ECLI:NL:RBOBR:2017:2165

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 april 2017
Publicatiedatum
13 april 2017
Zaaknummer
01/845607-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor de uitvoer van 44.382 Xtc-pillen van Nederland naar Portugal

Op 14 april 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 30 september 2016 in Eindhoven 44.382 Xtc-pillen, bevattende MDMA, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De verdachte, geboren in 1994 en thans gedetineerd, werd op 6 december 2016 gedagvaard. De tenlastelegging is op 31 maart 2017 gewijzigd. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk smokkelen van een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs, wat in strijd is met de Opiumwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vier jaar, maar de rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar jonge leeftijd en naïviteit. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van de tijd die zij in voorarrest had doorgebracht. Daarnaast zijn er verbeurdverklaringen uitgesproken voor enkele in beslag genomen voorwerpen, waaronder een mobiele telefoon en rolkoffers. De rechtbank heeft de uitspraak gegrond op de artikelen 27, 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01/845607-16
Datum uitspraak: 14 april 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

[geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
thans gedetineerd in de [verblijfadres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 januari 2017 en 31 maart 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 6 december 2016. De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 31 maart 2017 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht. Met inachtneming van deze wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 30 september 2016 te Eindhoven opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, (totaal) ongeveer 44.382 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine), zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, immers heeft verdachte twee, althans een, koffer(s), waarin die pillen (telkens) heimelijk in de bodem waren verstopt, op de luchthaven aldaar aangeboden aan de beveiliging en/of douane ter inklaring voor een vlucht naar Portugal;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 30 september 2016 te Eindhoven opzettelijk aanwezig heeft gehad (totaal) ongeveer 44.382 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine), zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Bronnen.
Een eindproces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee, District Zuid, Brigade Brabant-Zuid, Afdeling Recherche, met onderzoeksnaam Tepko, afgesloten op 9 februari 2017, in totaal 339 doorgenummerde bladzijden (hierna: eindproces-verbaal).
Een proces-verbaal opgemaakt van de terechtzitting van 31 maart 2017, inhoudende de verklaring van de verdachte (hierna: proces-verbaal ter terechtzitting).
Bewijsbijlage.
Omwille van de leesbaarheid van de overwegingen, wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is gevoegd als bijlage A bij dit vonnis (pagina 9).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich voor wat de bewezenverklaring betreft, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierna in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte
op 30 september 2016 te Eindhoven opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, in totaal 44.382 pillen, bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine), zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, immers heeft verdachte twee koffers, waarin die pillen telkens heimelijk in de bodem waren verstopt, op de luchthaven aldaar aangeboden aan de douane ter inklaring voor een vlucht naar Portugal.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van de verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
De raadsvrouw heeft bij pleidooi – in afwijking van haar pleitaantekeningen – uitdrukkelijk geen verweer gevoerd met betrekking tot een schulduitsluitingsgrond.

