ECLI:NL:RBOBR:2017:2836

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 mei 2017
Publicatiedatum
23 mei 2017
Zaaknummer
16 _ 1514
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van belanghebbendheid in bestuursrechtelijke handhaving tegen motorcrossactiviteiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 24 mei 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. W. Krijger, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bladel, vertegenwoordigd door de gemachtigden mr. B. Opsteen, J. van den Borne en ing. L.J.G. Stortelder. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen besluiten van verweerder met betrekking tot handhaving van milieuvoorschriften en de status van belanghebbende in het kader van motorcrossactiviteiten van Motorcrossclub (MCC) De Kempen. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder eiseres ten onrechte als niet-belanghebbende heeft aangemerkt voor de activiteiten van MCC, met name voor geluidsoverlast. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afstand van de woning van eiseres tot de activiteiten van MCC, meer dan 500 meter, niet automatisch betekent dat zij geen gevolgen van enige betekenis ondervindt. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om de besluiten te vernietigen, maar de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten in stand te laten. Eiseres heeft recht op proceskostenvergoeding van € 990,00 en terugbetaling van het griffierecht van € 336,00. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 16/1514 en SHE 17/479

uitspraak van de meervoudige kamer van 24 mei 2017 in de zaak tussen

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bladel, verweerder,

(gemachtigden: mr. B. Opsteen, J. van den Borne en ing. L.J.G. Stortelder),
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Motorcrossclub (MCC) De Kempen, te Eersel.

Procesverloop

Bij besluit van 19 oktober 2015 heeft verweerder het verzoek van eiseres van 25 juli 2015, om handhavend op te treden tegen activiteiten van MCC De Kempen (hierna: MCC) gedeeltelijk toegewezen en voor het overige afgewezen.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 2 december 2015 bezwaar gemaakt.
Bij brief van 19 april 2016 heeft verweerder eiseres medegedeeld dat zij geen belanghebbende is en daarom haar verzoeken om handhaving van 22 februari 2016 en 4 maart 2016 niet kunnen worden aangemerkt als aanvragen. De beslissing daarop, in de brief van 19 april 2016, is daarmee geen besluit waartegen bezwaar kan worden gemaakt.
Naar aanleiding van de in de brief van 19 april 2016 vervatte beslissing heeft eiseres op 4 mei 2016 bij verweerder bezwaar gemaakt.
Op 10 mei 2016 heeft eiseres beroep ingesteld, vanwege het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar van 2 december 2015. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer SHE 16/1514.
Bij besluit van 26 mei 2016 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder het bezwaar van eiseres van 2 december 2015 niet-ontvankelijk verklaard en vastgesteld dat verweerder, vanwege het niet tijdig beslissen op het bezwaar, een dwangsom heeft verbeurd van € 1.260,00, te vergoeden aan eiseres.
Het beroep van 10 mei 2016 is van rechtswege mede gericht tegen het bestreden besluit 1.
Bij brief van 17 juni 2016 heeft eiseres de gronden van beroep aangevuld.
Bij besluit van 4 oktober 2016 (het bestreden besluit 2) heeft verweerder het bezwaar van eiseres van 4 mei 2016, tegen de in de brief van 9 april 2016 vervatte beslissing, niet‑ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 26 november 2016 beroep ingesteld bij de rechtbank. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer SHE 17/479.
Verweerder heeft naar aanleiding van de beroepen de op de zaken betrekking hebbende stukken ingediend.
Eiseres heeft nadien nog aanvullende stukken ingediend.
De zaken zijn gevoegd behandeld ter zitting van 14 februari 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en in gezelschap van haar zoon, [zoon] , die namens haar mede het woord heeft gevoerd. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigden. MCC is niet verschenen.

Overwegingen

Met betrekking tot het niet tijdig beslissen op het bezwaar
1. Eiseres heeft ter zitting haar beroep, voor zover het is gericht tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaar van 2 december 2015, ingetrokken.
