ECLI:NL:RBOBR:2017:3078

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
2 juni 2017
Publicatiedatum
2 juni 2017
Zaaknummer
17_531
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtstreeks belang bij besluiten tot beperking van toegang tot Natura 2000-gebieden voor dronebezitters

Op 2 juni 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarbij een dronebezitter, eiser, bezwaar had gemaakt tegen besluiten van de staatssecretaris van Economische Zaken. Deze besluiten beperkten de toegang tot vijf Natura 2000-gebieden. Eiser stelde dat zijn belang rechtstreeks was betrokken bij deze besluiten, omdat hij met drones filmpjes maakte in deze gebieden. De rechtbank oordeelde echter dat het enkele feit dat eiser filmt in de Natura 2000-gebieden niet voldoende was om hem als belanghebbende aan te merken. De rechtbank baseerde haar oordeel op artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarin staat dat alleen degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken, als belanghebbende kan worden aangemerkt. Eiser kon niet aantonen dat zijn belang zich onderscheidde van dat van andere dronebezitters die soortgelijke activiteiten wilden ontplooien.

De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht het bezwaar van eiser kennelijk niet-ontvankelijk had verklaard. De primaire besluiten waren genomen op basis van de Natuurbeschermingswet 1998, en de rechtbank bevestigde dat de staatssecretaris bevoegd was om deze besluiten te nemen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 2 juni 2017, door rechter J.D. Streefkerk, in aanwezigheid van griffier M.P.C. Moers-Anssems.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
Zaaknummer: SHE 17/531

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juni 2017 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder.

Procesverloop

Bij besluiten van 11 november 2016 (de primaire besluiten) heeft verweerder besloten om de toegang te beperken tot een vijftal Natura 2000-gebieden.
Tegen deze besluiten heeft eiser bij verweerder bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 1 februari 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Het bestreden besluit gaat over de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van eiser tegen de besluiten om de toegang te beperken van de Natura 2000-gebieden Hollands Diep, Oosterschelde, Grevelingen, Haringvliet en Veerse Meer. Deze besluiten zijn genomen op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, nu de Wet natuurbescherming, en zijn bedoeld om de natuurwaarden van de genoemde gebieden te beschermen.
In artikel 1, tweede lid, van de besluiten is bepaald dat het verboden is om een zodanige wijze modelvliegtuigen/modelluchtvaarttuigen (drones UAS of RPAS) inbegrepen) te besturen dat deze zich bevinden in of boven het Natura 2000-gebied.
3. Eiser stelt dat hij door de besluiten rechtstreeks in zijn belang is getroffen.
Ter onderbouwing hiervan voert hij aan dat hij met drones filmpjes maakt in de betreffende Natura-2000 gebieden. Deze filmpjes, die hij op internet plaatst, worden door 13.000 volgers bekeken. Volgens eiser is het in de helft van Nederland al verboden om met drones te vliegen en door het besluit van verweerder blijft er weinig meer over. Dit besluit treft daarom eiser en ieder ander die een drone heeft, voor wie hij tevens opkomt.
4. Verweerder heeft het bezwaar van eiser kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat het enkele feit dat eiser filmt in de genoemde Natura 2000-gebieden niet maakt dat zijn belang rechtstreeks bij de primaire besluiten is betrokken.
5.1
De rechtbank ziet zich eerst ambtshalve geplaatst voor de vraag of verweerder wel bevoegd was om de primaire besluiten te nemen.
5.2
De primaire besluiten zijn gebaseerd op de - toen nog geldende - Natuurbeschermingswet 1998 (de Nbw). Ingevolge artikel 20, tweede lid, van de Nbw was Onze Minister (de minister van Economische Zaken) bevoegd de toegang tot een Natura 2000-gebied beperken, als het betreffende Natura 2000-gebied werd beheerd door, of die onder verantwoordelijkheid vielen, van Onze Minister of een van Onze andere Ministers.
5.3
Ingevolge artikel 9.10, tweede lid, van de op 1 januari 2017 in werking getreden Wet natuurbescherming (de Wnb) worden bezwaarschriften die betrekking hebben op besluiten die zijn genomen krachtens de Nbw, waarop nog niet is beslist op 1 januari 2017, vanaf dat tijdstip overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens de Wnb behandeld. Dit betekent onder meer dat wanneer sprake zou zijn van een wijziging van het bevoegd gezag onder de Wnb, het nieuwe bevoegd gezag moet beslissen op een vóór 1 januari 2017 bij het oude bevoegd gezag ingediend bezwaar.
5.4
Op grond van artikel 2.5 van de op 1 januari 2017 in werking getreden Wet natuurbescherming (Wnb) zijn gedeputeerde staten bevoegd om de toegang tot een in hun provincie (geheel of gedeeltelijk) gelegen Natura 2000-gebied te verbieden of te beperken, indien dat nodig is gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor dat gebied.
5.5
In artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wnb is bepaald dat ingeval een Natura 2000-gebied geheel of gedeeltelijk wordt beheerd door één van Onze andere Ministers voor dat gebied, onderscheidenlijk dat gedeelte de in artikel 2.5 bedoelde bevoegdheden berusten bij Onze minister.
5.6
Onder “Onze minister” wordt ingevolge artikel 1.1 van de Wnb verstaan Onze Minister van Economische Zaken.
5.7
De primaire besluiten zijn door de staatssecretaris (die gelijkgesteld wordt met de minister) van Economische Zaken genomen, “handelende in overeenstemming met de Minister van Infrastructuur en Milieu”. Omdat de betreffende Natura 2000-gebieden geheel of ten dele worden beheerd door de Minister van Infrastructuur en Milieu, is, gelet op het bepaalde in artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wnb, de Minister van Economische zaken bevoegd om te besluiten om de toegang tot die gebieden te verbieden of te beperken.
5.8
Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich terecht bevoegd geacht om de primaire besluiten te nemen.
6.1
Vervolgens staat ter beoordeling van de rechtbank of verweerder eiser op goede gronden niet als belanghebbende heeft aangemerkt.
6.2
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
6.3
De wetgever heeft deze eis gesteld teneinde te voorkomen dat een ieder, in welke hoedanigheid ook, of een persoon met slechts een verwijderd of indirect belang als belanghebbende zou moeten worden beschouwd en beroep zou kunnen instellen. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State onder meer heeft overwogen in haar uitspraak van 3 oktober 2012, ECLI:NL:2012:BX8937, wordt met de woorden “wiens belang rechtstreeks is betrokken” een zekere begrenzing beoogd. Ook een persoon die weliswaar in enige mate geraakt wordt door een besluit, maar zich op dat punt niet onderscheid van grote aantallen anderen, kan niet worden beschouwd als een persoon met een rechtstreeks betrokken belang. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
6.4
Eiser heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat ondanks de afstand van zijn woning in Eindhoven tot de betreffende Natura 2000-gebieden een objectief en persoonlijk belang van hem rechtstreeks door de primaire besluiten zou worden geraakt. Dat eiser met drones filmpjes maakt die door anderen op internet worden bekeken, heeft verweerder terecht niet doorslaggevend geacht.
Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn belang zich onderscheidt van andere dronebezitters die in de betreffende gebieden soortgelijke activiteiten wensen te ontplooien.
6.5
De conclusie is dat eiser geen belanghebbende is bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Verweerder heeft het bezwaar van eiser derhalve terecht kennelijk niet-ontvankelijk geacht.
7. Het beroep is kennelijk ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.D. Streefkerk, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.P.C. Moers-Anssems, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken
op 2 juni 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.