zakelijk weergegeven:
Het incident vond plaats tussen 2 september 2014 en 26 september 2014.
Ik ken [verdachte] van café “ [naam 1] Veldhoven.
Op 2 september 2014 begon [verdachte] te vertellen over koffers met geld. Het zou gaan om zwart geld, 8 miljoen euro. 3 miljoen zou bestemd zijn voor [betrokkene 2] en 5 miljoen voor verdachte. Hij vertelde dat het geld afkomstig was van een drukkerij die hij in België gehad heeft. Hij zou het bedrijf verkocht hebben. Hij kon de drukkerij toen voor een goed bedrag verkopen. Een gedeelte was zwart geld en een deel daarvan had hij belegd bij de bank Agenta in België. Dit geld zou vrijkomen. Hij vroeg mij toen om een geldbedrag van 400 euro. Dit bedrag zou nodig zijn voor transportkosten om het geld uit België naar Nederland te brengen. Het vrijgekomen geld zou op de bank van Dexia in België komen. Een waardentransportbedrijf zou dit geld naar Breda brengen. De 400 euro zou dan het bedrag zijn dat hij te kort kwam om het transport te financieren. (….) Als ik hem vooruit zou helpen zou ik 1500 euro terug krijgen. (….) Een dag later vertelde hij ineens dat er kluishuur betaald diende te worden aan het transportbedrijf in België. Hij had zelf een groot deel van het geld kunnen regelen maar hij kwam nog 700 euro te kort. (…) Als ik dat geld zou geven zou ik 5000 euro terug krijgen als een dag later de koffers kwamen. (…) Inmiddels woonde verdachte al 2 weken bij mij in.
In de derde week kwam verdachte met een verhaal dat het geld inmiddels in een kluis in een hotel in Eindhoven was aangekomen. Hij zei toen dat het nog eenmaal 1000 euro zou gaan kosten om het geld uit Eindhoven naar mij thuis te laten brengen. Hij had zelf al 400 euro maar kwam 600 euro tekort en vroeg of ik 600 euro wilde afstaan.(….) In totaal heb ik 1700 euro aan verdachte gegeven. Verdachte heeft door een hoop leugens en verzinsels te vertellen de indruk gewekt dat hij inderdaad het geleende geld zou terug betalen. Tot op heden heb ik niets teruggekregen van het geleende geld. Ik weet dat ook [benadeelde 4] , [benadeelde 10] van de brillenzaak, uitbater [benadeelde 2] van café “ [naam 1] ”, [benadeelde 11] , [benadeelde 6] , [benadeelde 9] en [benadeelde 3] opgelicht zijn. [2]
Proces-verbaal aangifte [benadeelde 2] d.d. 27 november 2014 (roepnaam [benadeelde 2] ), zakelijk weergegeven:
Ik ben eigenaar van café “ [naam 1] ” te Veldhoven. [verdachte] is een heertje en zeer welbespraakt. Nog voor het begin van het WK (rechtbank begrijpt 12 juni 2014, zijnde de eerste wedstrijd van het WK) kwamen we in gesprek. Bij een van de eerste gesprekken begon hij al over het feit dat hij een zaak in België had, een drukkerij en dat hij dit bedrijf had verkocht. Bij de verkoop had hij het nodige geld overgehouden. Het was een groot geldbedrag. Dit geld stond op een bank in België. Hij vertelde dat hij bezig was dit geld naar Nederland te krijgen. Hij was daar met [betrokkene 2] mee bezig. (…) Met het verhaal over zijn geld in België bleef hij terugkomen. Ik hoorde dat hij het ook aan andere klanten vertelde. Hij begon weer tegen mij over het naar Nederland halen van zijn geld uit België. Hiervoor moest hij leges betalen. Hij vroeg aan mij 150 euro om dit te regelen. De afspraak was dat hij die 150 euro terug gaf als het geld binnen was. Dit zou een kwestie van uren of dagen zijn. (…) Binnen 2 dagen erna vroeg verdachte mij 500 euro te leen. Hij gaf aan dat dit nodig was om het geld naar Nederland te laten komen. Hij moest extra betalen. Ik besloot 350,- euro te geven. Ik deed dit ook omdat hij de eerste keer zijn geld terugbetaalde en hij ook altijd keurig zijn rekening in mijn café betaalde. Ik totaal heb ik 500 euro gegeven aan verdachte. Hij heeft door een hoop leugens en verzinsels te vertellen de indruk gewekt dat hij inderdaad het geleende geld zou terugbetalen. [3]
Proces-verbaal aangifte [benadeelde 12] , zakelijk weergegeven:
Het incident vond plaats tussen 1 september 2014 en 22 november 2014.
