ECLI:NL:RBOBR:2017:2381

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 april 2017
Publicatiedatum
26 april 2017
Zaaknummer
17_1142
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor wijkgebouw in Eindhoven

Op 26 april 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot een omgevingsvergunning voor de bouw van een wijkgebouw aan de Madernolaan/Serlioweg in Eindhoven. De vergunninghoudster, de Vereniging Wijkbelangen Prinsejagt 3, had een omgevingsvergunning aangevraagd voor de bouw van een wijkgebouw, waarvoor verzoekers bezwaar hadden gemaakt. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van een feitelijk onomkeerbare situatie, omdat het bouwwerk op poeren geplaatst zou worden en snel kan worden verwijderd. Hierdoor ontbrak een spoedeisend belang voor het treffen van een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter nam in zijn overwegingen mee dat de vergunninghoudster belang had bij de voortgang van de bouw en dat de verzoekers niet konden aantonen dat er onomkeerbare schade zou optreden. De voorzieningenrechter wees erop dat het verwijderen van speeltoestellen en de aantasting van groen niet binnen de omvang van het geding viel. De belangen van de verzoekers, die vreesden voor escalatie van de stemming in de buurt, werden afgewogen tegen de belangen van de vergunninghoudster en de gemeente, die de bouw wilden voortzetten. Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
Zaaknummer: SHE 17/1142
Uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 april 2017 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekers]

[verzoekers], te [woonplaats] , verzoekers,
(gemachtigde: mr. R.T. Kirpestein),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven, verweerder
(gemachtigden: mr. H.C. Koolen en M. Lammerschop).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Vereniging Wijkbelangen Prinsejagt 3, te Eindhoven, vergunninghoudster,
(gemachtigden: D. Veenstra en B. Damen).

Procesverloop

Bij besluit van 6 juli 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder aan de Vereniging Wijkbelangen Prinsejagt 3 (hierna: vergunninghoudster) een omgevingsvergunning voor de activiteit “bouwen” en “gebruik in strijd met het bestemmingsplan” met een gebruikstermijn van 10 jaar verleend voor het oprichten van een wijkgebouw (buurthuiskamer) aan de Madernolaan/Serlioweg (ongenummerd) te Eindhoven.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij verweerder bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 22 december 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekers ongegrond verklaard.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder SHE 17/573. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (reg.nr. SHE 17/1142).
Bij fax van 12 april 2017 heeft verweerder aan de rechtbank medegedeeld dat door de gemeente wordt gewacht met het verwijderen van speeltoestellen en dat vergunninghoudster wacht met bouwen tot op het verzoek om een voorlopige voorziening is beslist.
In de kennisgeving van 18 april 2017 is aan partijen medegedeeld dat ter zitting enkel aan de orde is de vraag of een ordemaatregel moet worden getroffen, in afwachting van de behandeling te zitting bij deze rechtbank aanhangige beroepen op 18 mei 2017.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 april 2017. Van verzoekers zijn
[verzoeker] en [verzoeker] verschenen in persoon, bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
De derde-partij is verschenen bij gemachtigden.