Met betrekking tot het bestreden besluit 1
2.1
Bij brief van 25 juli 2015 heeft eiseres verweerder gevraagd handhavend op te treden tegen diverse overtredingen van de aan MCC verleende milieuvergunning, naar aanleiding van de constatering dat het voorafgaande weekend door MCC een evenement is gehouden waarbij:
a. qua inrit en geluidsnormen werd afgeweken van de milieuvergunning;
b. werd geparkeerd op het KBP-terrein in plaats van op het daartoe in de vergunning aangewezen terrein;
c. het KBP-terrein werd gebruikt als kampeerterrein voor bezoekers en
d. het evenement, dat niet op de MCC-jaarkalender staat, niet vooraf is vergund en gepubliceerd.
2.2
Verweerder heeft aan het bestreden besluit 1, van 26 mei 2016, ten grondslag gelegd dat eiseres, voor zover haar verzoek om handhaving betrekking heeft op het ten behoeve van MCC parkeren (buiten het daartoe aangewezen terrein) en kamperen op het Kempisch Bedrijvenpark (KBP), niet als belanghebbende kan worden aangemerkt. De vermeende overtredingen vinden plaats op meer dan 500 meter van de woning en buiten het zicht van eiseres, zodat zij daarvan geen gevolgen van enige betekenis ondervindt, aldus verweerder. Eiseres behoort volgens verweerder, gelet op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 16 maart 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:737), dan ook niet tot de kring van belanghebbenden.
Ook met betrekking tot het verzoek om handhavend op te treden tegen overschrijding van de milieuvoorschriften, in het bijzonder de geluidsnormen, kan eiseres volgens verweerder niet als belanghebbende worden aangemerkt, omdat zij, naar objectieve maatstaven gemeten, geen hinder van enige betekenis ondervindt. Verweerder verwijst in dit verband naar de resultaten van een geluidsmeting op 15 november 2015, waarbij is geconstateerd dat ter plaatse van de woning van eiseres geen motorcrossgeluid waarneembaar was. Ook tijdens de indicatieve geluidsmeting op 17 maart 2016 is ter plaatse van eiseres' woning geen overschrijding van de geluidsnorm vastgesteld. Het omgevingsgeluid, waaronder het verkeer op de N284, overheerste het geconstateerde geluidsniveau van het crossen. Bij een geluidsmeting op 10 april 2016 is bij eiseres' woning evenmin een overschrijding van de geluidsnorm geconstateerd.
2.3
Eiseres betoogt, in reactie op de opvatting van verweerder dat eiseres naar zijn oordeel geen belanghebbende is wat het parkeren en kamperen betreft, dat de door verweerder aangehaalde uitspraak van de Afdeling geen betrekking heeft op het parkeren en kamperen in strijd met het bestemmingsplan en met de APV. Deze overtredingen staan los van de milieuvergunning en vallen daarmee buiten de reikwijdte van de uitspraak. Het gaat in dat geval om de handhaving van een algemeen belang, waarbij het zichtcriterium geen rol speelt.
2.4
De Afdeling heeft, in de meergenoemde uitspraak van 16 maart 2016, overwogen dat zij, uit een oogpunt van eenvormige toepassing van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in vergelijkbare situaties, aanleiding ziet om, bij de bepaling van de belanghebbendheid bij milieuomgevingsvergunningen, aan te sluiten bij haar uitspraken van 22 oktober 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:3812) en 10 december 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:4434). Er is volgens de Afdeling immers geen reden een onderscheid te maken bij de bepaling van de kring van belanghebbenden, indien het gaat om de gevolgen van het verlenen van een evenementenvergunning, de vaststelling van een bestemmingsplan of het verlenen van een milieuomgevingsvergunning. Dit betekent dat voor de belanghebbendheid bij een milieuomgevingsvergunning aannemelijk moet zijn dat ter plaatse van de woning of het perceel van de betrokkene gevolgen van enige betekenis kunnen worden ondervonden. De Afdeling is hiermee teruggekomen van haar uitspraak van 12 september 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX7107).
2.5
Gelet op de bewoordingen van het verzoek van 25 juli 2015 heeft eiseres niet om handhaving van de bepalingen van het bestemmingsplan of van de APV gevraagd, zodat de vraag of eiseres ten aanzien van die onderdelen als belanghebbende had moeten worden beschouwd geen beantwoording behoeft.