Ergens half oktober 2014 hoorde ik dat er een man bij [benadeelde 3] in huis woonde aan de [adres 2] te Veldhoven. Ik hoorde dat hij de man in café “ [naam 1] ” had ontmoet. [benadeelde 3] zei dat hij de man in huis had genomen omdat hij de man geld had geleend, de man geen woning had en dat hij vond dat hij de man niet op straat kon laten staan. (…) Ik ging onaangekondigd bij [benadeelde 3] aan de deur. [benadeelde 3] deed open. Ik zag een oudere man zitten. Het was [verdachte] . (…) Hij vertelde dat hij een zakenman was, dat hij over genoeg geld beschikte, maar dat hij tijdelijk niet bij het geld kon. Hij vertelde ook dat hij een koffertje met geld in een kluis in een hotel in de omgeving van Eindhoven had staan. Het huren van deze kluis kostte geld en daarvoor leende hij geld van anderen. Ik merkte dat [benadeelde 3] hem wel geloofde. Inmiddels had ik van [benadeelde 3] begrepen dat hij aan verdachte iets van 2.500,- euro zou hebben geleend. [4]
Proces-verbaal van bevindingen, zakelijk weergegeven:
Op 17 november 2014 werd verbalisant [verbalisant] aangesproken door [benadeelde 3] , wonende aan De [adres 2] te Veldhoven. Zijn verhaal was kort weergegeven: ongeveer 6 weken geleden is hij in contact gekomen met [verdachte] . Hij was verdachte tegengekomen in café “ [naam 1] ” in Veldhoven. Verdachte vertelde dat hij o.a. een eigen zaak in België heeft gehad. Dit betrof een drukkerij. Verdachte zou zijn bedrijf verkocht hebben en het geld op een bank in België, mogelijk Dexia, hebben gestald. Verder zou hij het nodige zwart geld hebben. In totaal zou verdachte beschikken over een geldbedrag van 16 miljoen euro. Dit geld zou nog naar Nederland moeten komen dan wel zou al in koffers naar Nederland zijn getransporteerd. (…) Het geld zou vrijkomen maar daarvoor had hij een klein geldbedrag nodig om bij zijn koffers te komen dan wel om zijn geld naar Nederland te laten komen. In eerste instantie vroeg verdachte om geld zodat hij de hotelkosten kon betalen waarna hij de beschikking kreeg over zijn koffers met zwart geld. Het zou gaan om 500 euro. Verdachte hield [benadeelde 3] voor dat als hij dit geld voor zou schieten, hij een dag later, als verdachte de koffers met geld had opgehaald, dit bedrag zou krijgen inclusief 50% rente; dus 750,- euro. [benadeelde 3] is hierop ingegaan. [benadeelde 3] gaf aan dat het verhaal van verdachte op hem zeer betrouwbaar overkwam. (…) Een dag later kwam het beloofde geld niet af. Verdachte kwam steeds met een ander verhaal dat aansloot bij het vorige. Er kwam steeds wat tussen. Dan was het een tussenpersoon die voor het transport moest zorgen en geld vooraf vroeg. Dan betrof het legeskosten. (…) Vier weken geleden vroeg verdachte om onderdak en trok hij bij [benadeelde 3] in. (…) [benadeelde 3] gaf aan dat verdachte veelvuldig andere personen benaderde en om geldbedragen vroeg. (…) [benadeelde 3] gaf aan dat het om een geldbedrag ging dat hij verdachte heeft geleend van tenminste 2500,- euro. (…) Van diverse bekenden had [benadeelde 3] vernomen dat zij geld aan verdachte hadden gegeven. Het ging om [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 10] , een Belg. [5]
Proces-verbaal aangifte [benadeelde 4] , wonende te Veldhoven, zakelijk weergegeven:
Het incident vond plaats tussen 1 augustus 2014 en 31 augustus 2014.
Ik kom al jaren in café “ [naam 1] ” te Veldhoven. Ergens in juni 2014 kwam daar een man binnen. Hij heette [verdachte] en later hoorde ik dat hij [verdachte] heette. Hij kwam betrouwbaar over. De eerste week van augustus 2014 benaderde hij mij met de vraag of hij geld van mij kon lenen. Hij vroeg of hij 400 euro kon lenen. Hij vertelde dat het privé was. Hij vertelde dat hij geld in het buitenland had staan, in België. Het zou gaan om heel veel geld. Zwart geld. Hij moest dat geld naar Nederland krijgen maar dat kon niet via de bank. Het lag volgens mij ergens in Gent opgeslagen. Via de niet officiële weg zou het naar Nederland vervoerd moeten worden. Het geld zou in koffers de grens overgebracht worden. De koffers zouden dan door iemand worden opgehaald die de koffers naar zijn hotel zou brengen. Het transport zou veel geld kosten. Als ik 400 euro zou lenen dan zou ik er 1000 euro voor terug krijgen. (…) Ik heb hem 100 euro contant gegeven. Ik zou het dezelfde avond of de dag erna terug krijgen. (…) Een paar dagen later vroeg hij 30 euro om zijn telefoon op te laden. Ik gaf hem 30 euro. Een paar dagen later vroeg hij 70 euro. Het ging nog steeds over het geld dat hij nodig had om het transport te regelen. Na twee weken voelde ik mij de klos. Ik bleef vragen naar mijn 200,-.
