In deze letselschadezaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 6 september 2017 een tussenuitspraak gedaan. De zaak betreft een geschil tussen een eiseres in conventie, vertegenwoordigd door advocaat mr. Y.B. Boendermaker, en de Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. C.W. Gijsbers. De rechtbank heeft besloten een comparitie van partijen te gelasten om inlichtingen over de zaak te verkrijgen en te onderzoeken of er mogelijkheden zijn voor een minnelijke regeling.
De procedure is gestart met een dagvaarding en heeft verschillende stappen doorlopen, waaronder een rolbeslissing en de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie. De rolrechter heeft de zaak aangehouden om te beslissen over de comparitie. De rechtbank heeft in haar overwegingen aangegeven dat de comparitie zal dienen om de juridische standpunten van partijen nader toe te lichten en om te onderzoeken of er overeenstemming kan worden bereikt.
De rechtbank heeft bepaald dat de eiseres in conventie persoonlijk aanwezig moet zijn tijdens de comparitie, terwijl de gedaagde partij vertegenwoordigd moet zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is om te vertegenwoordigen. De comparitie zal plaatsvinden op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd, waarbij partijen ook hun verhinderdagen moeten opgeven. De rechtbank heeft verder aangegeven dat bij gebreke van deze opgave, zij het tijdstip van de comparitie zelfstandig zal bepalen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. E.J.C. Adang.