De rechtbank volgt verweerder in zijn opvatting dat, doordat haar woonhuis op ruim 500 meter afstand staat en zij geen zicht heeft op het parkeren en kamperen, niet aannemelijk is dat eiseres daarvan gevolgen van enige betekenis ondervindt. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres, voor zover het deze aspecten betreft, dan ook op goede gronden niet-ontvankelijk geacht.
De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat, voor zover het gaat om de toepassing van het criterium of een persoon hinder van enige betekenis ondervindt, moet worden onderscheiden tussen het bestemmingsplan en de APV enerzijds, en de omgevingsvergunning voor de activiteit milieu anderzijds. Met haar uitspraak van 16 maart 2016 heeft de Afdeling juist willen onderstrepen dat de mogelijke gevolgen die een derde van een vergunde activiteit kan ondervinden bepalend zijn voor de vraag of de derde als belanghebbende kwalificeert, ongeacht de aard van het besluit. De uitspraak laat dan ook geen ruimte om het criterium "hinder van enige betekenis" voor bepaalde onderdelen van haar verzoek van 25 juli 2015 niet toe te passen. Dit criterium, om te bepalen of iemand belanghebbende is, voor elk van de onderdelen van het verzoek van 25 juli 2015 van toepassing, op zowel het geluid dat tijdens wedstrijddagen door motorcrossers wordt geproduceerd, als op het parkeren en kamperen door deelnemers aan die wedstrijden.
In zoverre faalt het betoog van eiseres.
2.6
Met betrekking tot de naleving van de geluidsnorm heeft verweerder het bezwaar van eiseres echter ten onrechte niet-ontvankelijk geacht. Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat het geluid van het gebruik van crossmotoren tijdens wedstrijddagen bij de woning van eiseres geen geluidhinder van enige betekenis kan veroorzaken.
De rechtbank betrekt hierbij dat verweerder, bij besluit van 28 juli 2015, aan MCC een last onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van het geluidsvoorschrift 6.2.1 van de vergunning van 26 juni 2012. Deze last is gebaseerd op een geluidsmeting op 18 februari 2015 bij de woning aan de [adres] . Deze woning is hemelsbreed op nagenoeg dezelfde afstand van het crossterrein gelegen, zodat de geluidsmeting een indicatie geeft dat ook bij eiseres' woning geluidhinder zou kunnen worden ondervonden.
Anders dan verweerder kennelijk veronderstelt, is voor de vraag of eiseres belanghebbende is niet van belang of bij eiseres' woning daadwerkelijk een overschrijding van de normen is gemeten.
Verweerder heeft het bezwaar van eiseres in zoverre ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
In zoverre slaagt het betoog van eiseres.
3. Het beroep tegen het bestreden besluit 1 is, gelet hierop, gegrond. Het besluit dient dan ook te worden vernietigd.
4. In het kader van de vraag of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen worden gelaten, overweegt de rechtbank als volgt.
5.1
Eiseres betoogt dat verweerder weliswaar aan MCC op 30 juli 2015 (lees: 28 juli 2015) een last onder dwangsom heeft opgelegd, vanwege de overtreding van de geluidsnormen uit de milieuvergunning, maar dat de last alleen effectief is als er ook gemeten wordt en geconstateerd wordt of wel of geen sprake is van een overtreding. Op 25 en 26 juli 2015 zijn er wedstrijden gehouden, maar zijn er geen metingen uitgevoerd. Gelet op de meetresultaten van februari 2015 mag ervan worden uitgegaan dat er opnieuw een overtreding heeft plaatsgevonden, zonder dat feitelijk tot handhaving is overgegaan. Vervolgens blijkt er een meting te zijn uitgevoerd, waarvan verweerder zelf al heeft verklaard dat deze niet representatief is en zijn er blijkbaar op 17 maart en 10 april 2016 metingen uitgevoerd die eiseres niet bekend zijn. Als er metingen zijn uitgevoerd na de hoorzitting op 4 april 2016 had eiseres daarvan, op grond van artikel 6:9 (lees: 7:9) van de Awb in kennis moeten worden gesteld en in de gelegenheid moeten worden gesteld om daarover te worden gehoord.