Ik hoorde van verdachte zelf dat ook [benadeelde 1] hem geld geleend had en [benadeelde 5] . (…) Vanaf het moment dat verdachte bij [benadeelde 3] kwam werd er over gepraat in de kroeg. Daar bleek dat veel meer vrienden uit de groep al geld hadden geleend aan verdachte. Het was half of eind september. (…) Rond 15 november 2014 is verdachte vertrokken en sindsdien ontbreekt elk spoor van hem.
Verdachte heeft mij door middel van een samenweefsel van verdichtsels, het verhaal dat hij een groot zwart geldbedrag ter beschikking had, hetgeen vervoerd moest worden naar Nederland en dat hij daarvoor kosten moest betalen, bewogen tot afgifte van 200 euro. Ik heb het geld nooit teruggekregen. [6]
Proces-verbaal aangifte [benadeelde 5] , wonende te Veldhoven, zakelijk weergegeven:
Het incident vond plaats tussen 9 augustus 2014 en 16 augustus 2014.
Ik kom met regelmaat in café “ [naam 1] ” te Veldhoven. Tijdens de WK heb ik daar [verdachte] leren kennen. Medio augustus 2014 werd ik door verdachte gebeld. Hij vertelde dat er geld van hem zou loskomen. Dit moest uit het buitenland komen en hij had even geld nodig om van alles te regelen. Hij vroeg mij toen of hij zolang 300 euro van mij kon lenen. Ik wilde hem wel helpen. Ik zou het de maandag erna van hem terug krijgen. Ik ben naar de pinautomaat gereden en heb hem 300,- overhandigd op het terras van het hotel (rechtbank begrijpt [naam 2] Veldhoven) waar verdachte toen zat. Toen ik na een dag of 10 niets van verdachte had gehoord, heb ik hem een sms verzonden. Hierna belde hij en zei dat er een probleem was. Het geld was er nog niet en hij had opnieuw geld nodig om iemand te betalen die het geld voor hem zou regelen. Dit geld moest uit het buitenland komen. Hij vroeg nog eens 200,- euro. Hij zou binnen een week de beschikking hebben over het geld en hij wilde mij dan zelfs 1500,- euro terugbetalen. Ik gaf 200,- euro. Hij vroeg 50,- voor een biertje en ik gaf hem 50,- euro extra. [7]
Proces-verbaal aangifte [benadeelde 6] , zakelijk weergegeven:
Het incident vond plaats tussen 15 juli 2014 en 18 januari 2015.
Ik ben bedrijfsleider bij [naam 2] Veldhoven. Vanaf begin juli 2014 verbleef [verdachte] in dit hotel. Ik heb verdachte verteld dat ik financiële problemen had. Ik zei dat ik 25.000,- schuld had. Verdachte zei dat hij mij daarmee zou gaan helpen. Ik geloofde dit ook en had vertrouwen in hem.
Hij vertelde mij dat hij een uitgeverij in België had gehad en daarmee veel geld had verdiend. Hij vertelde dat zijn geld vast stond op een bank, genaamd Agenta in België. Hij kon niet bij dit geld. Dit geld moest eerst naar Nederland getransporteerd worden. Voor dit transport had hij geld nodig. Als hij de beschikking had over het geld, zou hij mij financieel helpen.
Hij vertelde mij dat hij nog 80,00 euro tekort kwam om het transport te kunnen financieren.
Hij vroeg mij om 80,00 euro. Dit heb ik toen aan hem gegeven. Dit was ergens halverwege juli 2014.
Een paar dagen later vroeg verdachte mij om 170,00 euro. Het transport was toch iets duurder dan hij eerst had gedacht. Ik heb hem toen 170,00 euro gegeven.
In augustus 2014 vroeg hij mij weer twee keer om geld. Hij vertelde weer dat het transport duurder was en dat hij daarvoor meer moest betalen. Ik heb hem toen twee keer contant geld gegeven. Eén keer een bedrag van 130,00 euro en één keer een bedrag van 150,00 euro.
Medio september bleek het transport gelukt te zijn. Verdachte vertelde dat het geld vanaf België naar Breda was gegaan en van daaruit naar Nuenen. Hij vertelde ook dat het geld in koffers zat. Om hoeveel geld het ging vertelde hij niet, alleen dat het om heel veel geld ging. Hij wilde daarom ook niet vertellen waar de koffers in Nuenen waren opgeslagen.
Toen de koffers eenmaal in Nuenen waren vertelde hij mij dat er voor de opslag in Nuenen betaald moest worden, maar dat hij dat geld niet had. Hij vertelde dat deze opslag ongeveer 70,00 a 80,00 euro per dag kostte.
In september heb ik hem in een week tijd totaal 750,00 hiervoor gegeven. Eén keer een bedrag van 450,00 euro en één keer een bedrag van 300,00 euro.
Iedere keer als ik hem geld gaf, zei hij dat zijn geld “morgen” zou komen.
Maar iedere keer was er iets. Hij zei dat de manager van de opslag hem steeds om meer geld vroeg.
