Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
De bewijsoverweging.
Door middel van verkeersborden en door middel van op het wegdek aangebrachte pijlen was aangeduid dat sprake was van een verplichte rijrichting.
Ter plaatse van de kruising met de Neervoortsedreef gold een wettelijk toegestane maximumsnelheid van 70 km/h.
Verdachte heeft verder zijn snelheid verminderd tot ongeveer 15 km/h toen hij de keermanoeuvre inzette en dit is, gegeven de ter plaatse geldende maximumsnelheid en het feit dat het verkeerslicht groen licht uitstraalde, een zodanig lage snelheid dat de overige verkeersdeelnemers daarop niet bedacht hoefden te zijn, mede gelet op de plaats waar het voertuig zich bevond en de ter plaatse geldende (verplichte) rijrichting. Weliswaar zijn in de VerkeersOngevallenAnalyse scenario’s onderzocht omtrent een mogelijke afloop in het geval het slachtoffer niet te hard had gereden en nog had geremd en is in deze zaak mogelijk sprake van medeschuld aan de zijde van het slachtoffer aan het ontstaan van het ongeval en de ernst van de gevolgen, maar deze eigen rol doet aan de verwijtbaarheid van het handelen van verdachte niet af.
De bewezenverklaring.
De strafbaarheid van het feit.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf en/of maatregel.
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
taakstrafvoor de duur van
120 urensubsidiair 60 dagen hechtenis.
ontzeggingvan de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder begrepen) voor de duur van
12 maandenvoorwaardelijkmet een proeftijd van
1 jaar.