5.2
Zoals in rechtsoverweging 2.5 reeds is overwogen, heeft verweerder op 28 juli 2015 besloten om, vanwege overtreding van artikel 6.2.1 van de verleende milieuvergunning, aan MCC een last onder dwangsom op te leggen vanwege overtreding van de geluidsnormen bij de woning aan de [adres] . In het besluit van 19 oktober 2015, naar aanleiding van het verzoek van eiseres van 25 juli 2015 om handhavend op te treden tegen activiteiten van MCC, heeft verweerder aan dat besluit gerefereerd.
Verweerder heeft, voorafgaande aan het bestreden besluit, diverse geluidsmetingen verricht. Geen van deze metingen biedt volgens verweerder grond voor de conclusie dat de geluidsnormen uit de vergunning zijn overtreden. Bij de metingen van 15 november 2015, 17 maart 2016 en 10 april 2016 is geconstateerd dat de geluidsniveaus ver onder de norm liggen of dat het stoorgeluid (het verkeer op de N284 of de snelweg) een te grote invloed had. Bij de na het nemen van het bestreden besluit uitgevoerde metingen van 17 augustus 2016 en 7 september 2016 lag het gemeten geluid (36 en 39 dB(A)) ruim onder de geluidsnorm van 43 dB(A) voor de gevel van de woning van eiseres ( [woning] ), geldend bij trainingen.
5.3
De rechtbank ziet geen aanleiding om eiseres te volgen in haar conclusie dat op 25 en 26 juli 2016 voorschrift 6.2.1 van de vergunning van MCC is overtreden. De meting van februari 2015 kan hiervoor niet als basis dienen.
5.4
In het verzoek om handhaving van 25 juli 2015 heeft eiseres aangegeven dat verweerder nog niet had beslist op haar verzoek om handhaving van 11 mei 2015, maar op dat moment had verweerder reeds - op 28 juli 2015 - aan MCC een last onder dwangsom opgelegd, inhoudende dat MCC een dwangsom verbeurt voor iedere keer dat wordt geconstateerd dat voorschrift 6.2.1 van de aan MCC verleende vergunning wordt overtreden. Verweerder kon derhalve niet, zonder in strijd te komen met 5:6 van de Awb, dat bepaalt dat het bestuursorgaan geen herstelsanctie oplegt, zolang een andere wegens dezelfde overtreding opgelegde herstelsanctie van kracht is, een sanctie opleggen. Omdat al een sanctie was opgelegd, kon zij met haar verzoek niet bereiken dat verweerder opnieuw een sanctie zou opleggen. Verweerder heeft dan ook terecht geen aanleiding gezien om opnieuw een sanctie op te leggen.
5.5
Voor zover eiseres met haar beroep beoogt te bewerkstelligen dat verweerder wordt opgedragen om voortdurend en preventief toezicht te houden op de naleving van de aan MCC opgelegde geluidnormen, kan zij dat doel in dit geding niet bereiken. Eiseres kan verzoeken om handhavend optreden tegen de overtreding de geluidvoorschriften die zijn verbonden aan de milieuvergunning die aan MCC is verleend. In dat verband kan zij verweerder vragen om aan MCC een herstelsanctie als bedoeld in artikel 5:2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb, op te leggen. Deze sanctie kan dan strekken tot beëindiging van de overtreding door MCC, maar niet tot het houden van toezicht door verweerder op de naleving van de aan MCC opgelegde geluidsvoorschriften. In zoverre is het verzoek van eiseres niet gericht op het nemen van een besluit waartegen zij bezwaar kan maken en beroep kan instellen.
5.6
Voor zover eiseres met haar beroep zou hebben willen stellen dat MCC de last niet heeft nageleefd, heeft eiseres dat niet aannemelijk gemaakt. De door haar ingebrachte notitie van Vliex Akoestiek en Lawaaibeheersing van 16 januari 2017 kan niet bijdragen aan een andere conclusie. Deze notitie heeft betrekking op geluidsmetingen van verweerder die na het nemen van het bestreden besluit zijn uitgevoerd.
De rechtbank vermag niet zonder meer in te zien dat de omstandigheid dat een geluidsmeting is uitgevoerd na de hoorzitting zou moeten leiden tot het opnieuw horen van eiseres. Volgens artikel 7:9 van de Awb zou daartoe aanleiding bestaan in het geval van het bekend worden van nieuwe feiten of omstandigheden die voor de te nemen beslissing op bezwaar van aanmerkelijk belang kunnen zijn. In dit geval is hiervan geen sprake, omdat deze metingen uitwezen dat geen sprake was van overschrijding van de geluidsnorm bij de woning van eiseres.