Ook zei hij dat ik al het geld dat ik aan hem gaf, dubbel van hem terug zou krijgen. Hij was blij dat ik hem hielp. Zijn uitleg was voor mij nog steeds geloofwaardig.
De maanden daarna bleef hij mij om geld vragen. Steeds had het te maken met de manager van de opslag van het geld. Dan weer was de manager er niet, dan weer was hij een dag te laat met betalen van de opslag waardoor er weer meer betaald moest worden, etc.
In de maanden oktober, november, december 2014 en in de maand januari 2015 heb ik hem nog eens 8.360,00 euro gegeven, waarvan 7.840,00 euro contant (in meerdere betalingen) en 520,00 per bank. Ik heb twee keer geld per bank overgemaakt, 1 x 320,00 euro op 8 december 2014 en 1 keer 200,00 euro op 15 december 2014. Dit geld maakte ik over op zijn bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] ten name van [verdachte] .
Ik ben hem steeds geld blijven geven omdat ik al zoveel gegeven had dat ik voor mijn gevoel niet meer terug kon. Ik was bang dat als ik zou stoppen, ik helemaal niets meer van mijn geld terug zou zien.
Tot ongeveer eind oktober 2014 woonde verdachte boven [naam 2] . Tot die tijd overhandigde ik hem het geld daar. Daarna was verdachte verdwenen. Hij zat toen in Helmond bij een vriend. (…) In die tijd moest ik het geld in Helmond afgeven in café “ [naam 3] ”, waar ik [verdachte] dan trof.
Daarna is verdachte naar Eindhoven gegaan. In december 2014 en januari 2015 heb ik het geld aan hem overgedragen op het station in Eindhoven.
Al in november 2014 had ik zelf geen geld meer. Ik ben toen bij anderen geld gaan lenen en heb dit geld aan verdachte gegeven. Ik heb ook aan verdachte verteld dat ik geld bij anderen leende. Hij bleef mij geruststellen dat het allemaal goed zou komen.
Op 18 januari 2015 ontving ik een sms-bericht van verdachte. Hij stuurde mij de volgende tekst: “Als je 390,00 kunt krijgen voor 14:00 uur, kun je tot 10.000 terug beloven. En vandaag nog uitbetalen. Je kunt deze sms ook laten zien ter bevestiging kunnen ze mij bellen.”
(…)
Ik was er namelijk van overtuigd dat het verhaal van verdachte klopte en dat ik snel door hem financieel geholpen zou worden.
Na het laatste sms-bericht van verdachte en het gesprek met mijn ouders, ging ik beseffen dat het verhaal van verdachte niet klopte en dat ik door hem ben opgelicht.
Mijn vader heeft gereageerd op het laatste sms-bericht van verdachte met de volgende tekst: “wil je mij niet meer contacten alleen met 10.000 euro”.
Verdachte heeft hierna nergens meer op gereageerd.
In totaal ben ik voor 9640,00 euro benadeeld. [8]
Proces-verbaal aangifte [benadeelde 7] , zakelijk weergegeven:
Het incident vond plaats tussen 19 juli 2013 en 5 september 2013.
Ik doe aangifte van oplichting door [verdachte] . Hij heeft mij door een samenweefsel van verdichtsels bewogen tot het afgeven van geld met het oogmerk zichzelf te bevoordelen.
Ik ken verdachte omdat hij in hetzelfde appartementencomplex woonde als ik, te weten aan de [adres 3] te Eindhoven.
Op 17 juli 2013 kwam verdachte naar mij toe in de galerij van de woning.
Ik maakte zoals vaker een praatje met hem en ik hoorde dat verdachte zei:
“Kun je mij misschien 50 euro lenen want mijn pinpas doet het niet en je krijgt het geld volgend weekeinde terug want ik verwacht zwart geld vanuit België.” Hij zou geld terugkrijgen van een bedrijf en daarmee zou hij mij dan terugbetalen.
Ik heb hem toen die 50 euro geleend.
Op vrijdag 19 juli 2013 kwam verdachte ‘s avonds bij mij aan de deur en vertelde dat hij het geld nog niet op zijn rekening had.
Ik hoorde dat verdachte zei: “Als je me nu nog 500 euro leent, dan krijg je na het weekeinde 800 euro terug.”
Ik dacht hier 250 euro mee te verdienen dus heb ik hem die 500 euro ook geleend.
Na dat weekeinde kreeg ik nog steeds mijn geld niet terug want volgens [verdachte] was het geld nog niet beschikbaar.
Een paar dagen later vertelde verdachte dat ene [betrokkene 1] een bedrag van 175 euro bij mij kwam halen zodat die [betrokkene 1] dan met dat geld de kluis kon openen waar het geld van [verdachte] in zat.
[betrokkene 1] zou een erfgenaam zijn van de familie [naam 4] . Er zou geld van hem in dezelfde levering zitten waarmee hij zijn erfenis bij de familie Brenninkmeijer zou afkopen.
