In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 21 juni 2017 uitspraak gedaan over de ongeldigverklaring van het rijbewijs van verzoeker, die was gebaseerd op alcoholmisbruik. Verzoeker betwistte de juistheid van de rapportage van de psychiater en psycholoog die door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) was gebruikt. De psychiater concludeerde dat verzoeker een verhoogde alcoholtolerantie had, wat ondersteunend was voor de diagnose 'alcoholmisbruik in ruime zin'. Verzoeker had tijdens zijn aanhouding een ademalcoholgehalte van 920 µg/l, wat ongeveer vier keer de toegestane hoeveelheid was. Ondanks zijn betoog dat hij zich niet dronken voelde, oordeelde de voorzieningenrechter dat de rapportage van de psychiater voldoende ondersteunende elementen bevatte voor de diagnose. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep van verzoeker ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het CBR het rapport terecht had gebruikt als basis voor zijn besluitvorming. De voorzieningenrechter merkte op dat verzoeker niet had aangetoond dat de rapportage niet inzichtelijk of concludent was, en dat er geen aanleiding was voor nader onderzoek. De uitspraak benadrukt het belang van de rapportage van deskundigen in bestuursrechtelijke procedures en de rol van het CBR bij de beoordeling van rijgeschiktheid.