Overwegingen

Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een bodemgeding niet.
Ter zitting heeft de voorzieningenrechter allereerst de vraag aan de orde gesteld of vergunninghoudster bereid is te wachten met het plaatsen van het wijkgebouw totdat er uitspraak is gedaan door de rechtbank in de beroepen (SHE 17/573 en SHE 17/580).
De zitting daarvoor is geagendeerd op 18 mei 2017.
Vergunninghoudster heeft aangegeven niet te willen wachten met het plaatsen van het wijkgebouw totdat de rechtbank in de bodemzaken uitspraak heeft gedaan. Verzoekers hebben namelijk al aangekondigd in hoger beroep te willen gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de raad van State in Den Haag, indien de uitspraak van de rechtbank voor hen ongunstig zouden uitvallen. Als gevolg hiervan bestaat het risico dat men nog circa twee jaar zou moeten wachten alvorens met de plaatsing van het wijkgebouw zou kunnen worden begonnen.
Verweerder heeft desgevraagd ter zitting aangegeven dat ze het standpunt van vergunning-houdster onderschrijft.
Verweerder is met het oog op het realiseren van het bouwplan voornemens om de speeltoestellen op de bouwlocatie op korte termijn te verwijderen en deze op te slaan.
Mocht het bestreden besluit in beroep niet stand houden dan zullen de toestellen worden teruggeplaatst.
Gelet op het standpunt van vergunninghoudster en verweerder ziet de voorzieningenrechter zich vervolgens geplaatst voor de vraag of, zoals reeds in de kennisgevingen voor de zitting is aangegeven, er aanleiding bestaat voor het treffen van een ordemaatregel waarmee de plaatsing wordt opgeschort.
De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoekers die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en de belangen van verweerder en de derde-partij die pleiten tegen het treffen daarvan.
Verzoekers beogen met het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening te voorkomen dat het bouwwerk op korte termijn wordt geplaatst en voeren aan dat sprake is van een spoedeisend belang ter voorkoming van kosten en onomkeerbare gevolgen zoals het effect op de beplanting en een braakliggend terrein na verwijdering van de speeltoestellen. Verzoekers vrezen voor escalatie van de stemming in de buurt en willen voorkomen dat de verhoudingen in de wijk nog meer gespannen worden.
Ter zitting is het draagvlak, en aldus het besluit tot het aanvragen van de omgevings-vergunning voor de onderhavige locatie betwist. Van de direct omwonenden is driekwart tegen de plaatsing, aldus verzoekers.
Vergunninghoudster heeft aangegeven dat er dringend behoefte bestaat aan het op korte termijn beschikbaar komen van de nieuwe ruimte. In 2015 heeft de vereniging haar tijdelijke (sloop)onderkomen moeten verlaten. Het bestaande buurthuis was/is geen alternatief nu dit activiteiten van commerciële aard ontplooit.
Thans vinden er (huiskamer-)bijeenkomsten bij leden thuis plaats. Gelet op de aantallen bezoekers is dit echter problematisch voor de betreffende huiseigenaren, die daardoor deels weer afhaken. Er zijn geen (andere) alternatieven voor de locatie voorhanden.
Het bouwwerk kan in zijn geheel binnen anderhalve dag worden geplaatst (op poeren) en kan desgewenst binnen een dag weer worden verwijderd.
De voorzieningenrechter stelt vast dat op de locatie voor het verlenen van een omgevings-vergunning voor het wijkgebouw thans sprake is van een groenvoorziening en speelveld met speeltoestellen.
Het verwijderen van de speeltoestellen, en een eventuele aantasting van het groen, is geen onderdeel van de onderhavige omgevingsvergunning en valt derhalve niet binnen het geschil. Mitsdien zal dit bij de beoordeling en de afweging buiten beschouwing blijven.
De omgevingsvergunning ziet (alleen) op de realisatie van een wijkvoorziening met een oppervlakte van ongeveer 65 m2. Tussen partijen is niet betwist dat de voorziening wordt geplaatst op zogeheten poeren (een betonnen ondersteuning, bedoeld om de krachten uit het bouwwerk over te dragen op de ondergrond) die op de hoeken zijn gesitueerd. Na plaatsing zal het gebouw worden aangesloten op riolering, water en elektra.
De voorzieningenrechter is, gelet op het feit dat het bouwwerk in een kort tijdsbestek te plaatsen en te verwijderen is, van oordeel dat van een feitelijk onomkeerbare situatie geen sprake is. In zoverre is derhalve geen sprake van een spoedeisend belang.
Het plaatsen en het risico op verwijderen -alvorens een besluit rechtens onherroepelijk is- komen voor rekening en risico van vergunninghoudster. Deze heeft ter zitting bij monde van haar gemachtigden aangegeven zich hiervan bewust te zijn.
Bij de afweging is tevens is aanmerking genomen dat, indien verzoekers het niet eens zijn met het resultaat van de stemming die door de vereniging is gehouden inzake de locatie, dit buiten het onderhavige bestuursrechtelijke geschil valt.
Mede gelet op het belang van vergunninghoudster om binnen afzienbare termijn gebruik te kunnen maken van de wijkvoorziening, ziet de voorzieningenrechter derhalve geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter zal het verzoek afwijzen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter,
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.D. Streefkerk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.F.M. Emons, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken
op 26 april 2017.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.