Dit geld zou bij Hotel [naam 5] in Vught in koffers worden gehaald door deze [betrokkene 1] .
Die [betrokkene 1] stond dezelfde dag bij mij aan de deur en ik ben naar beneden gelopen en heb hem die 175 euro gegeven. Ik weet verder geen gegevens van die [betrokkene 1] maar ik heb wel zijn telefoonnummer. Dit telefoonnummer is [Telefoonnummer] .
Een paar dagen later belde verdachte mij met het verhaal dat het geld nog niet uit de kluis kon worden gehaald omdat de papieren niet in orde waren. Hij had hiervoor nog eens 50 euro nodig.
Op vrijdag 9 augustus 2013 kwam verdachte bij mij om die 50 euro op te halen. Hij heeft toen een schuldbekentenis geschreven waarin hij verklaarde aan mij een totaalbedrag van 775 euro schuldig te zijn. In de schuldbekentenis staat dat hij dat geld uiterlijk op maandag 12 augustus 2013 om 18.00 uur aan mij terug betaald. Ik ben hiermee akkoord gegaan en heb hem de 50 euro gegeven.
Op 13 augustus 2013 kwam verdachte weer bij mij aan de deur en vroeg om een bedrag van 30 euro. Dit geld was volgens hem om de kluishuur te betalen.
Ik heb toen tegen verdachte gezegd dat dit echt de laatste keer was dat ik hem geld zou lenen en ik heb hem dat ook op de schuldbekentenis erbij laten zetten.
Een paar dagen later ben ik naar de woning van verdachte gegaan om mijn geld terug te eisen. Ik zei: ”Waar blijft mijn geld?” Ik hoorde dat verdachte zei: “Kom maar binnen want [benadeelde 8] is er ook.”
Ik zag een voor mij onbekende man binnen zitten. Later bleek [benadeelde 8] (rechtbank begrijpt [benadeelde 8] ) een medebewoner te zijn van het appartementencomplex.
Ik hoorde dat [benadeelde 8] ook geld had geleend aan verdachte.
Verdachte deed geheimzinnig want zijn vrouw mocht niets weten van het feit dat hij geld leende bij verschillende mensen.
Verdachte bleef maar beloven dat hij [benadeelde 8] en mij zou terugbetalen. Ook zou hij dan veel meer terugbetalen dan hij had geleend.
Ik geloofde de verhalen die verdachte vertelde en ik geloofde eerst ook dat hij mij het geld zou terugbetalen.
Verdachte heeft door een hoop leugens en verzinsels te vertellen, de indruk gewekt dat hij inderdaad het geleende geld terug zou betalen.
Ik voel mij gebrainwasht door verdachte en door alle verhalen die hij vertelde.
(…)
Tot op heden heb ik niets teruggekregen van het geleende geld.
Ik weet dat verdachte bij verschillende mensen schulden heeft. (…)
Gisteravond 4 september 2013 omstreeks 21.15 uur heb ik nog gebeld met verdachte waarbij hij nog steeds volhield het geld terug te betalen. [9]
Een geschrift, zijnde een door verdachte ondertekende schuldbekentenis van 9 augustus 2013, aangevuld op 13 augustus 2013, inhoudende een lening aan verdachte door [benadeelde 7] van EUR 775,- en 30,-. [10]
Proces-verbaal aangifte [benadeelde 8] , zakelijk weergegeven:
Het incident vond plaats tussen 15 juni 2013 en 5 september 2013.
Ik wil aangifte doen tegen [verdachte] ter zake van oplichting. Verdachte heeft mij zo vaak opgelicht dat ik de data niet meer kan onthouden en ook niet alle verhalen. Het totale bedrag weet ik wel. Dat is EUR 4.500,-.
In juni 2013 kwam ik verdachte tegen. Ik kende hem vanuit mijn wooncomplex in Eindhoven.
Hij vertelde mij dat hij problemen had met zijn bankpas en vroeg of ik hem 50 euro kon lenen. De manier waarop hij mij dit vertelde was zo overtuigend, dat ik hem die 50 euro leende. Ik gaf dit contant aan hem in het vertrouwen dat ik het terug zou krijgen van [verdachte] .
Een dag of drie of vier later sprak ik verdachte weer. Ditmaal vertelde hij dat hij een koffer vanuit België via investeringsmaatschappij Invest door middel van een waardentransport naar Nederland zou laten transporteren. Hij vertelde daarbij dat het om zwart geld zou gaan.
Hij kon echter hij het totale bedrag niet betalen. Het zou 1800,- zijn geweest. Hij vroeg aan mij of ik hem wat geld kon lenen, waarna ik verdachte 300 euro leende. Ik gaf dit contant aan hem in het vertrouwen dat ik het terug zou krijgen van verdachte. Verdachte bedankte mij en vertelde daarbij dat hij mij als dank 1000 euro terug zou geven.
