Op 2 juni 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarbij een dronebezitter, eiser, bezwaar had gemaakt tegen besluiten van de staatssecretaris van Economische Zaken. Deze besluiten beperkten de toegang tot vijf Natura 2000-gebieden. Eiser stelde dat zijn belang rechtstreeks was betrokken bij deze besluiten, omdat hij met drones filmpjes maakte in deze gebieden. De rechtbank oordeelde echter dat het enkele feit dat eiser filmt in de Natura 2000-gebieden niet voldoende was om hem als belanghebbende aan te merken. De rechtbank baseerde haar oordeel op artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarin staat dat alleen degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken, als belanghebbende kan worden aangemerkt. Eiser kon niet aantonen dat zijn belang zich onderscheidde van dat van andere dronebezitters die soortgelijke activiteiten wilden ontplooien.
De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht het bezwaar van eiser kennelijk niet-ontvankelijk had verklaard. De primaire besluiten waren genomen op basis van de Natuurbeschermingswet 1998, en de rechtbank bevestigde dat de staatssecretaris bevoegd was om deze besluiten te nemen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 2 juni 2017, door rechter J.D. Streefkerk, in aanwezigheid van griffier M.P.C. Moers-Anssems.