Het betoog van eiseres faalt.
6. De rechtbank ziet hierin aanleiding om de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit 1 in stand te laten.
Met betrekking tot het bestreden besluit 2
7.1
Verweerder heeft aan dit besluit, evenals aan het daaraan voorafgaande primaire besluit, ten grondslag gelegd dat eiseres geen belanghebbende is, gelet op de uitspraak van de Afdeling van 16 maart 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:737). Het parkeren en kamperen ten behoeve van de activiteiten van MCC vindt plaats op meer dan 500 meter van de woning en buiten het zicht van eiseres, zodat zij daarvan geen gevolgen van enige betekenis ondervindt.
Ook met betrekking tot het verzoek om handhavend op te treden tegen overschrijding van de milieuvoorschriften, in het bijzonder de geluidsnormen, kan eiseres volgens verweerder niet als belanghebbende worden aangemerkt, omdat zij, naar objectieve maatstaven gemeten, geen hinder van enige betekenis ondervindt. Naar aanleiding van het advies van de commissie voor de bezwaarschriften zijn op 17 augustus en 7 september 2016 aanvullende geluidsmetingen uitgevoerd bij oostelijke of noordoostelijke windrichting. De gemeten waarden van 36 en 39 dB(A) liggen ruimschoots onder de toegestane waarde bij trainingen van 43 dB(A) bij de woning van eiseres.
7.2
Om dezelfde redenen als weergegeven in rechtsoverweging 2.4 van deze uitspraak, heeft verweerder op goede gronden eiseres niet als belanghebbende aangemerkt, voor zover het gaat om het parkeren en kamperen.
Weliswaar heeft eiseres, anders dan in de zaak waarover het bestreden besluit 1 gaat, in haar brief van 22 februari 2016 gesteld dat sprake is van een overtreding, omdat er geparkeerd werd op de zone waar een parkeerverbod geldt en ziet de brief dus niet louter op de naleving van de voorschriften van de omgevingsvergunning; niettemin ziet de rechtbank geen aanleiding om de door verweerder aangehaalde uitspraak van de Afdeling van 16 maart 2016 in dit geval niet van toepassing te achten. Ook het niet naleven van de verkeersregelgeving heeft, voor zover het het parkeren betreft, invloed op de kwaliteit van de leefomgeving. Hierin verschilt deze zaak niet van de in de aangehaalde uitspraak genoemde regelgeving. De rechtbank acht het criterium, dat sprake moet zijn van gevolgen van enige betekenis, wil iemand als belanghebbende worden aangemerkt, ook in dit geval van toepassing.
Eiseres' betoog faalt in zoverre.
7.3
Ook om dezelfde redenen als weergegeven in rechtsoverweging 2.5 van deze uitspraak, heeft verweerder eiseres ten onrechte niet als belanghebbende aangemerkt, waar zij verzocht heeft om handhaving bij overschrijding van de geluidsnormen.
In zoverre slaagt het betoog van eiseres.
8. Ook het beroep tegen het bestreden besluit 2 is, gelet hierop, gegrond. Het besluit dient dan ook te worden vernietigd.
9. In het kader van de vraag of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen worden gelaten, overweegt de rechtbank als volgt.
10.1
Eiseres heeft op 22 februari 2016 verweerder gevraagd om toezending van de wedstrijdkalender en de resultaten van de geluidsmetingen van november 2015 en om tijdens elke wedstrijd te controleren op parkeren en kamperen en daartegen handhavend op te treden, alsmede om tijdens elke wedstrijd geluidsmetingen te doen, de resultaten daarvan binnen een redelijke termijn beschikbaar te stellen en bij overschrijding van de geluidsnormen te handhaven.
Op 4 maart 2016 heeft eiseres, in een brief met als opschrift "verzoek om handhaving voorschriften milieuvergunning MCC", een opsomming gegeven van voorschriften waaraan volgens haar bij herhaling niet wordt voldaan.