Iets later sprak verdachte mij weer aan. Ditmaal kon het waardentransport de grens niet over uit België. Een vriendin van hem werkte voor Invest en zou het transport wel kunnen regelen, waarna hij haar wilde bedanken met een flesje parfum. Omdat hij nog altijd zijn geld niet had, vroeg hij mij of ik wat geld kon lenen om een flesje parfum te kunnen betalen. Ik leende verdachte 100,-. Ik gaf dit contant aan hem in het goede vertrouwen dat ik het terug zou krijgen van verdachte. Hij vertelde dat hij op de Parklaan te Eindhoven een safe had waarin hij het geld zou opslaan. Dit was geregeld via Invest. Een andere keer vroeg hij geld te leen omdat de sleutel van de koffer, welke in de safe lag, moest worden vervangen. Dat kostte 200 euro. Ik gaf dit contant aan hem in het vertrouwen dat ik het terug zou krijgen van verdachte. Iedere keer als ik geld gaf, zou ik er meer geld voor terugkrijgen. [11]
Proces-verbaal Pro Justitia Gerechtelijke Politie Brussel:
Wij hebben een fax ontvangen van de Argenta Bank met de mededeling dat [verdachte] titularis was van bankrekening [rekeningnummer 2] . Deze bankrekening werd reeds afgesloten in 2004.
Wij hebben een brief ontvangen van Belius bank met de mededeling dat [verdachte] niet gekend is als houder, volmachthouder en/of deelgenoot van enige rekening of deposito bij Dexia bank voor de periode van 1/1/2010 tot 9/4/2015. [12]
Verdachte heeft het volgende verklaard:
p. 45-46:Mijn inkomen bestaat uit AOW en een heel klein stukje pensioen. Ik heb 15 cent in mijn portemonnee. Ik heb een tijdje bij [benadeelde 1] gewoond en ik heb ook bij [benadeelde 3] geslapen. Ik heb van [benadeelde 2] , de eigenaar van café “ [naam 1] ”, geld geleend. Ik heb ook van andere mensen die daar kwamen geld geleend. Ik heb het niet op tijd terug kunnen brengen. Ik kan u vertellen dat het verhaal, dat ik tegen die mensen van wie ik geld leende heb verteld niet waar was. Ik heb verteld dat ik een uitgeverij in België had waar veel geld is uitgekomen. Dit geld lag ergens in Nederland opgeslagen en ik moest geld hebben om deze opslag te betalen. Ik zou hun het geld later teruggeven en ik zou er wat extra geld bijleggen als ik het geld uit de opslag terug had. Ik heb mensen benaderd om geld aan mij te lenen. Dit heb ik gedaan door het verhaal wat verzonnen was te vertellen tegen onder andere [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 1] , [benadeelde 4] en [benadeelde 7] .
p. 48-51:Ik heb mensen een verhaal verteld wat niet waar is. Ik heb verteld dat ik een uitgeverij heb gehad in België en dat ik daarmee opgehouden was. (…) Het verhaal was dat ik geld over had van de uitgeverij. (…) Ik vertelde dat het geld ergens opgeslagen was. Ik moest zogenaamd elke dag betalen voor opslag van dat geld. Ik had zelf geen geld meer en vroeg of mensen mij dan geld wilden geven zodat ik de opslag van dat geleende geld kon betalen. Ik beloofde dan dat mensen meer geld terugkregen dat ze mij geleend hadden. Ik ben mensen zoals [benadeelde 2] , [benadeelde 1] , [benadeelde 3] , [benadeelde 7] en [benadeelde 4] in café “ [naam 1] ” in Veldhoven tegengekomen. Met [benadeelde 10] moet ik het ook oplossen. (…) Als ik zelf geld nodig had kwam ik met het verzonnen verhaal op de proppen en zo kon ik van deze mensen geld lenen. De mensen die bij mij in het appartementencomplex woonden en ook aangifte tegen mij hebben gedaan zijn [benadeelde 7] en [benadeelde 8] . Zij krijgen ook nog geld van mij [13]
p. 54:Ik ken [benadeelde 6] van [naam 2] . Ik heb [benadeelde 6] precies hetzelfde verhaal verteld als de anderen die ik eerder genoemd heb. (…) Ik heb [benadeelde 6] ook het België verhaal verteld.” [14]
ConclusieOp grond van voorgaande bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte door een samenweefsel van verdichtsels bij de slachtoffers een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen waardoor deze zijn bewogen tot de afgiften van geldbedragen. Er is sprake geweest van meer dan een enkele leugenachtige mededeling.