De motivering van de beslissing.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft ten aanzien van het primaire feit gevorderd een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage 2 aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf gematigd dient te worden. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte rechtvaardigen afwijking van de LOVS-oriëntatiepunten. De verdachte is misbruikt door een organisatie die op sluwe wijze heeft ingespeeld op haar naïviteit, ongeschooldheid en jeugdige leeftijd. In feite was de verdachte een ‘pakezel’. De geringe vergoeding die zij kreeg voor de drugsuitvoer is daarvoor ook een grote aanwijzing. De oriëntatiepunten nemen veelal de hoeveelheid aangetroffen verdovende middelen als uitgangspunt bij het bepalen van de straf. De verdachte was echter niet op de hoogte van de precieze hoeveelheid pillen die zij vervoerde. De verdachte kan niet worden gezien als een doorgewinterde drugskoerier. Ze is niet eerder veroordeeld voor (soortgelijke) strafbare feiten. Bovendien heeft zij zich meewerkend opgesteld tijdens het opsporingsonderzoek. Ten slotte heeft de verdediging verzocht bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met het feit dat de verdachte mogelijk in aanmerking komt voor strafonderbreking op grond van artikel 40a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. In dit kader heeft de verdediging verzocht om aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen die de duur van drie jaren niet overstijgt.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door de verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke uitvoer van in totaal ruim 13 kilo harddrugs. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat zij zich enkel vanuit financiële motieven heeft laten verleiden tot het smokkelen van deze aanzienlijke hoeveelheid verdovende middelen. De verdachte wist dat de uitvoer van harddrugs strafbaar is, maar dit heeft haar er niet van weerhouden. MDMA is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De uitgevoerde hoeveelheid harddrugs was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in dit soort harddrugs gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stoffen.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde acht de rechtbank, evenals de officier van justitie, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. De rechtbank overweegt dat deze oriëntatiepunten in het geval van opzettelijke uitvoer van 10 tot 20 kilogram harddrugs een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 48 tot 60 maanden als uitgangspunt nemen.
In strafmatigende zin houdt de rechtbank rekening met de relatief jonge leeftijd van de verdachte (ten tijde van het feit 22 jaar oud). Bovendien bevat het dossier aanknopingspunten op grond waarvan gesteld kan worden dat de naïviteit van de verdachte ertoe heeft geleid dat zij er niet op bedacht was dat zij alle risico’s liep en als ‘pakezel’ voor de drugssmokkel werd gebruikt. Ook dit zal de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf in het voordeel van de verdachte betrekken.
De rechtbank ziet in het voorgaande aanleiding om in het voordeel van de verdachte af te wijken van voornoemde oriëntatiepunten en zal aldus een gevangenisstraf van kortere duur opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat de straf die de rechtbank aan de verdachte zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Alles overziend zal de rechtbank aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. In hetgeen door de verdediging overigens is aangevoerd, in het bijzonder met betrekking tot de mogelijkheid tot strafonderbreking, heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om de op te leggen gevangenisstraf nog meer te matigen.
De rechtbank zal bevelen dat de tijd, door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van de aan haar opgelegde gevangenisstraf.

De motivering met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen.

De rechtbank stelt vast dat er nog beslag rust op de volgende voorwerpen:
een mobiele telefoon, merk Samsung, type Galaxy;
een simkaart, merk TIM;
een raamwerk van een simkaart;
een ticket WTC, vertrek naar Faro;
een ticket WTC, vertrek naar Natal;
een tube douchegel;
een rolkoffer, kleur zilver;
een rolkoffer, kleur zwart.
De officier van justitie heeft verbeurdverklaring gevorderd van de voorwerpen genoemd onder nummers 1, 2, 7 en 8 en teruggave aan de verdachte van de overige voorwerpen.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat de voorwerpen onder nummers 1, 2, 7 en 8 vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat dit voorwerpen betreffen waarmee het feit is begaan en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van het feit aan de verdachte toebehoorden.
De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de overige in beslag genomen voorwerpen, omdat naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave daarvan.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 27, 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

De uitspraak.

De rechtbank:
verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor primair bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij;
verklaart dat het primair bewezen verklaarde oplevert:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende
straf:

gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden;

beveelt dat de tijd, door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van de aan de verdachte opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf;
legt op de volgende
bijkomende straf:

verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen, te weten:- een mobiele telefoon, merk Samsung, type Galaxy;- een simkaart, merk TIM;- een rolkoffer, kleur zilver;- een rolkoffer, kleur zwart;gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen goederen, te weten:- een raamwerk van een simkaart;- een ticket WTC, vertrek naar Faro;- een ticket WTC, vertrek naar Natal;- een tube douchegel.

Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.A. te Water Mulder, voorzitter,
mr. T. Dompeling en mr. S.J.W. Hermans, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Weemers, griffier,
en is uitgesproken op 14 april 2017.
Bijlage A – de bewijsmiddelen (verkort en zakelijk weergegeven).
(…)