10.2
Behoudens de, in de brief van 22 februari 2016 vervatte, verzoeken om handhaving met betrekking tot het parkeren en kamperen en de naleving van de geluidsnormen, vervatten de brieven van 22 februari en 4 maart 2016 geen verzoeken om handhaving.
10.3
Voor zover haar verzoek van 22 februari 2016 heeft beoogd om verweerder te bewegen tot het opleggen van een nieuwe sanctie in verband met overtreding van de geluidsnormen, kan eiseres dit - zoals de rechtbank al heeft overwogen in rechtsoverweging 5.4 - met haar verzoek niet bereiken. Daarbij neemt de rechtbank de na het nemen van het bestreden besluit uitgevoerde metingen van 17 augustus 2016 en 7 september 2016 in aanmerking, waaruit blijkt dat de gemeten niveaus (36 en 39 dB(A)) weliswaar ruim onder de geluidsnorm voor de woning van eiseres lagen, maar niet kan worden gezegd dat, uitgaande van deze niveaus, geen hinder van enige betekenis kan worden ondervonden.
10.4
Voor zover eiseres met haar beroep heeft willen stellen dat MCC de last niet heeft nageleefd, overweegt de rechtbank als volgt.
10.5
Een van de door eiseres ingediende aanvullende stukken betreft een notitie van Vliex Akoestiek en Lawaaibeheersing van 16 januari 2017. Deze notitie is opgesteld naar aanleiding van een verzoek van eiseres om een drietal meetverslagen van controlemetingen van de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant, van metingen op 17 augustus, 7 september en 16 oktober 2016, te controleren. Eiseres heeft onder andere gevraagd om te beantwoorden of, op basis van deze verslagen, geconcludeerd kon worden dat er tijdens de metingen geen sprake was van een overschrijding van de vigerende grenswaarden.
10.6
In de brief waarbij deze notitie is aangeboden, heeft eiseres niet aangegeven welke conclusie zij, op basis van de notitie, trekt ten aanzien van het bestreden besluit 2.
In de notitie is aangegeven dat op basis van de verslagen niet zonder meer kan worden geconcludeerd dat voldaan werd aan de grenswaarden uit de vigerende vergunning. Deze conclusie is gebaseerd op de veronderstelling dat de geluidsmetingen, naar alle waarschijnlijkheid, niet zijn verricht conform de Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999 en dat, als er sprake zou zijn geweest van tonaal geluid en er geen correctie voor de gevelcorrectie van toepassing zou zijn, sprake zou kunnen zijn geweest van een overschrijding van de grenswaarde bij eiseres' woning van 1 dB op 17 augustus 2016,
4 dB op 7 september 2016 en 3 dB op 10 oktober 2016.
10.7
Ter zitting is door verweerder, onweersproken, gesteld dat tegenwoordig veel viertaktmotoren worden gebruikt en het geluid daardoor niet langer waarneembaar is als tonaal geluid.
10.8
De rechtbank ziet in de door eiseres overgelegde notitie, mede omdat eiseres zelf hieraan geen enkele conclusie verbindt, onvoldoende aanleiding om de door verweerder verrichte metingen ontoereikend te achten. Bovendien is de door Vliex getrokken conclusie zodanig voorzichtig geformuleerd, dat op basis daarvan de onbruikbaarheid van de metingen door verweerder niet is komen vast te staan.
11. De rechtbank ziet, gelet hierop, aanleiding om ook de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit 2 in stand te laten.
Met betrekking tot beide bestreden besluiten
12. Omdat het beroep tegen beide bestreden besluiten gegrond is en deze besluiten zullen worden vernietigd, ziet de rechtbank aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De proceskosten worden vastgesteld op in totaal € 990,00, voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt € 495,00, wegingsfactor 1). De rechtbank heeft hierbij betrokken dat van samenhangende zaken sprake is.
13. Tevens zal worden bepaald dat verweerder eiseres het door haar betaalde griffierecht moet vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen de bestreden besluiten gegrond;
  • vernietigt deze besluiten;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten in stand blijven;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten ter hoogte van € 990,00;
  • bepaalt dat verweerder eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 336,00 (2 x € 168,00) moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. de Lange, voorzitter, en mr. J.D. Streefkerk en mr. J.A.W. Huijben, leden, in aanwezigheid van A.J.H. van der Donk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2017.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.