In het bijzonder heeft de rechtbank bij de beoordeling van het gewicht van de betreffende oplichtingsmiddelen als omstandigheden in aanmerking genomen
  • de door verdachte tevoren bedachte, gehanteerde werkwijze en
  • de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de door verdachte aan de slachtoffers gedane leugenachtige mededelingen, in hun onderlinge samenhang bezien en
  • het feit dat verdachte misbruik heeft gemaakt van de tussen de slachtoffers en hemzelf bestaande vertrouwensrelaties. Twee van de slachtoffers hebben verdachte zelfs in huis genomen.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat aangevers ook na de eerste afgifte van geldbedragen door het bedrieglijke en in strijd met de waarheid zijnde handelen van verdachte zijn bewogen tot latere afgiften van geldbedragen. De omstandigheid dat verdachte in plaats van het geleende geld terug te betalen extra geld leende is niet een omstandigheid waaruit aangevers moesten afleiden dat verdachte onwaarheden vertelde. Verdachte kwam juist met aanvullende leugens, die kennelijk bij de slachtoffers waarheidsgetrouw overkwamen. Verdachte heeft zich dan ook ten aanzien van alle geleende bedragen door het gebruik van een samenweefsel van verdichtsels schuldig gemaakt aan oplichting en de rechtbank komt daarmee tot de navolgende bewezenverklaring.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 15 juni 2013 tot en met 18 januari 2015 te Veldhoven en/of Eindhoven,
meermalen, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, na te noemen personen heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten:
-in de periode van 2 september 2014 tot en met 26 september 2014 te Veldhoven, [benadeelde 1] , geldbedragen tot een totaalbedrag van 1700 euro
en
-in de periode van 1 mei 2014 tot en met 27 november 2014 te Veldhoven, [benadeelde 2] , geldbedragen tot een totaalbedrag van 500 euro
en
-in de periode van 1 september 2014 tot en met 22 november 2014 te Veldhoven, [benadeelde 3] , geldbedragen tot een totaalbedrag van 2500 euro
en
-in de periode van 1 augustus 2014 tot en met 31 augustus 2014 te Veldhoven, [benadeelde 4] , geldbedragen tot een totaalbedrag van 200 euro
en
-in de periode van 9 augustus 2014 tot en met 16 augustus 2014 te Veldhoven, [benadeelde 5] , geldbedragen tot een totaalbedrag van 550 euro
en
-in de periode van 15 juli 2014 tot en met 18 januari 2015 te Veldhoven en/of Eindhoven,
[benadeelde 6] , geldbedragen tot een totaalbedrag van 9640 euro
en
-in de periode van 19 juli 2013 tot en met 5 september 2013 te Eindhoven, [benadeelde 7] , geldbedragen tot een totaalbedrag van 805 euro
en
-in de periode van 15 juni 2013 tot en met 5 september 2013 te Eindhoven, [benadeelde 8] , geldbedragen tot een totaalbedrag van 4500 euro
hebbende verdachte toen aldaar telkens met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- bedrieglijk en in strijd met de waarheid
-aan die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] medegedeeld/verteld dat hij, verdachte, een uitgeverij/drukkerij heeft gehad in België welke uitgeverij/drukkerij hij, verdachte, had verkocht waarmee hij, verdachte veel geld had verdiend
en/of
-aan die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7] en/of [benadeelde 8] medegedeeld/verteld dat hij, verdachte, veel (zwart) geld in België had en/of welk geld was opgeslagen hetgeen veel kosten met zich meebracht en/of met betrekking tot welk geld hij, verdachte, transportkosten en/of andere kosten moest maken om dat geld naar Nederland te vervoeren en/of om daadwerkelijk over dat geld te kunnen beschikken en/of zelf die kosten niet (meer) op te kunnen brengen
en/of
-aan die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7] en/of [benadeelde 8] gevraagd/verzocht om hem, verdachte, voor die opslagkosten en/of transportkosten en/of andere kosten met betrekking tot dat van hem, verdachte, in België aanwezige geld te lenen en/of daarbij medegedeeld dat hij, verdachte, buiten de lening extra geld zou terugbetalen
en/of
-aan die [benadeelde 7] en [benadeelde 8] gevraagd hem, verdachte, geld te lenen omdat hij, verdachte, nog niet over zijn in België aanwezige geld kon beschikken
en/of -(daarbij) aan die [benadeelde 6] medegedeeld/verteld dat als hij, verdachte, over zijn in België aanwezige geld kon beschikken , hij, verdachte, hem, [benadeelde 6] , financieel zou helpen,
waardoor die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en [benadeelde 3] en [benadeelde 4] en [benadeelde 5] en [benadeelde 6] en [benadeelde 7] en [benadeelde 8] telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van voorarrest waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting. Hij heeft een groot aantal slachtoffers met leugens geld afhandig gemaakt. Eén van de slachtoffers heeft om verdachte te helpen zelf schulden gemaakt door geld bij anderen te lenen. De door verdachte gepleegde strafbare feiten hebben grote onrust veroorzaakt bij de klanten van café “ [naam 1] in Veldhoven.
Verdachte heeft het vertrouwen van zijn slachtoffers beschaamd en hen financieel benadeeld en overlast bezorgd.
Verdachte is met de noorderzon vertrokken en heeft zich puur op eigengewin uit zijnde niet bekommerd om de slachtoffers.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten ter zake fraudedelicten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor na te melden duur.
De rechtbank zal een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt en van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt.
