Op 7 juli 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van een personenauto. De zaak was aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 22 mei 2017, en de zitting vond plaats op 23 juni 2017. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De verdachte werd beschuldigd van het beschadigen van een auto op 18 september 2016 in Eindhoven, waarbij hij met een hamer tegen de auto zou hebben geslagen. De rechtbank heeft op basis van de beschikbare bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van de aangever en getuigen, vastgesteld dat de verdachte inderdaad de auto heeft beschadigd. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden. De officier van justitie had een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van drie dagen op, met aftrek van de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Daarnaast werd de hamer, die als bewijsstuk was gebruikt, verbeurd verklaard. De rechtbank overwoog dat de verdachte blijk had gegeven van een gebrek aan respect voor andermans eigendom, wat de ernst van het feit vergrootte. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. C.P.J. Scheele als voorzitter.