ECLI:NL:RBOBR:2017:3645
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling voor woninginbraken en ontnemingsvordering
Op 7 juli 2017 heeft de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Oost-Brabant een vonnis uitgesproken tegen een verdachte die betrokken was bij negen woninginbraken en drie pogingen daartoe. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wederrechtelijk voordeel heeft genoten van deze inbraken, en heeft een ontnemingsvordering behandeld die was ingediend door de officier van justitie. De ontnemingsvordering was gebaseerd op vier bewezen verklaarde inbraken en één niet ten laste gelegde woningbraak. De rechtbank heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op een bedrag van € 3.048,24.
De zaak werd behandeld op 23 juni 2017, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De officier van justitie stelde dat de verdachte wederrechtelijk voordeel had genoten, maar paste de vordering aan naar aanleiding van de discussie in de rechtszaal. De verdediging steunde de gewijzigde vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft de bewijsstukken en de aangiften van de inbraken zorgvuldig bekeken en kwam tot de conclusie dat de verdachte inderdaad voordeel had genoten van de gepleegde misdrijven. De rechtbank heeft de opbrengsten van de inbraken berekend en vastgesteld dat de totale opbrengst € 3.048,24 bedraagt. De rechtbank legde de verdachte de verplichting op om dit bedrag aan de Staat te betalen, ter ontneming van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee leden van de rechtbank, in aanwezigheid van de griffier.