Verdachte is in verzekering gesteld op 10 februari 2015, gehoord en op 12 februari 2015 heengezonden. De dagvaarding is uitgebracht op 9 augustus 2017 en dit vonnis wordt gewezen op 29 september 2017. De rechtbank concludeert dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is overschreden, hetgeen in dit geval moet leiden tot strafvermindering.
Bij dit oordeel heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheden van het geval, waaronder begrepen de processuele houding van verdachte, de aard en ernst van het ten laste gelegde, de beperkte ingewikkeldheid van de zaak en de mate van voortvarendheid waarmee deze strafzaak door de justitiële autoriteiten is behandeld.
De rechtbank ziet in de hiervoor geconstateerde schending van het recht van de verdachte op een openbare behandeling van de zaak binnen een redelijke termijn aanleiding om in plaats van een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden op te leggen.

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering toewijsbaar tot een bedrag van € 150,-, zijnde het eerste bedrag dat aan verdachte is afgegeven en acht de benadeelde partij
niet-ontvankelijk in de vordering voor het overige.
Beoordeling.De rechtbank acht de vordering tot een bedrag van € 500,- toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente als hierna te melden. De vordering dient voor het overige (€ 14,80) te worden afgewezen omdat er geen rechtstreeks verband is tussen de bewezenverklaring en het niet betaalde bier dat verdachte zou hebben genuttigd.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente als hierna te melden.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering toewijsbaar tot een bedrag van € 300,-, zijnde het eerste bedrag dat aan verdachte is afgegeven en acht de benadeelde partij
niet-ontvankelijk in de vordering voor het overige.
Beoordeling.De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente als hierna te melden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente als hierna te melden.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering toewijsbaar tot een bedrag van € 500,-, zijnde het eerste bedrag dat aan verdachte is afgegeven en acht de benadeelde partij
niet-ontvankelijk in de vordering voor de materiële schade voor het overige. De benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering van de immateriële schade.
Beoordeling.De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten materiële schadevergoeding, zijnde de afgegeven geldbedragen, vermeerderd met de wettelijke rente als hierna te melden.
De rechtbank zal de vordering wat betreft de immateriële schade afwijzen. Dat benadeelde gevoelens van boosheid had, piekerde en gefrustreerd was is op zichzelf begrijpelijk, maar onvoldoende om smartengeld toe te kennen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente als hierna te melden.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering toewijsbaar tot een bedrag van € 100,-, zijnde het bedrag dat als eerste aan verdachte is afgegeven en acht de benadeelde partij
niet-ontvankelijk in de vordering voor het overige.
Beoordeling.De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente als hierna te melden.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 57, 60a, 326.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
oplichting, meermalen gepleegd. Zij verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
De rechtbank legt op de volgende straf en maatregelen.

Gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27Wetboek van Strafrecht.

Schadevergoedingsmaatregel [benadeelde 2]

Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2] van een bedrag van EUR 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de aangifte, zijnde 27 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] , van een bedrag van EUR 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), te weten materiële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de aangifte, zijnde 27 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Wijst de vordering voor het overige af.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.

Schadevergoedingsmaatregel [benadeelde 5]

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 5] van een bedrag van EUR 550,00 (zegge: vijfhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 11 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2014, zijnde de einddatum van de pleegperiode als vermeld in de aangifte tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 5] van een bedrag van EUR 550,00 (zegge: vijfhonderdvijftig euro), te weten materiële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2014, zijnde de einddatum van de pleegperiode als vermeld in de aangifte tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.

Schadevergoedingsmaatregel [benadeelde 7]

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 7] van een bedrag van EUR 805,00 (zegge: achthonderdenvijf euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 september 2013, zijnde het einde van de pleegdatum vermeld in de aangifte tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij, [benadeelde 7] , van een bedrag van EUR 805,00 (zegge achthonderdenvijf ), te weten materiële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 september 2013, zijnde het einde van de pleegperiode vermeld in de aangifte tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Wijst de vordering wat betreft de immateriële schadevergoeding af.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.

Schadevergoedingsmaatregel [benadeelde 4]

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 4] van een bedrag van EUR 200,00 (zegge: tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2014, zijnde de einddatum van de pleegperiode vermeld in de aangifte tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 4] , van een bedrag van EUR 200,00 (zegge: tweehonderd euro), te weten materiële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2014, zijnde de einddatum van de pleegperiode vermeld in de aangifte tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.M. Weerkamp, voorzitter,
mr. T. Dompeling en mr. J.G. Vos, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.G. de Bruijn-van der Sluijs, griffier,
en is uitgesproken op 29 september 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld
2.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] , p. 57-60.
3.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2] , p. 64-66.
4.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 12] , p. 30-34.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 39-41.
6.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 4] , p. 69-72.
7.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 5] , p. 75-76.
8.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 6] , p. 79-81.
9.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 7] , p. 95-97.
10.Een geschrift, p. 106.
11.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 8] , p. 91-93.
12.Proces-verbaal Pro Justitia, p. 163.
13.Proces-verbaal verhoor van verdachte, p. 45-47 en 48-51.
14.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 54-55.